Inhalt

Cover

Titelpagina

Facetten van het Boeddhisme

5.2.3. (5)

 

 

 

 

 

Samyutta Nikaya

sectie 5: Maha vagga

 

Een selectie

 

 

 

 

 

 

samengesteld door Nico Moonen

 

 

Copyright

 

Copyright © 2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilaties of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

 

Inleiding

Sectie 5, Maha-vagga, is de grote sectie met 12 samyuttas. Deze serie begint met suttas over het achtvoudige pad en eindigt met de vier edele waarheden. Daartussen liggen de hoofdthema's van de meditatie praktijk. (S.45-56)

 

Indeling in samyuttas

De Maha vagga is ingedeeld in 12 Samyuttas:

45. Magga-Samyutta

46. Bojjhanga-Samyutta

47. Satipatthāna-Samyutta

48. Indriya-Samyutta

49. Sammappadhāna-Samyutta

50. Bala-Samyutta

51. Idhipāda-Samyutta

52. Anuruddha-Samyutta

53. Jhāna-Samyutta

54. Ānāpāna-Samyutta

55. Sotāpatti-Samyutta

56. Sacca-Samyutta

 

S.45. (S.XLV) Magga-Samyutta

Het achtvoudige pad. 180 suttas. (S.45.1-180)

 

45.1. Onwetendheid - weten

45.2. De helft - het hele

45.3. Sāriputta

45.4. Eigenschappen naar de overwinning

45.5. Het achtvoudige pad I

45.6. Het achtvoudige pad II

45.7. Nibbana

45.8. Het edele achtvoudige pad

45.11. Het beleven

45.12. Beleven II

45.13. Leerling

45.35-40. Edele achtvoudige pad en doel

45.159. Te overwinnen

45.160. Terugkeer niet mogelijk

 

S.45.1. Onwetendheid - weten

Onwetendheid gaat vooraf aan het optreden van onheilzame dingen. Direct erna volgen schaamteloosheid en gebrek aan schroom. Wie onwetendheid volgt, bij hem ontstaat verkeerd inzicht. Wie verkeerd inzicht heeft, bij hem ontstaan verkeerde gezindheid, verkeerd taalgebruik, verkeerd handelen, verkeerd levensonderhoud, verkeerde inspanning, verkeerde oplettendheid en verkeerde concentratie.

Weten gaat vooraf aan het optreden van heilzame dingen. Direct erna volgen schaamte en schroom. Wie het weten navolgt, bij hem ontstaat juist inzicht. Wie juist inzicht heeft, bij hem ontstaan juiste gezindheid, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie.

 

S.45.2. De helft – het hele

De eerwaarde Ananda zei eens aan de Verhevene dat de helft van het heilige leven bestaat in vriendschap met goeden, omgang hebben met goeden, vertrouwd zijn met goeden.

De Boeddha gaf daarop het antwoord: “Het hele heilige leven bestaat in vriendschap met goeden, omgang hebben met goeden, vertrouwd zijn met goeden.

Van iemand die vriendschap heeft met goeden, omgang heeft met goeden, vertrouwd is met goeden, is te verwachten dat hij het edele achtvoudige pad kan ontplooien en ontwikkelen.

Hij ontplooit juist inzicht, dat op eenzaamheid is gebaseerd, op ontzegging, op opheffing, en die overgaat in loslaten.

Hij ontplooit juiste gezindheid, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie, die op eenzaamheid zijn gebaseerd, op ontzegging, op opheffing, en die overgaan in loslaten.

Want degenen die tot mij gekomen zijn als de goede vriend, zij die aan geboorte onderworpen waren, worden dan vrij van geboorte; zij die aan ouderdom en dood, gejammer, smart, leed en wanhoop onderworpen zijn, worden vrij van ouderdom en dood, gejammer, smart, leed en wanhoop.

Dat is het gevolg van vriendschap met de goeden.


S.45.3. Sāriputta

De eerwaarde Sariputta zei tot de Verhevene: “Het hele heilige leven is vriendschap met goeden, omgang met goeden, vertrouwd zijn met goeden.”

“Voortreffelijk”, zei de Boeddha. “Van iemand die vriendschap heeft met de goeden, is te verwachten dat hij het edele achtvoudige pad kan ontplooien en ontwikkelen."


S.45.4. Eigenschappen naar de overwinning

Door het volgen van het edele achtvoudige pad worden begeerte, afkeer en onwetendheid volledig verwijderd.

Vertrouwen en wijsheid, schaamte, de geest, oplettendheid, deugdzaamheid, inzicht, energie, gelijkmoedigheid, wensloosheid, niet haten en geweldloos zijn, eenzaamheid, verdraagzaamheid: met deze eigenschappen gaat men naar de overwinning.


S.45.5. Het achtvoudige pad I

Het heilige leven wordt geleid om het lijden te doorzien. En er is een pad om het lijden te doorzien, namelijk het edele achtvoudige pad.


S.45.6. Het achtvoudige pad II

Het heilige leven is het edele achtvoudige pad. Het einddoel ervan is het opdrogen van begeerte, afkeer, onwetendheid.


S.45.7. Nibbana

Het opdrogen van begeerte, afkeer en onwetendheid, waarvoor is dit een aanduiding? – Het is het Nibbana. Het betekent opdroging van de neigingen, van de driften.

Wat is het Doodloze en wat is het pad ernaar toe? - Het opdrogen van begeerte, afkeer en onwetendheid, dat noemt men het Doodloze. Het edele achtvoudige pad is het pad dat ernaartoe leidt.


S.45.8. Het edele achtvoudige pad

Wat is het edele achtvoudige pad? – Het is juist inzicht, juist denken, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie.

Wat is juist inzicht? – Het kennen van dukkha, het kennen van de ontwikkeling van dukkha, het kennen van de opheffing van dukkha, het kennen van het pad dat leidt naar de opheffing van dukkha.


S.45.10. Het pad naar Nibbana

Welke dingen, ontplooid en ontwikkeld, leiden naar Nibbana? - Er zijn acht dingen die, ontplooid en ontwikkeld, naar Nibbana leiden: het edele achtvoudige pad.


S.45.11. Het beleven

Wat door de wil te beleven is. – Als de wil niet tot rust is gekomen, dan is overwegen niet tot rust gekomen en dan is waarneming niet tot rust gekomen. Daarvan afhankelijk is het beleven.

Is de wil tot rust gekomen, maar overwegen en waarneming niet tot rust gekomen, dan is daarvan afhankelijk het beleven.

Is de wil tot rust gekomen en zijn de overwegingen tot rust gekomen, maar de waarneming niet, dan is daarvan afhankelijk het beleven.

Maar is de wil tot rust gekomen, is overwegen tot rust gekomen, zijn de waarnemingen tot rust gekomen, dan is daarvan afhankelijk het beleven.

Men kan zich inspannen om het nog niet bereikte te bereiken. Is die toestand evenwel bereikt, dan is ook daarvan afhankelijk het beleven.


S.45.12. Beleven II

Beleven is afhankelijk van verkeerd inzicht, verkeerd denken, verkeerd taalgebruik, verkeerd handelen, verkeerd levensonderhoud, verkeerde inspanning, verkeerde oplettendheid en verkeerde concentratie.

Als verkeerd inzicht, verkeerd denken, verkeerd taalgebruik, verkeerd handelen, verkeerd levensonderhoud, verkeerde inspanning, verkeerde oplettendheid en verkeerde concentratie tot rust is gekomen, dan is daarvan ook het beleven afhankelijk.

Beleven is afhankelijk van juist inzicht, juist denken, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie. Als juist inzicht, juist denken, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie tot rust is gekomen, dan is daarvan ook het beleven afhankelijk.

Beleven is afhankelijk van de wil. Is echter de wil tot rust gekomen, dan is ook beleven daarvan afhankelijk.

Beleven is afhankelijk van overwegen. Is echter overwegen tot rust gekomen, dan is ook beleven daarvan afhankelijk.

Beleven is afhankelijk van waarneming. Is echter waarneming tot rust gekomen, dan is ook beleven daarvan afhankelijk.

Daar is de wil tot rust gekomen, maar de overwegingen en de waarnemingen zijn niet tot rust gekomen. Daarvan afhankelijk is beleven.

Is de wil tot rust gekomen, zijn de overwegingen en waarnemingen tot rust gekomen, dan is daarvan ook beleven afhankelijk.

Men kan zich inspannen om het nog niet bereikte te bereiken. Maar is die toestand bereikt, dan is daarvan ook beleven afhankelijk.


S.45.13. Leerling

In hoeverre is men een leerling? – Als men voorzien is van juist inzicht, juist denken, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie van de leerling, in zoverre is men een leerling.


S.45.35-40. Edele achtvoudige pad en doel

Het edele achtvoudige pad noemt men asceten-leven, de weg van de brahmanen. De vrucht ervan is stroomintrede, eenmaal wederkeer, niet meer wederkeer en volmaakte heiligheid. Het doel ervan is de opdroging van begeerte, van afkeer en van onwetendheid.


S.45.159. Te overwinnen

Als iemand het edele achtvoudige pad ontplooit en ontwikkelt, dan worden de dingen die door overzicht te doorzien zijn, door overzicht doorzien. De dingen die door overzicht te overwinnen zijn, worden dan door overzicht overwonnen. De dingen die door overzicht te verwerkelijken zijn, worden dan door overzicht verwerkelijkt. De dingen die door overzicht ontplooid zijn, worden dan door overzicht ontplooid.

Welke dingen zijn door overzicht te doorzien? – De vijf factoren van inbezitname, namelijk inbezitname van vorm, inbezitname van gevoel, inbezitname van waarneming, inbezitname van de formaties, inbezitname van het bewustzijn.

Welke dingen zijn door overzicht te overwinnen? – Onwetendheid en verlangen naar bestaan.

Welke dingen zijn door overzicht te verwerkelijken? – Weten en bevrijding.

Welke dingen zijn door overzicht te ontplooien? – Kalmte en inzicht.

En hoe doet men dat? – Door het edele achtvoudige pad te ontplooien, op eenzaamheid gebaseerd, op onthechten gebaseerd, op opheffing gebaseerd, die in loslaten overgaan.


S.45.160. Terugkeer niet mogelijk

Iemand die het edele achtvoudige pad ontplooit en ontwikkelt, keert niet meer tot het gewone leven terug. En waarom? – Iemand met een gemoed dat lange tijd geneigd is naar eenzaamheid, zal niet naar het gewone leven terugkeren. Hij ontplooit het edele achtvoudige pad, op eenzaamheid gebaseerd, op onthechten gebaseerd, op opheffing gebaseerd, die in loslaten overgaan.


S.46. (S.XLVI) Bojjhanga-Samyutta

De zeven factoren van Verlichting (oplettendheid, onderzoek van de leer, inspanning met volharding, vervoering, kalmte, concentratie, gelijkmoedigheid). 187 suttas. (S.46.1-187)


46.14. Mahā Kassapa Thera bojjhanga

46.15. Mahā Moggallāna Thera bojjhanga

46.16. Mahā Cunda Thera bojjhanga


S.46.14. Mahā Kassapa Thera bojjhanga

Eens vertoefde de Verhevene te Rājagaha in het Veluvana-park, op de voederplaats van de eekhoorntjes. Op die tijd verbleef de eerwaarde Mahā Kassapa in de Pipphali-grot. Hij werd er door een ziekte gekweld; hij leed zeer daaronder en was zwaar ziek.

Toen stond de Gezegende op van zijn eenzame plek en bracht in de avonduren een bezoek aan de eerwaarde Mahā Kassapa, ging naast hem zitten op een voor hem gereed gemaakte stoel en sprak:

“Wel, Kassapa, hoe is het met je? Kun je het uithouden? Kun je je lijden verdragen? Zijn er tekenen dat je pijn afneemt? Of neemt ze toe?”

“Neen, Eerwaarde Heer, ik kan het niet uithouden, ik kan het niet verdragen, de pijn is erg groot. Er is geen teken dat de pijn afneemt, maar wel dat ze toeneemt.”

“Welnu, Kassapa, de volgende zeven factoren van Verlichting zijn goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna. Het zijn:

1. Oplettendheid. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

2. Onderzoek van de leer. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

3. Inspanning met volharding. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

4. Vervoering. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

5. Kalmte. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

6. Concentratie. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

7. Gelijkmoedigheid. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

Deze zeven factoren van Verlichting zijn goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.”

En de eerwaarde Kassapa verklaarde hierop: “Waarlijk, zij zijn de factoren van Verlichting. Waarlijk, zij zijn de factoren van Verlichting.”

Aldus sprak de Gezegende. En de eerwaarde Mahā Kassapa verheugde zich in zijn hart over de woorden van de Boeddha. Hierna herstelde de eerwaarde Maha Kassapa van zijn kwaal en die kwaal verdween.

 

S.46.15. Mahā Moggallāna Thera bojjhanga

Eens vertoefde de Verhevene te Rājagaha in het Veluvana-park, op de voederplaats van de eekhoorntjes. Op die tijd verbleef de eerwaarde Mahā Moggallāna op de Gierepiek (Gijjhakūta). Hij werd er door een ziekte gekweld; hij leed zeer daaronder en was zwaar ziek.

Toen stond de Gezegende op van zijn eenzame plek en bracht in de avonduren een bezoek aan de eerwaarde Mahā Moggallāna, ging naast hem zitten op een voor hem gereed gemaakte stoel en sprak:

“Wel, Moggallāna, hoe is het met je? Kun je het uithouden? Kun je je lijden verdragen? Zijn er tekenen dat je pijn afneemt? Of neemt ze toe?”

“Neen, Eerwaarde Heer, ik kan het niet uithouden, ik kan het niet verdragen, de pijn is erg groot. Er is geen teken dat de pijn afneemt, maar wel dat ze toeneemt.”

“Welnu, Moggallāna, de volgende zeven factoren van Verlichting zijn goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna. Het zijn:

1. Oplettendheid. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

2. Onderzoek van de leer. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

3. Inspanning met volharding. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

4. Vervoering. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

5. Kalmte. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

6. Concentratie. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

7. Gelijkmoedigheid. Deze factor van Verlichting is goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

Deze zeven factoren van Verlichting zijn goed door mij uitgelegd, beoefend en volledig door mij tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.”

En de eerwaarde Moggallāna verklaarde hierop: “Waarlijk, zij zijn de factoren van Verlichting. Waarlijk, zij zijn de factoren van Verlichting.”

Aldus sprak de Gezegende. En de eerwaarde Mahā Moggallāna verheugde zich in zijn hart over de woorden van de Boeddha. Hierna herstelde de eerwaarde Mahā Moggallāna van zijn kwaal en die kwaal verdween.


S.46.16. Mahā Cunda Thera bojjhanga

Eens vertoefde de Verhevene te Rājagaha in het Veluvana-park, op de voederplaats van de eekhoorntjes. Op die tijd werd hij door een ziekte gekweld; hij leed zeer daaronder en was zwaar ziek.

Toen stond de eerwaarde Mahā Cunda op van zijn eenzame plek en bracht in de avonduren een bezoek aan de Verhevene. Hij groette hem eerbiedig en ging naast hem zitten.

De Gezegende zei toen tot de eerwaarde Mahā Cunda: “Cunda, laat de factoren van Verlichting in je geest komen.”

“Eerwaarde Heer, de volgende zeven factoren van Verlichting zijn door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna. Het zijn:

1. Oplettendheid. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

2. Onderzoek van de leer. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

3. Inspanning met volharding. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

4. Vervoering. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

5. Kalmte. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

6. Concentratie. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

7. Gelijkmoedigheid. Eerwaarde Heer, deze factor van Verlichting is door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Hij leidt naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.

Eerwaarde Heer, deze zeven factoren van Verlichting zijn door de Gezegende goed uitgelegd, beoefend en volledig tot ontwikkeling gebracht. Zij leiden naar een volmaakt begrip, naar een volledige verwerkelijking van de vier edele waarheden en naar Nibbāna.”

En de Gezegende verklaarde hierop: “Waarlijk, Cunda, zij zijn de factoren van Verlichting. Waarlijk, Cunda, zij zijn de factoren van Verlichting.”

Aldus sprak de eerwaarde Cunda. En de Meester stemde ermee in. Hierna herstelde de Gezegende van zijn kwaal en die kwaal verdween.


S.47. (S.XLVII) Satipatthāna-Samyutta

De vier grondslagen van oplettendheid. 50 suttas. (S.47.1-50)


47.1. De rechtstreekse weg

47.2. Oplettend I

47.3. Het begin van heilzame dingen

47.4. oefenen in de vier grondslagen van oplettendheid

47.5. Onheilzaam en heilzaam

47.6. Verdwaal niet

47.7. Raak niet op een verkeerde weg

47.8. ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid

47.10. ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid

47.11. Een groot mens

47.13. Bij het overlijden van de eerwaarde Sariputta

47.14. Na het heengaan van de eerwaarden Sariputta en Maha Moggallana

47.15. Korte uitleg van de leer

47.17. De vier grondslagen van oplettendheid

47.18. Brahma Sahampati

47.19. De acrobaat

47.21. heilzame deugden

47.22-23. Bestaan en verval

47.26-27. Ten dele en volledig

47.28. Vrucht van het ontplooien van oplettendheid

47.29. Het gezinshoofd Sirivaddha

47.32-34. Vrucht van de vier grondslagen van oplettendheid

47.35. Oplettend

47.37. grondslagen van oplettendheid en afnemen van de wil

47.38. Doorzien

47.40. Uitleg van de vier grondslagen van oplettendheid

47.41. Niet het doodloze

47.42. Ontstaan en vergaan

47.48. Vriendschap

47.49. Gevoel

47.50. Neigingen


S.47.1. De rechtstreekse weg

De weg die rechtstreeks naar Nibbana leidt, is de beoefening van de vier grondslagen van oplettendheid.

De rechtstreekse weg naar zuivering van wezens, naar overweldiging van leed en gejammer, naar vernietiging van lijden en geweeklaag, zijn de vier pijlers van oplettendheid. Zij leiden naar verkrijging van het juiste, naar verwerkelijking van Nibbana. Men waakt bij het lichaam over het lichaam, onvermoeid, helder bewust, oplettend, na overwinning van wereldlijke begeerte en droefgeestigheid. Evenzo waakt men bij de gevoelens over de gevoelens. Men waakt ook over het bewustzijn bij het bewustzijn; en men waakt evenzo bij de geestformaties over de geestformaties.

 

S.47.2. Oplettend I

Oplettend moet de discipel vertoeven, helder bewust. Men waakt over het lichaam bij het lichaam. Men waakt bij de gevoelens over de gevoelens. Men waakt bij het bewustzijn over het bewustzijn. Men waakt bij de geestformaties over de geestformaties.

En men doet dat onvermoeibaar, helder bewust, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Men is helder bewust bij het komen en gaan, bij het kijken, bij het buigen en opstaan, bij het dragen van het gewaad en van de nap. Men is helder bewust bij het eten en drinken, kauwen en proeven. Men is helder bewust bij de ontlasting en het urineren. Men is helder bewust bij het gaan en staan en zitten, bij het inslapen en wakker worden, bij het spreken en zwijgen.


S.47.3. Het begin van heilzame dingen

Te Savatthi. Het begin van de heilzame dingen is gezuiverde deugdzaamheid en rechtlijnige visie. Wanneer de deugdzaamheid goed gezuiverd is en de visie rechtlijnig is, dan kan men de vier grondslagen van oplettendheid ontplooien.

Dat doet men naar binnen en naar buiten, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Wanneer men de vier grondslagen van oplettendheid aldus drievoudig ontplooit, dan is een toename van heilzame dingen te verwachten, geen terugval.

De leer in het kort: Zuiver je in de heilzame dingen, namelijk goed gezuiverde deugdzaamheid en rechtlijnige mening. Als dat zo is, dan kun je de vier pijlers van oplettendheid ontplooien, inwendig en uitwendig. Een toename van heilzame dingen is dan te verwachten, geen teruggang.


S.47.4. oefenen in de vier grondslagen van oplettendheid

In het land Kosala in het brahmanendorp Sala.

Nieuwe monniken moeten aangespoord worden om de vier grondslagen van oplettendheid te ontplooien.

Ook de monniken die oefenenden zijn, die het doel nog niet bereikt hebben, ook zij oefenen zich in de vier grondslagen van oplettendheid.

Zelfs de volmaakte heiligen beoefenen de vier grondslagen van oplettendheid.

Niet alleen volgelingen die pas beginnen, maar ook de volmaakte heiligen beoefenen de vier pijlers van oplettendheid.


S.47.5. vijf hindernissen. Onheilzaam en heilzaam

Te Savatthi.

De vijf hindernissen (nivarana) zijn een hoop onheilzaams. Het zijn:

de hindernis door wensen, willen;

de hindernis door haat;

de hindernis door luiheid;

de hindernis door opwinding en onrust;

de hindernis door twijfel.


Maar een hoop heilzaams zijn de vier grondslagen van oplettendheid.


S.47.6. Verdwaal niet

Te Savatthi.

Bewandel geen verkeerde wegen. Verdwaal niet.

Wat zijn verkeerde wegen? – Het zijn de vijf genietingen van de zintuigen, namelijk de vormen, geluiden, geuren, smaken en aanrakingen die in het bewustzijn treden door oog, oor, neus, tong, lichaam. Ze zijn dierbaar, geliefd, aangenaam. Dat is vreemd gebied.

De juiste weg zijn de vier grondslagen van oplettendheid.


S.47.7. Raak niet op een verkeerde weg

Te Savatthi.

Men moet niet verdwalen, men moet niet op een verkeerde weg geraken. De juiste weg is de beoefening van de vier grondslagen van oplettendheid.


S.47.8. ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid

Wie geen juiste voorstelling heeft van het lichaam, van het gevoel, van het bewustzijn en van de geestformaties, die kan zich niet concentreren, de vertroebelingen verdwijnen niet. Hij kan de vier grondslagen van oplettendheid niet ontplooien. Hij heeft geen notie van zijn eigen bewustzijn.

Maar een wijze monnik waakt bij het lichaam over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Bij hem concentreert zich het bewustzijn, de vertroebelingen verdwijnen. Want hij heeft een juiste voorstelling van het lichaam, van de gevoelens, van het bewustzijn en van de geestformaties.

Deze wijze monnik bereikt reeds in dit leven een gelukkig vertoeven, verkrijgt oplettendheid en helder bewustzijn. Want hij heeft een juiste voorstelling van zijn eigen bewustzijn.


S.47.10. ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid

Te Savatthi. De eerwaarde Ananda ging 's morgens vroeg naar een nonnenklooster. De nonnen zeiden hem dat enkele nonnen er goed gevestigd waren in de vier grondslagen van oplettendheid en een geweldig resultaat ervan ondervonden.

“Zo is het, zusters.”

Na deze bevestiging onderwees de eerwaarde Ananda de nonnen met een leerrede, stond op en vertrok.

Na zijn rondgang te Savatthi voor aalmoezen en na zijn maaltijd beëindigd te hebben, ging hij naar de Verhevene en vertelde hem over zijn gesprek met de nonnen.

De Verhevene bevestigde dat wie goed gevestigd is in de vier grondslagen van oplettendheid, deze een geweldig resultaat ervan zal ondervinden.

Als bij het waken bij het lichaam over het lichaam dorst en slapheid van het gemoed verschijnt, of wanneer het bewustzijn zich naar buiten keert, dan moet men het bewustzijn op een bevredigende voorstelling richten. Dan ontstaat vreugde. Daarna ontstaat verrukking. Verrukt in de geest wordt het lichaam gekalmeerd. Met gekalmeerd lichaam voelt hij zich goed. Dan concentreert zich het bewustzijn. Hij overweegt dan: “Tot welk doel ik het bewustzijn daarheen gericht heb, dat doel is nu vervuld. Nu wil ik het terugtrekken.”

Hij trekt het terug en overweegt niet meer en peinst niet meer. Hij weet dat hij vrij is van overwegen en peinzen, dat hij zich goed voelt, naar binnen achtzaam.

Iemand waakt bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse verlangens en droefenis.

Terwijl hij daarover zo waakt, verschijnt dorst of slapheid van het gemoed. Of het bewustzijn wendt zich naar buiten.

Hij moet dan het bewustzijn op een bevredigende voorstelling richten. Dan ontstaat vreugde. Daarna ontstaat verrukking. Verrukt in de geest wordt het lichaam gekalmeerd. Met gekalmeerd lichaam voelt hij zich goed. Dan concentreert zich het bewustzijn. Hij overweegt dan: “Tot welk doel ik het bewustzijn daarheen gericht heb, dat doel is nu vervuld. Nu wil ik het terugtrekken.”

Hij trekt het terug en overweegt niet meer en peinst niet meer. Hij weet dat hij vrij is van overwegen en peinzen, dat hij zich goed voelt naar binnen achtzaam.

Zo voltrekt zich gerichte ontplooiing.


En hoe voltrekt zich niet-gerichte ontplooiing? – Als het bewustzijn niet naar buiten gericht is, weet men dat. Men weet dat men niet verstrooid is op vroegere of latere zaken. Men weet dat men bij het lichaam waakt over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse verlangens en droefenis. “Het gaat mij goed,” zo voltrekt zich niet-gerichte ontplooiing.


S.47.11. Een groot mens

Te Savatthi. De eerwaarde Sariputta vroeg aan de Verhevene in hoeverre men een groot mens is. De Verhevene zei: “Als het bewustzijn bevrijd is, dan is men een groot mens. En het bewustzijn is bevrijd als men bij het lichaam waakt over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties. En men doet dat onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse verlangens en droefenis.

Terwijl men zo waakt, wordt het bewustzijn zonder prikkels, wordt het zonder hechten bevrijd van de neigingen.

Zo is het bewustzijn bevrijd. En dan is men een groot mens.


S.47.13. Bij het overlijden van de eerwaarde Sariputta

Te Savatthi. De eerwaarde Sariputta vertoefde in het land Magadha in het dorp Nala. Hij was erg ziek. Zijn verzorger was Cunda. De eerwaarde Sariputta ging toen heen in Nibbana. Cunda nam zijn gewaad en nap en ging naar Savatthi, naar de eerwaarde Ananda. Hij overhandigde hem de nap en het gewaad en zei dat de eerwaarde Sariputta overleden was. “Laten wij naar de Verhevene gaan en hem dit meedelen.” Beiden gingen toen naar de Verhevene en vertelden dat de eerwaarde Sariputta overleden was. En de eerwaarde Ananda voegde nog toe dat hij zich niet meer kon concentreren, niet meer aan de leer kon denken nadat hij vernomen had dat de eerwaarde Sariputta overleden was.

De Verhevene vroeg: “Heeft Sariputta bij zijn overlijden jouw deugdzaamheid weggenomen of heeft hij de concentratie, de wijsheid, de bevrijding, het inzicht van de bevrijding bij jou weggenomen?”

“Neen, Heer, maar hij was voor mij een leraar die mij alles duidelijk maakte, onderwees, aanspoorde en verblijdde. Onvermoeibaar was hij in het uitleggen van de leer. Wij herinneren ons daarom graag eraan hoe de eerwaarde Sariputta aan de leer sap en kracht gaf, hoe hij de leer rijker maakte.”

“Ananda, alles wat lief en dierbaar is, zal vergaan, zal veranderen, vernietigd worden. Het is niet mogelijk dat iets wat geboren, samengesteld is, niet aan verval onderhevig is.

Wees daarom een toevlucht voor jezelf. Heb de leer als toevlucht, en wel: Waak bij het lichaam over het lichaam, waak bij de gevoelens over de gevoelens, waak bij het bewustzijn over het bewustzijn, waak bij de geestformaties over de geestformaties, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse verlangens en droefenis.”


S.47.14. Na het heengaan van de eerwaarden Sariputta en Maha Moggallana

In het land van de Vajji, aan de oever van de Ganges nabij Ukka-Celaya. Het was kort nadat de eerwaarden Sariputta en Maha Moggallana waren heengegaan. De Boeddha sprak er temidden van een grote menigte monniken.

“Leeg schijnt deze bijeenkomst na het heengaan van Sariputta en Moggallana. Waar zij ook vertoefden, daar bleef niets te wensen over. De Boeddhas in vroegere tijden hadden een dergelijk paar van discipelen zoals ik had met Sariputta en Moggallana. En ook toekomstige Boeddhas zullen een dergelijk paar discipelen hebben.

Het is wonderbaarlijk hoe zij het onderricht en de aanmaningen van de Meester vervulden, hoe zij bij de viervoudige bijeenkomst geliefd waren, graag gezien, gewaardeerd.

Het is wonderbaarlijk dat er na het heengaan van een dergelijk paar van discipelen bij de Volmaakte geen leed en verdriet is. Want wat geboren is, aan het verval onderhevig, zal ook sterven, vervallen. Een andere mogelijkheid bestaat er niet.

Wees daarom uzelf tot toevlucht; neem de leer als toevlucht. En wel aldus: waak over de vier grondslagen van oplettendheid.


S.47.15. Bahiya. Korte uitleg van de leer

Te Savatthi. De eerwaarde Bahiya ging naar de Verhevene en vroeg hem de leer in het kort uit te leggen, opdat hij alleen, afgezonderd, onvermoeibaar, serieus kon vertoeven.

De Boeddha: “Bahiya, Je moet je vanaf het begin zuiveren in de heilzame dingen. Het begin is zuivere deugdzaamheid en rechtlijnige visie. Daarna kun je de vier grondslagen van oplettendheid ontplooien.

Wanneer je die grondslagen ontplooit, dan is bij jou een toename van heilzame dingen te verwachten, geen terugval.”

De eerwaarde Bahiya was verheugd over deze woorden. Hij groette de Verhevene en ging weg.

Hij vertoefde eenzaam, afgezonderd, serieus, onvermoeibaar. En na niet lange tijd had hij het hoogste doel van het heilige leven nog in dit leven verwerkelijkt. Hij was een volmaakte heilige geworden.


S.47.17. De vier grondslagen van oplettendheid

Te Savatthi. De vier grondslagen van oplettendheid, ontplooid en ontwikkeld, leiden naar volledige opdroging van lijden.


S.47.18. Brahma Sahampati

Te Uruvela, aan de oever van de rivier Nerañjara, onder de geitenhoedersvijgenboom, kort na de Verlichting.

Bij de Verhevene kwam de volgende overweging op. Dit is de rechtlijnige weg voor zuivering van de wezens, om leed en gejammer te overwinnen, om pijn en droefenis te beëindigen; dit is de rechtlijnige weg om Nibbana te verwerkelijken, namelijk de vier grondslagen van oplettendheid.

Brahma Sahampati merkte in zijn gemoed deze overwegingen van de Verhevene en direct verdween hij uit de Brahma hemel en verscheen voor de Verhevene. Eerbiedig bevestigde hij de overwegingen van de Boeddha.


S.47.19. De acrobaat

In het land van de Sumbhers, in het stadje Sedakam.

De Verhevene sprak er tot de monniken. “Eens was er een bamboe-acrobaat. Die vroeg aan zijn vrouwelijke hulp dat zij bij de acrobatische kunststukken op hem zou passen, dan zou hij op haar passen. Maar de vrouwelijke hulp zei dat dit niets kon worden. Veel beter was dat hij op zich oppaste en dat zij op zichzelf oppaste. Zo konden zij dan zonder ongelukken hun kunsten tonen en geld verdienen.

Evenzo moet de volgeling van de Boeddha doen, en wel: op zichzelf letten en ook op de ander in het beoefenen van de grondslagen van oplettendheid, door ontplooiing ervan. En men waakt over de ander en over zichzelf door geduld, geweldloosheid, liefdevolle vriendelijkheid, medeleven.


S.47.21. heilzame deugden

Te Pataliputta. De eerwaarde Bhadda ging naar de eerwaarde Ananda en vroeg hem: “Waarover heeft de Verhevene als heilzame deugden gesproken en tot welk doel?"

"De heilzame deugden zijn die deugden waarmee men de vier grondslagen van oplettendheid kan ontplooien."


S.47.22-23. Bestaan en verval

En verder vroeg de eerwaarde Bhadda: Wat is de reden dat de leer na het definitieve heengaan van de Verhevene niet lang blijft bestaan? En wat is de reden dat zij dan lang blijft bestaan?

Wanneer de vier grondslagen van oplettendheid niet ontplooid en ontwikkeld worden, dan heeft de goede leer na het heengaan van de Verhevene geen lang voortbestaan. En wanneer de vier grondslagen van oplettendheid ontplooid en ontwikkeld worden, dan heeft de goede leer na het heengaan van de Verhevene een lang voortbestaan.


S.47.26-27. Ten dele en volledig

Te Saketa. De eerwaarde Sariputta en de eerwaarde Maha Moggallana gingen 's avonds naar de eerwaarde Anuruddha, en stelden hem de volgende vragen.

“In hoeverre is men een oefenende?”

Anuruddha: “Wie de vier grondslagen van oplettendheid ten dele heeft ontplooid, die is een oefenende.”

Vraag: “Wie is klaar met oefenen?

Antwoord: "Wie de vier grondslagen van oplettendheid volledig heeft ontplooid, die is klaar met oefenen.


S.47.28. Vrucht van het ontplooien van oplettendheid

Bij dezelfde gelegenheid vroeg de eerwaarde Sariputta aan de eerwaarde Anuruddha: “Broeder Anuruddha, welke dingen hebt u ontplooid en ontwikkeld om groot overzicht te verkrijgen?"

Anuruddha antwoordde: "Door het ontplooien en ontwikkelen van de oplettendheid heb ik groot overzicht verkregen. Door ontplooiing en ontwikkeling van de vier grondslagen van oplettendheid overzie ik een duizendvoudige wereld."


S.47.29. Het gezinshoofd Sirivaddha

Te Rajagaha. Het gezinshoofd Sirivaddha was ziek. Hij vroeg iemand naar de eerwaarde Ananda te gaan, hem te zeggen dat hij ziek was en hem te vragen of hij Sirivaddha kon opzoeken. De eerwaarde Ananda stemde zwijgend toe, nam mantel en nap en ging naar het huis van Sirivaddha. Hij ging er op een stoel zitten en vroeg hoe het met Sirivaddha ging. Deze zei dat de pijn erg hevig was. Ze namen niet af, maar namen toe.

De eerwaarde Ananda gaf de raad dat het gezinshoofd zich moest oefenen in de vier grondslagen van oplettendheid, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Het gezinshoofd zei dat hij die grondslagen van oplettendheid oefende en dat hij de lagere boeien had overwonnen.

De eerwaarde Ananda gaf ten antwoord dat het gezinshoofd de vrucht van niet-wederkeer had verkregen.


S.47.32-34. Vrucht van de vier grondslagen van oplettendheid

Te Savatthi. De vier grondslagen van oplettendheid, ontplooid en ontwikkeld, leiden naar onthechting, naar opheffing, naar tot rust komen, naar overzicht, naar ontwaking, naar Nibbana.

Wie met de vier grondslagen van oplettendheid begint, die is begonnen met het edele achtvoudige pad naar de volledige opheffing van lijden.

Die vier grondslagen van oplettendheid, ontplooid en ontwikkeld, leiden van deze oever naar de andere oever.


S.47.35. Oplettend

Te Savatthi. Oplettend moeten jullie vertoeven, helder bewust. Men is oplettend als men bij het lichaam waakt over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

En men is helder bewust als men ziet dat gevoelens ontstaan, even duren en weer vergaan; als men ziet dat gedachten ontstaan, even duren en weer vergaan; als men ziet dat waarnemingen ontstaan, even duren en weer vergaan.


S.47.37. De grondslagen van oplettendheid en het afnemen van de wil

Te Sāvatthi. Er zijn vier grondslagen van oplettendheid.

Men waakt bij het lichaam over het lichaam. Men doet dat onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis. Terwijl iemand zo over het lichaam bij het lichaam waakt, neemt bij hem de wil naar het lichaam af en verdwijnt. Door het verdwijnen van de wil is het doodloze verwerkelijkt.

Men waakt bij de gevoelens over de gevoelens. Men waakt bij het bewustzijn over het bewustzijn. Men waakt bij de geestformaties over de geestformaties. Men doet dat onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis. Terwijl iemand zo over de gevoelens bij de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties waakt, neemt bij hem de wil naar de gevoelens, naar het bewustzijn en naar de geestformaties af en verdwijnt. Door het verdwijnen van de wil is het doodloze verwerkelijkt.


S.47.38. Doorzien

Terwijl hij zo over de vier grondslagen van oplettendheid waakt, worden lichaam, gevoelens, bewustzijn en geestformaties door hem doorzien. Bij het doorzien ervan is het doodloze verwerkelijkt.


S.47.40. Uitleg van de vier grondslagen van oplettendheid

Te Sāvatthi. Uitleg van de vier grondslagen van oplettendheid, de ontplooiing en de procedure die naar ontwikkeling ervan leidt.

De vier grondslagen: men waakt bij het lichaam over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het bewustzijn over het bewustzijn, bij de geestformaties over de geestformaties. Men doet dat onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

De beoefening van de grondslagen van oplettendheid: Men vertoeft daarbij met het beschouwen van de wet van ontstaan, het beschouwen van de wet van vergaan, het beschouwen van de wet van ontstaan-vergaan.

De procedure die naar ontwikkeling ervan leidt, is het edele achtvoudige pad.


S.47.41. Niet het doodloze

Te Sāvatthi. Men moet vertoeven met een bewustzijn dat vast gebaseerd is op de vier grondslagen van oplettendheid. Maar laat het jullie niet reeds het doodloze zijn.


S.47.42. Ontstaan en vergaan

Te Sāvatthi. Het ontstaan en vergaan van de vier grondslagen van oplettendheid.

Door ontstaan van voedsel is het ontstaan van het lichaam. Door opheffing van voedsel is het vergaan van het lichaam.

Door ontstaan van aanraking is ontstaan van het gevoel. Door opheffing van de aanraking is het vergaan van het gevoel.

Door ontstaan van geest en lichaam is ontstaan van het bewustzijn. Door opheffing van geest en lichaam is het vergaan van het bewustzijn.

Door ontstaan van oplettendheid is ontstaan van de geestformaties. Door opheffing van oplettendheid is het vergaan van de geestformaties.


S.47.48. Vriendschap

Te Sāvatthi. Monniken, degenen met wie jullie medelijden hebben, en van wie jullie menen dat ze zullen luisteren, jullie vrienden en kennissen, familieleden en verwanten, die moeten door jullie aangespoord, versterkt en gevestigd worden in de ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid.


S.47.49. Gevoel

Te Sāvatthi. Er zijn drie soorten van gevoel, namelijk aangenaam gevoel, onaangenaam gevoel, neutraal gevoel. Om deze drie soorten van gevoel te doorzien moet men de vier grondslagen van oplettendheid ontplooien.


S.47.50. Neigingen

Te Sāvatthi. Er zijn drie [soorten van] neigingen, namelijk de neiging van de zintuigen, de neiging tot bestaan, en de neiging tot onwetendheid. Om die neigingen te overwinnen, moet men de vier grondslagen van oplettendheid ontplooien.


S.48. (S.XLVIII) Indriya-Samyutta

Krachten, voornamelijk de vijf vermogens (vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie, wijsheid). 185 suttas. (S.48.1-185)


48.1. Vijf krachten

48.2-5. heilig

48.6-7. Brahmanen en asceten

48.8. uitleg

48.10. Uitleg 2

48.11. Vijf krachten

48.12-14. In het kort I-III

48.15-17. Uitvoerig

48.18. de vijf krachten

48.19. meester in de vijf krachten

48.20. vijf krachten

48.21. niet en wel overeenkomstig de werkelijkheid

48.22. Drie krachten

48.23. Drie andere krachten

48.24. Vijf krachten

48.25. Zes krachten

48.26-27. Stroomintrede en heiligheid

48.28. De Ontwaakte

48.29-30. Asceten en brahmanen

48.31. Vijf krachten

48.36-38. Uiteenzetting

48.39. Vijf krachten

48.40. vijf krachten

48.41. Ouderdom

48.42. De brahmaan Unnabha; toevlucht van de zintuigen

48.43. Sāketa

48.49. Pindola

48.50. Vertrouwen

48.51. Vermogens

48.52. het edele inzicht

48.53. De oefenende

48.54. In het voetspoor

48.55. Kernhout

48.56. Ernst

48.57. Brahmā Sahampati

48.58. Hoogste toeneiging

48.59-60. Ontstaan van de vijf vermogens

48.61-64. Vijf vermogens

48.65-66. Twee vruchten; zeven voordelen

48.67-70. Vermogens


S.48.1. Vijf krachten

Te Sāvatthi. Er zijn vijf krachten, namelijk de kracht van vertrouwen, de kracht van energie, de kracht van oplettendheid, de kracht van concentratie, de kracht van wijsheid.

 

S.48.2-5. heilig

Te Savatthi. Wanneer een edele volgeling het ontstaan en vergaan, de verfrissing, de ellende en het ontkomen van de vijf krachten overeenkomstig de werkelijkheid inziet, dan noemt men hem een edele volgeling, een in de stroom getredene. Hij is ontkomen aan de neerwaartse weg. Doelbewust gaat hij naar de volledige ontwaking.

Wanneer een edele volgeling het ontstaan en vergaan, de verfrissing, de ellende en het ontkomen van de vijf krachten overeenkomstig de werkelijkheid inziet en zonder hechten verlost is, dan noemt men hem een heilige, iemand wiens neigingen opgedroogd zijn. Hij heeft het doel bereikt, gedaan wat gedaan moest worden. Hij is vrij van de last, heeft de boeien van het bestaan volledig doorgesneden. Hij is bevrijd in volmaakte wijsheid.


S.48.6-7. Brahmanen en asceten

Te Savatthi. Wie het ontstaan en vergaan, de verfrissing, de ellende en het ontkomen van de vijf krachten overeenkomstig de werkelijkheid niet inzien, die zijn geen echte brahmanen en asceten.

Maar wie het ontstaan en vergaan ervan wel inzien, die hebben het doel van het ascetendom al in dit leven verwerkelijkt.


S.48.8. uitleg

De kracht van vertrouwen is te herkennen aan de vier factoren van stroomintrede.

De kracht van energie is te herkennen aan de vier juiste inspanningen.

De kracht van oplettendheid is te herkennen aan de vier grondslagen van oplettendheid.

De kracht van concentratie is te herkennen aan de vier jhanas.

De kracht van wijsheid is te herkennen aan de vier edele waarheden.


S.48.10. Uitleg 2

De kracht van vertrouwen bestaat hierin: Men heeft vertrouwen in de Volmaakte, aldus:

“Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.”

De kracht van energie bestaat hierin: men spant zich in om onheilzame dingen te overwinnen en om heilzame dingen te verkrijgen. Men volhardt sterk en standvastig. Men geeft bij heilzame dingen de opgave niet op. Men spant zich in om niet ontstane, slechte, onheilzame dingen niet te laten ontstaan. Men spant zich in om ontstane slechte onheilzame dingen te overwinnen. Men spant zich in om niet ontstane heilzame dingen te laten ontstaan. Men spant zich in om ontstane heilzame dingen te vestigen, verder te ontwikkelen, te ontplooien en tot rijpheid te laten komen.

De kracht van oplettendheid bestaat hierin: men is oplettend, begiftigd met hoogste tegenwoordigheid van geest. Wat er ooit gedaan, gezegd werd, daaraan denkt hij, daaraan herinnert hij zich. Zo waakt hij bij het lichaam over het lichaam, bij de gevoelens over de gevoelens, bij het hart over het hart, bij de verschijnselen over de verschijnselen, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

De kracht van concentratie bestaat hierin: de edele volgeling heeft het loslaten, de onthechting, tot centraal beginpunt gemaakt, en zo verkrijgt hij concentratie en eenheid van het hart. Ver van begeerte, ver van onheilzame dingen vertoeft hij overwegend, overdenkend, uit eenzaamheid geboren, vol vervoering, in de eerste jhana – en zo verder tot en met de vierde jhana.

De kracht van wijsheid bestaat hierin: de edele volgeling is wijs, ziet opkomst en verval, de wijsheid die edel is en doorborend, die leidt naar volledige opdroging van lijden. Hij onderkent: dit is lijden, dat is de ontwikkeling van lijden, dat is de opheffing van lijden, dat is het pad dat leidt naar de opheffing van lijden.

Dat zijn de vijf krachten.


S.48.11. Vijf krachten

De kracht van vertrouwen. (zie S.48.10).

De kracht van energie.

De kracht van oplettendheid.

De kracht van concentratie.

De kracht van wijsheid.


S.48.12-14. In het kort I-III

Wie de vijf krachten volledig heeft voltooid, die is een heilige. Als zij zwakker zijn, is iemand een niet meer wederkerende. Als zij nog zwakker zijn, is iemand een eenmaal wederkerende. Als zij nog zwakker zijn, is iemand een in de stroom getredene. Als zij nog zwakker zijn is iemand een volgeling van de leer. Als zij nog zwakker zijn, is men iemand die uit vertrouwen navolgt.

Zo maakt het verschil van de krachten het verschil van de vruchten; het verschil van de krachten maakt het verschil van de personen.

Zo wordt volmaakt succes bereikt door volmaakt werkzaam zijn; gedeeltelijk succes door gedeeltelijk werkzaam zijn. De vijf krachten zijn niet onvruchtbaar.


S.48.15-17. Uitvoerig

Wie de vijf krachten volledig voltooid heeft, is een heilige. Zijn zij zwakker, komt iemand onderweg tot uitdoving. Zijn zij nog zwakker, dan komt iemand aan het einde van zijn bestaan tot uitdoving. Zijn zij nog zwakker, dan komt hij zonder formaties tot uitdoving. Zijn zij nog zwakker, dan komt hij alleen met formaties tot uitdoving. Zijn zij nog zwakker, dan spoedt hij zich stroomopwaarts naar de Zuivere Verblijven. Zijn zij nog zwakker, dan wordt hij een eenmaal wederkerende. Zijn zij nog zwakker, dan wordt hij een in de stroom getredene. Zijn zij nog zwakker, dan wordt hij iemand die de leer navolgt. En zijn zij nog zwakker dan wordt hij iemand die uit vertrouwen navolgt.

Zo maakt het verschil van de krachten het verschil van de vruchten uit; het verschil van de krachten maakt het verschil van de personen uit.

Zo wordt volmaakt succes bereikt door volmaakt werkzaam zijn; gedeeltelijk succes door gedeeltelijk werkzaam zijn. Niet onvruchtbaar zijn de vijf krachten.


S.48.18. de vijf krachten

Wie de vijf krachten volledig heeft voltooid, is een heilige. Zijn ze zwakker, is hij iemand die naar de verwerkelijking van de vrucht van heiligheid vooruitgaat. Zijn ze nog zwakker, dan is hij een niet meer wederkerende. Zijn ze nog zwakker, dan is hij iemand die naar de verwerkelijking van de vrucht van niet meer wederkeer vooruitgaat. Zijn ze nog zwakker, dan is hij een eenmaal wederkerende. Zijn ze nog zwakker, dan is hij iemand die naar de verwerkelijking van de vrucht van eenmaal wederkeer vooruitgaat. Zijn ze nog zwakker, dan is hij een in de stroom getredene. Zijn ze nog zwakker, dan is hij iemand die naar de verwerkelijking van de vrucht van stroomintrede vooruitgaat.

Maar wie de vijf krachten helemaal niet heeft, die wordt door de Boeddha een buitenstaander genoemd, iemand die aan de kant van de gewone mensen is blijven staan.


S.48.19. meester in de vijf krachten

Men is een meester in de vijf krachten als men vertrouwen ontplooit, een kracht die naar kalmering leidt en naar ontwaking. En men is een meester in de vijf krachten als men energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid ontplooit als krachten die naar kalmering en naar ontwaking leiden.


S.48.20. vijf krachten

Door het ontplooien en ontwikkelen van deze vijf krachten komt men door opdroging van de neigingen nog in dit leven tot de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, tot de bevrijding door wijsheid, nadat men ze zelf verwerkelijkt en verkregen heeft.


S.48.21. niet en wel overeenkomstig de werkelijkheid

Monniken, zolang ik van deze vijf krachten het ontstaan en vergaan, de lafenis, de ellende en het ontkomen niet overeenkomstig de werkelijkheid had ingezien, zolang had ik niet de zekerheid dat ik in deze wereld volledig ontwaakt was.

Maar toen ik van deze vijf krachten het ontstaan en vergaan, de lafenis, de ellende en het ontkomen overeenkomstig de werkelijkheid had ingezien, toen had ik de zekerheid dat ik in deze wereld volledig ontwaakt was.

En het inzicht ontstond dat mijn bevrijding van het gemoed onwrikbaar was en dat dit mijn laatste geboorte was.


S.48.22. Drie krachten

Er zijn drie krachten: de vrouwelijke kracht, de mannelijke kracht, de kracht tot levendigheid, vitaliteit.


S.48.23. Drie andere krachten

Drie krachten zijn er, namelijk de kracht om iets wat niet onderkend is, te onderkennen; de kracht om het hoogste te onderkennen; de kracht van degene die onderkend heeft.


S.48.24. Vijf krachten

Er zijn vijf krachten, namelijk de kracht van vertrouwen, van energie, van oplettendheid, van concentratie en van wijsheid.

Wie deze vijf krachten volledig heeft voltooid, is een heilige. Als ze zwakker zijn, komt hij onderweg tot uitdoving. Zijn ze nog zwakker, dan komt hij aan het einde van de levenstijd tot uitdoving. Zijn ze nog zwakker, dan komt hij zonder formaties tot uitdoving. Zijn ze nog zwakker, dan komt hij met formaties tot uitdoving. Zijn ze nog zwakker, dan spoedt hij zich naar de Zuivere Verblijven. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij een eenmaal wederkerende. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij een eenmaal ontkiemende. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij iemand die van familie tot familie gaat. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij iemand die hoogstens nog zeven keer wedergeboren wordt. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij iemand die de leer navolgt. Zijn ze nog zwakker, dan wordt hij iemand die uit vertrouwen navolgt.


S.48.25. Zes krachten

Er zijn zes krachten, en wel de kracht van het oog, van het oor, van de neus, van de tong, van het lichaam, en de kracht van de geest.


S.48.26-27. Stroomintrede en heiligheid

Er zijn zes krachten. Wanneer een edele volgeling het ontstaan en vergaan, de lafenis, de ellende en het ontkomen overeenkomstig de werkelijkheid inziet, dan noemt men hem een edele volgeling, een in de stroom getredene; hij is dan ontkomen aan het neerwaartse pad, gaat doelbewust naar de volledige ontwaking.

Wanneer een edele volgeling ontstaan en vergaan, lafenis en ellende en ontkomen van deze zes krachten overeenkomstig de werkelijkheid inziet, en zonder hechten verlost is, dan noemt men hem een heilige, iemand bij wie de neigingen zijn opgedroogd, iemand die het einde heeft bereikt, die gedaan heeft wat gedaan moet worden, vrij van de last, iemand die het doel heeft volbracht, die de boeien van het bestaan volledig liet vergaan, bevrijd in volkomen wijsheid.


S.48.29-30. Asceten en brahmanen

Er zijn zes krachten. Alle asceten en brahmanen die ontstaan en vergaan, lafenis, ellende en ontkomen van deze krachten niet overeenkomstig de werkelijkheid inzien, of die ze zelf, het ontstaan ervan, de opheffing ervan en de weg die naar de opheffing ervan leidt, niet overeenkomstig de werkelijkheid inzien, zij allen hebben het doel niet in het eigen overzicht verwerkelijkt en verkregen.

Maar alle asceten en brahmanen die dat wel inzien, zij hebben het doel in eigen overzicht verwerkelijkt en verkregen.

 

S.48.31. Vijf krachten

Er zijn vijf krachten, en wel: de kracht van welbehagen, de kracht van verdriet, de kracht van blijmoedigheid, de kracht van droefgeestigheid, de kracht van gelijkmoedigheid.


S.48.36-38. Uiteenzetting

Er zijn vijf krachten: De kracht van welbehagen, de kracht van verdriet, de kracht van blijmoedigheid, de kracht van droefgeestigheid, de kracht van gelijkmoedigheid.

De kracht van welbehagen bestaat hierin: Wat lichamelijk aangenaam is, lichamelijk behaaglijk is, wat er, ontstaan uit lichamelijke aanraking, waar te nemen is als aangenaam en behaaglijk, dat noemt men lichamelijk welzijn.

De kracht van verdriet bestaan hierin: wat lichamelijk smartelijk is, lichamelijk onaangenaam is, wat er, ontstaan uit lichamelijke aanraking, waar te nemen is aan verdriet en onbehagen, dat noemt men lichamelijke smart.

De kracht van blijmoedigheid bestaat hierin: wat er in het gemoed aangenaam is, wat er behaaglijk is, wat er, ontstaan uit geestelijk contact, te voelen is aan aangenaamheid of behagen, dat noemt men de kracht van blijmoedigheid.

De kracht van droefgeestigheid bestaat hierin: wat in het gemoed pijnlijk, onbehaaglijk is, wat er, ontstaan uit geestelijk contact, te voelen is aan pijn of onbehagen, dat noemt men de kracht van droefgeestigheid.

De kracht van gelijkmoedigheid bestaat hierin: Wat lichamelijk of in de geest niet behaaglijk noch onbehaaglijk te voelen is, dat noemt men de kracht van gelijkmoedigheid.

De krachten van welbehagen en van blijmoedigheid zijn te herkennen aan het aangename gevoel. De krachten van smart en droefgeestigheid zijn te herkennen aan het pijngevoel. De kracht van gelijkmoedigheid is te herkennen aan het niet smartelijke noch aangename gevoel.

Zo worden bij deze vijf krachten uit vijf drie en uit drie vijf, al naar gelang het standpunt.


S.48.39. Vijf krachten

Deze vijf krachten zijn er.

Door een behaaglijk waar te nemen aanraking veroorzaakt verschijnt de kracht tot welbehagen. Wanneer iemand zich behaaglijk voelt, dan weet hij dat het hem behaaglijk is. Vanaf de opheffing van de behaaglijk waar te nemen aanraking ziet men in dat de erbij behorende waarneming door de behaaglijk ondervonden aanraking veroorzaakt was. De verschenen kracht tot behagen lost op, komt tot rust.

Door een smartelijk waar te nemen aanraking veroorzaakt verschijnt de kracht tot verdriet. Wanneer iemand zich verdrietig voelt, dan weet hij dat hij verdriet heeft. Vanaf de opheffing van de smartelijk waar te nemen aanraking ziet men in dat de erbij behorende waarneming door de smartelijk ondervonden aanraking veroorzaakt was. De verschenen kracht tot verdriet lost op, komt tot rust.

Door een blijmoedig waar te nemen aanraking veroorzaakt verschijnt de kracht tot blijmoedigheid. Wanneer iemand blijmoedig is, dan weet hij dat hij blijmoedig is. Vanaf de opheffing van de blijmoedig waar te nemen aanraking ziet men in dat de erbij behorende waarneming door de blijmoedig ondervonden aanraking veroorzaakt was. De verschenen kracht tot blijmoedigheid lost op, komt tot rust.

Door een droefgeestig waar te nemen aanraking veroorzaakt verschijnt de kracht tot droefgeestigheid. Wanneer iemand droefgeestig is, dan weet hij dat hij droefgeestig is. Vanaf de opheffing van de droefgeestig waar te nemen aanraking ziet men in dat de erbij behorende waarneming door de droefgeestig ondervonden aanraking veroorzaakt was. De verschenen kracht tot droefgeestigheid lost op, komt tot rust.

Door een gelijkmoedig waar te nemen aanraking veroorzaakt verschijnt de kracht tot gelijkmoedigheid. Wanneer iemand gelijkmoedig is, dan weet hij dat hij gelijkmoedig is. Vanaf de opheffing van de gelijkmoedig waar te nemen aanraking ziet men in dat de erbij behorende waarneming door de gelijkmoedig ondervonden aanraking veroorzaakt was. De verschenen kracht tot gelijkmoedigheid lost op, komt tot rust.

Juist zoals warmte ontstaat door wrijving van twee stukken hout, en zoals de warmte opgeheven wordt en tot rust komt als de stukken hout van elkaar verwijderd worden, evenzo is het met die gevoelens.


S.48.40. vijf krachten

Er zijn deze vijf krachten. Dat die krachten zonder oorzaak kunnen verschijnen, is niet mogelijk.

De kracht van smart wordt opgeheven bij de eerste jhana. De kracht van droefgeestigheid wordt opgeheven in de tweede jhana. De kracht van welbehagen wordt opgeheven in de derde jhana. De kracht van blijmoedigheid wordt opgeheven in de vierde jhana. De kracht van gelijkmoedigheid wordt opgeheven na het volledig overwinnen van het gebied van de grens van mogelijke waarneming en het bereiken van de sfeer van de opheffing van waarneming en gevoel.


S.48.41. Ouderdom

Te Savatthi in het oostelijke klooster. De eerwaarde Ananda ging naar de Verhevene, groette hem eerbiedig, masseerde zijn ledematen en zei dat de huid van de Verhevene niet meer zo rein en glanzend was als vroeger, dat de ledematen slap en vol plooien waren, het lichaam naar voren gebogen; dat alle vaardigheden van de zintuigen veranderd waren.

De Boeddha: “In de jeugd woont al de wet van ouderdom; in de gezondheid de wet van ziekte; in het leven de wet van het sterven. Ook al leeft men honderd jaren, dan kan men toch de dood niet ontkomen.”


S.48.42. De brahmaan Unnabha; toevlucht van de zintuigen

Te Sāvatthi. Unnabha de brahmaan ging naar de Verhevene toe en sprak met hem over de zintuigen. De vijf zintuigen – zien, horen, ruiken, proeven, aanraken – hebben verschillende bereiken, en geen bereik merkt iets van het bereik van de andere zintuigen. Wat is de toevlucht ervan?

De Boeddha: Voor deze vijf zintuigen die verschillende bereiken hebben, en waarvan de een niets van het bereik van de ander merkt, is de geest de toevlucht. De geest merkt iets uit het bereik van de anderen.

De brahmaan: Heer, wat is de toevlucht voor de geest?

De Boeddha: De toevlucht voor de geest is de oplettendheid. De toevlucht voor de oplettendheid is de bevrijding. De toevlucht voor de bevrijding is Nibbana. Nibbana is het einddoel.

De brahmaan Unnabha was verheugd, nam beleefd afscheid van de Boeddha en vertrok.

De Boeddha wendde zich toen tot de monniken en zei dat de brahmaan vertrouwen had gevonden in de Boeddha. Hij zou na de dood niet meer wedergeboren worden.


S.48.43. Sāketa

Te Saketa in het park van het Anjana-bos. De Verhevene sprak er tot de monniken.

Er is een standpunt volgens welk de vijf bekwaamheden gelijk zijn aan de vijf krachten en omgekeerd. De bekwaamheid van het vertrouwen is de kracht van het vertrouwen; en omgekeerd. De bekwaamheid van de energie is de kracht van de energie; en omgekeerd. De bekwaamheid van de oplettendheid is de kracht van de oplettendheid; en omgekeerd. De bekwaamheid van de concentratie is de kracht van de concentratie; en omgekeerd. De bekwaamheid van de wijsheid is de kracht van de wijsheid; en omgekeerd.

Net zoals een rivier met een eiland in het midden als één stroom beschouwd wordt door de een en door de ander als twee stromen (gedeeld door het eiland), evenzo kunnen de bekwaamheden en krachten als gelijk beschouwd worden of als twee aparte delen.

Wanneer de vijf vaardigheden ontplooid en ontwikkeld zijn, leiden ze nog in dit leven door opdroging van de neigingen naar de bevrijding van het gemoed, naar de bevrijding door wijsheid, nadat men ze zelf verwerkelijkt en verworven heeft.


[evenzo in S.48.44-48]


S.48.49. Pindola

Te Kosambi. De eerwaarde Pindola-Bharadvaja verkondigde er dat hij de staat van Arahant bereikt had. Een grote groep monniken ging toen naar de Verhevene toe en vroeg op grond waarvan door die eerwaarde die hoogste zekerheid verkondigd was.

De Boeddha: omdat hij drie vaardigheden heeft ontplooid en ontwikkeld, namelijk de vaardigheid van oplettendheid, van concentratie en van wijsheid. Deze drie vaardigheden eindigen in de opdroging van geboorte, ouderdom en dood.


S.48.50. Vertrouwen

Te Apana, in het land van Anga. De Verhevene en de eerwaarde Sariputta spraken er met elkaar.

“De edele volgeling die bij de Volmaakte vol vertrouwen is, kan niet meer twijfelen aan de Volmaakte of aan de leer. Want van hem is te verwachten dat hij energie aanwendt om onheilzame dingen te overwinnen en om heilzame dingen te verkrijgen. Hij volhardt sterk en standhaftig en geeft bij heilzame dingen de opgave niet op. Dat is de vaardigheid van energie.

Verder is van hem te verwachten dat hij oplettend is, begiftigd met hoogste tegenwoordigheid van geest. Wat eens werd gedaan, eens werd gezegd, daaraan denkt hij, daaraan herinnert hij zich. Dat is de vaardigheid van oplettendheid.

Van hem is verder te verwachten dat hij het loslaten als centraal beginpunt maakt en concentratie zal bereiken, de eenheid van het hart. Dat is de vaardigheid van concentratie.

Verder is van hem te verwachten dat hij wijs inziet dat het bestaan zonder begin is; een eerste begin van de onwetende wezens is niet te onderkennen. De restloze ontprikkeling en opheffing van de onwetendheid, dat is het oord van rust, dat is het verheven oord, namelijk het tot rust komen van alle formaties, het loslaten van alle betrekkingen, de opdroging van de dorst, de ontprikkeling, de opheffing, het Nibbana. Dat is de vaardigheid van wijsheid.

Degene die deze vijf vaardigheden heeft, verkrijgt hoogste vertrouwen. De dingen die hij voorheen alleen had gehoord, die weet hij dan uit eigen ervaring, met doorborende wijsheid. Dat is de vaardigheid van vertrouwen.”

“Juist zo, Sariputta. Wie als edele volgeling bij de Volmaakte tot een eenduidig resultaat is gekomen, wie vol vertrouwen is, die kan niet meer twijfelen aan de Volmaakte of aan diens leer. Van hem is te verwachten dat hij de vijf vaardigheden op die manier zal verwerven.”


S.48.51. Vermogens

In het land Kosala in het brahmanendorp Sala. De Boeddha sprak er tot de monniken. Het vermogen van wijsheid geldt als het hoogste onder de eigenschappen voor ontwaking. Het vermogen van vertrouwen is een eigenschap die het ontwaken bevleugelt, ze leidt naar ontwaking. De vermogens van energie, van oplettendheid, van concentratie, van wijsheid zijn eigenschappen die het ontwaken bevleugelen en naar ontwaking leiden.


S.48.52. het edele inzicht

In het land van de Mala, in het dorp Uruvelakappam.

De Verhevene sprak er tot de monniken.

Zolang als het edele inzicht niet is opgestegen in een edele volgeling, zolang zijn de vier vaardigheden niet vast gegrondvest, zolang hebben ze geen vaste basis.

Maar zodra in een edele volgeling het edele inzicht is opgestegen, dan zijn de vier vaardigheden vast gegrondvest, hebben dan een vaste basis.

Evenzo, zodra in een edele volgeling het edele inzicht is opgestegen, zijn de vier vaardigheden vast gegrondvest, hebben dan een vaste basis. Het zijn de vaardigheden van vertrouwen, van energie, oplettendheid, concentratie. In de edele volgeling die wijsheid bezit, vestigt zich dientengevolge energie, oplettendheid, concentratie.


S.48.53. De oefenende

Te Kosambi. De Boeddha sprak er tot de monniken.

Er is een standpunt op grond waarvan een oefenende monnik die nog op het niveau van een oefenende is, kan erkennen dat hij nog een oefenende is.

En er is een standpunt op grond waarvan iemand die klaar is met oefenen, die al op het niveau staat van degene die klaar is met oefenen, kan erkennen dat hij klaar is met oefenen.


Standpunt 1: Een oefenende monnik ziet overeenkomstig de werkelijkheid in: dit is dukkha, dit is de oorsprong van dukkha, dit is de opheffing van dukkha, dit is de weg die leidt naar de opheffing van dukkha.

Verder overweegt de oefenende monnik dat er geen andere asceet of brahmaan is die de leer even werkelijk, echt en waarachtig toont dan de Verhevene.

Verder onderkent een oefenende monnik de vijf vaardigheden. Hij heeft weliswaar geen eigen ervaring ermee wat het beginpunt is, wat het hoogste ervan is, wat de vruchten ervan zijn, wat het einddoel is; maar wijs doorborend ziet hij ze.


Standpunt 2. Een monnik die klaar is met oefenen onderkent de vijf vaardigheden en wat het beginpunt, het hoogste, de vruchten en het einddoel ervan zijn. Dat heeft hij zelf ondervonden en ook wijs doorborend gezien.

Verder onderkent de monnik die klaar is met oefenen de zes vermogens, die van zien, horen, ruiken, proeven, aanraken en denken. Die zes vermogens zullen geheel en al zonder rest verdwijnen en er zullen geen andere zes vermogens ergens weer verschijnen.


S.48.54. In het voetspoor

Te Kosambi. Zoals alle voetsporen van met voeten begiftigde wezens passen in het olifanten-voetspoor, – het olifanten-voetspoor geldt als het grootste en het beste – evenzo geldt van alle schreden die naar het ontwaken leiden, het vermogen van wijsheid als de grootste tot ontwaken.

De schreden die naar het ontwaken leiden zijn: de vermogens van vertrouwen, van energie, van oplettendheid, van concentratie en van wijsheid.


S.48.55. Kernhout

Te Kosambi. De geur van rood sandelhout geldt als de beste. Evenzo is de wijsheid de beste eigenschap tot ontwaken. De eigenschappen die het ontwaken bevleugelen zijn de vermogens van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid.


S.48.56. Ernst

Te Sāvatthi. Bij iemand die in ernst gevestigd is, worden vijf vermogens ontwikkeld. Wat is ernst? – Hij bewaakt zijn hart voor de neigingen en de daarmee verbonden dingen. Wie het hart beschermt en op die manier bewaakt, bij hem komen ook de vermogens van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid tot volle ontwikkeling.


S.48.57. Brahmā Sahampati

Te Uruvela. Kort na de ontwaking vertoefde de Boeddha er aan de oever van de rivier Nerañjara onder de geitenhoedersboom. Bij hem kwam de volgende overweging op: vijf vermogens, ontplooid en ontwikkeld, hebben naar het Doodloze geleid, namelijk de vermogens van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid.

Brahma Sahampati merkte deze overweging en bevestigde ze.


S.48.58. Hoogste toeneiging

Te Rajagaha. De Verhevene sprak er met de eerwaarde Sariputta. “Welke zin kan een volmaakt heilige monnik erin zien om de Volmaakte of diens leer ook verder hoogste toeneiging te betonen?”

Sariputta: “Omdat hij de onovertreffelijke vrede gevonden heeft door zich moeite te geven, daarom betoont een volmaakte heilige ook verder de Volmaakte of diens leer hoogste toeneiging.”

De Boeddha: “Wat is dat voor een onovertreffelijke vrede die de volmaakte heilige gevonden heeft?”

Sariputta: “Hij ontplooit de vermogens van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid, welke naar kalmering leiden, naar de volledige Ontwaking.”

De Boeddha: “En wat is deze hoogste toewijding?”

Sariputta: “De volmaakte heilige blijft erbij de meester te hoogachten, zich naar hem te richten, de leer te waarderen, zich ernaar te richten, de gemeenschap van de monniken te hoogachten en zich ernaar te richten, de oefening te waarderen en zich ernaar te richten, de concentratie te waarderen en zich ernaar te richten.”


S.48.59-60. Ontstaan van de vijf vermogens

Te Sāvatthi. De niet ontstane vijf vermogens kunnen door ontplooiing en ontwikkeling alleen daar ontstaan waar een Volmaakte, Heilige, volmaakt Ontwaakte verschijnt of de Orde van de Tathagata. Die vijf vermogens zijn vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid.


S.48.61-64. Vijf vermogens

Te Sāvatthi. Vijf vermogens, ontplooid en ontwikkeld, leiden naar het overwinnen van de boeien, naar het uitroeien van de verlangens, naar het doorschouwen van de tijd, naar uitdroging van de neigingen. Die vijf vermogens zijn vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid.


S.48.65-66. Twee vruchten; zeven voordelen

Te Sāvatthi. Wie de vijf vermogens van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid ontplooit en ontwikkelt, die kan een van twee vruchten verwachten: hoogste weten nog in dit leven, of, als er nog een rest van betrekkingen is, niet-wederkeer. Of deze voordelen zijn te verwachten: nog in dit leven bereikt hij hoogste weten; of hij bereikt het op het tijdstip van de dood; of hij komt na volledige opdroging van de vijf omlaag trekkende boeien onderweg tot uitdoving of op het einde van het bestaan daar. En wanneer dat niet het geval is, dan komt hij na opdroging van de vijf omlaag trekkende boeien zonder inspanning of met inspanning tot uitdoving. Wanneer ook dat niet het geval is, dan komt hij na de opdroging van de vijf omlaag trekkende boeien stroomopwaarts bij de Zuivere Verblijven.


S.48.67-70. Vermogens

Te Sāvatthi. Van de eigenschappen die het ontwaken bevleugelen is het vermogen van wijsheid de beste. Vermogens die het ontwaken bevleugelen zijn: vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie, wijsheid.


S.49. (S.IL) Samma-ppadhāna-Samyutta

De vier juiste inspanningen. Die inspanningen zijn: zich inspannen om nog niet ontstane onheilzame geestelijke toestanden niet te laten ontstaan; de inspanning om reeds ontstane onheilzame geestelijke toestanden te overwinnen; zich inspannen om nog niet ontstane heilzame geestelijke toestanden te laten ontstaan; en zich inspannen om reeds ontstane heilzame geestelijke toestanden te laten voortduren, te versterken, te laten toenemen, te ontplooien en te vervolmaken.

(Zie ook M.77).


S.50. (S.L.) Bala-Samyutta

De vijf vermogens of krachten, namelijk de kracht van vertrouwen, de kracht van energie, de kracht van oplettendheid, de kracht van concentratie, de kracht van wijsheid.

Zie ook S.48.1-8.


S.51. (S.LI) Idhipāda-Samyutta

Iddhi-pada; wegen naar macht (succes), namelijk de vier psychische vermogens (wil, energie, denken, onderzoek). 86 suttas. (S.51.1-86)


51.1. Iddhi-pada

51.5-6. magische krachten

51.7. bevrijding van het gemoed en bevrijding door wijsheid

51.8. De Volmaakt Ontwaakte

51.9. De vier wegen naar macht

51.11. ontplooiing van geestelijke krachten

51.12. De vier wegen naar macht

51.13. De wil

51.14. Maha Moggallāna

51.15. De wil

51.16-17. Macht en magie

51.18. de vier wegen naar macht

51.19. Krachten


S.51.1. Iddhi-pada

Te Savatthi. De vier wegen van geestelijke macht, ontplooid en vaak geoefend, leiden naar de andere oever. – Die vier wegen zijn: 1) concentratie van de wil; 2) concentratie van energie; 3) concentratie van bewustzijn, van het gemoed; 4) concentratie van onderzoek.

Deze vier wegen van geestelijke macht leiden van deze naar de andere oever.

 

S.51.5-6. magische krachten

Te Savatthi. Allen die vroeger, thans of toekomstig magische krachten gedeeltelijk of volledig hadden/hebben/zullen hebben, zij allen deden/doen dat door ontplooiing en oefening van de vier wegen naar macht.


S.51.7. bevrijding van het gemoed en bevrijding door wijsheid

Allen die vroeger, thans of toekomstig door uitdroging van de neigingen nog in hun leven de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid zelf verwerkelijkten/verwerkelijken, die deden/doen dat door ontplooiing en oefening van de vier wegen naar macht.


S.51.8. De Volmaakt Ontwaakte

Te Savatthi. Vanwege de ontplooiing en oefening van de vier wegen naar macht noemt men de Volmaakte de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.


S.51.9. De vier wegen naar macht

Te Savatthi. Die vier wegen naar macht moeten ontplooid worden. En ze zijn door de Boeddha ontplooid.


S.51.11. ontplooiing van geestelijke krachten

Te Savatthi. Men ontplooit de vier grondslagen van geestelijke krachten. De wil, de energie, het gemoed (bewustzijn) en het onderzoeken zijn niet te slap noch te strak gespannen. Ze zijn niet verstrooid noch star. Men neemt het vroegere en latere waar. Vroeger-later; boven-beneden; overdag-'s-nachts. Zo ontplooit men met open bewustzijn (gemoed) een zelflichtend bewustzijn (gemoed).

Wie zo die vier grondslagen van geestelijke krachten heeft ontplooid en geoefend, die kan op veelvuldige manier de ontplooiing van die krachten ondervinden.

De kracht om uit één veelvuldig te worden, en uit veelvuldig weer één. De kracht om zich zichtbaar te maken en onzichtbaar. De kracht om ongehinderd door wanden, muren, bergen te gaan als door de lucht. De kracht om in de aarde op- en onder te duiken als in water. De kracht om op het water te lopen zonder te zinken alsof men op vaste grond loopt De kracht om zich in zittende houding in de lucht te bewegen als een vogel. De kracht om met de hand de maan en de zon aan te raken. De kracht om lichamelijk invloed uit te oefenen tot in de Brahmā-wereld (zijn lichaam te beheersen tot in de Brahma-wereld).

Men heeft het hemelse oor dat zuiver is en dat reikt boven menselijke grenzen. Daarmee hoort men beide soorten van geluiden, de hemelse en de menselijke, de geluiden veraf en nabij.

Men kan met zijn geest de geest van anderen doordringen; men kan het gemoed van anderen begrijpen nadat men het met eigen hart heeft omvat.

Men begrijpt het gemoed met verlangen; men weet wie begerig is en wie niet. Men begrijpt het gemoed met afkeer; men weet wie haat heeft en wie niet. Men begrijpt het gemoed met waan; men weet wie onwetend is en wie wetend. Men begrijpt het standvastige gemoed en het verstrooide; men weet wie geconcentreerd is en wie ongeconcentreerd. Men begrijpt het edelmoedige en het niet edelmoedige gemoed; men weet wie een verheven geest heeft en wie een niet verheven geest heeft. Men begrijpt het overtrefbare en het niet overtrefbare gemoed; men weet wie naar het hogere streeft en wie naar het lagere. Men weet wie edel is en wie onedel. Men begrijpt het niet geconcentreerde en het geconcentreerde gemoed; men weet wie rustig is en wie rusteloos. Men begrijpt het niet bevrijde en het bevrijde gemoed; men weet wie bevrijd is en wie niet bevrijd is.

Men kan zich aan veel vroegere levens, aan veel verschillende vormen van bestaan herinneren, d.w.z. aan één leven, aan 2, 3, 4, 5, 10, 20, 30, 40, 50, 100 levens, 1000, 100.1000 levens, aan veel aeonen van wereldvergaan, aan veel aeonen van wereldontstaan, aan veel aeonen van wereldontstaan en wereldvergaan. Men herinnert zich welke naam men er had, tot welke familie men behoorde, tot welke kaste; men herinnert zich welk beroep men uitoefende, hoe men eruit zag, welk voedsel men kreeg, wat men er ondervond aan wel en wee, aan lust en leed; men herinnert zich hoe oud men werd; men herinnert zich hoe het levenseinde was, waar men na de dood wedergeboren werd. Men herinnert zich aan vele vroegere vormen van bestaan, met de bijzondere gebeurtenissen en details ervan.

Verder kan men met het hemelse oog dat gezuiverd is en dat het menselijke oog overtreft, zien hoe de wezens sterven en wedergeboren worden, lage en hoge, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige. Men begrijpt hoe de wezens verder gaan overeenkomstig hun daden. "Wie zich met daden, woorden en gedachten slecht heeft gedragen, wie de edelen heeft beschimpt, wie onjuiste visies had, komt na de dood in omstandigheden die vol ontberingen zijn, ja zelfs in de hel. Maar degenen die zich goed hebben gedragen in daden, woorden en gedachten, die de edelen niet hebben beschimpt, die juiste visies hadden en die visies in hun daden tot uiting lieten komen, zijn na de dood wedergeboren op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld." Zo ziet men met het hemelse oog.

Dan kan men de neigingen laten opdrogen en de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid nog in dit leven verwerkelijken en verkrijgen.


S.51.12. De vier wegen naar macht

Te Savatthi. De vier wegen naar macht (naar magische krachten), ontplooid en geoefend, brengen grote vrucht en grote zegen.


S.51.13. De wil

Te Sāvatthi.

Gesteund op de wil verkrijgt men concentratie van het hart. Men wekt de wil op om niet ontstane slechte, onheilzame dingen niet te laten ontstaan. Men spant zich in, wekt energie op, versterkt het hart, maakt het gereed voor de strijd.

Men wekt de wil op om ontstane slechte, onheilzame dingen te overwinnen. Men spant zich in, wekt energie op, versterkt het hart, maakt het gereed voor de strijd.

Men wekt de wil op om niet ontstane heilzame dingen te laten ontstaan. Men spant zich in, wekt energie op, versterkt het hart, maakt het gereed voor de strijd.

Men wekt de wil op om ontstane heilzame dingen te vestigen, niet te vervalsen, om ze verder te ontwikkelen, te vervullen, te ontplooien, tot bloei te laten komen. Men spant zich in, wekt energie op, versterkt het hart, maakt het gereed voor de strijd.

Dat noemt men strijdformaties.

Zo noemt men deze wil, deze concentratie van de wil en deze strijdformaties, de met de concentratie van de wil verworven geestelijke kracht.

Op de energie, het hart, het onderzoeken gesteund verkrijgt men concentratie, verkrijgt men concentratie van het hart. Men wekt de wil op voor de vier juiste inspanningen. Dat noemt men strijdformaties. Zo noemt men deze energie, deze concentratie van energie en deze strijdformaties, de met de concentratie van de energie verworven geestelijke kracht.

Zo noemt men dit hart, deze concentratie van het hart en deze strijdformaties, de met de concentratie van het hart verworven geestelijke kracht.

Zo noemt men dit onderzoeken, deze concentratie van onderzoeken en deze strijdformaties, de met de concentratie van onderzoeken verworven geestelijke kracht.


S.51.14. Maha Moggallāna

Te Savatthi, in het oostelijk gelegen klooster van Migaras moeder. Enige monniken verbleven er opgewonden, onoplettend, niet helder bewust, ongeconcentreerd. Op verzoek van de Verhevene ging de eerwaarde Maha-Moggallana naar hen toe om hen aan te sporen. Met zijn grote teen liet hij het klooster beven. De monniken werden bang. De Verhevene ging naar hen toe en zei dat de eerwaarde Maha-Moggallana het klooster had laten beven om hen aan te sporen. Verder vertelde hij dat de eerwaarde Maha-Moggallana zo'n grote macht, zo'n magie had gekregen door het ontplooien en vervolmaken van de vier wegen naar macht. Hij ontplooit de concentratie van de wil, van de energie, van het hart, van het onderzoeken.


S.51.15. De wil

Te Kosambi. De eerwaarde Ananda werd er bezocht door de brahmaan Unnabha. De brahmaan vroeg tot welk doel het heilige leven geleid wordt bij de Boeddha. Het antwoord van Ananda luidde: “Tot overwinning van de wil. En er is een pad om de wil te overwinnen. Men ontplooit de concentratie van de wil, van de energie, van het hart, van het onderzoeken.

De brahmaan: “Dat kan niet, de wil kan niet overwonnen worden door de wil.”

Ananda: “U had eerst de energie om hierheen te komen. Die energie is nu gekalmeerd. In uw gemoed kwam eerst het plan op om hierheen te komen. Dat gemoed is nu gekalmeerd. Eerst had u het onderzoeken gericht op het hierheen gaan en nu is dat onderzoeken voorbij.

Evenzo, wanneer iemand een volmaakte heilige is geworden, dan is bij hem wat eerst de wil was om heilig te worden, na het bereiken van heiligheid gekalmeerd. Wat eerst energie was om heilig te worden, is bij hem na het bereiken van heiligheid als energie gekalmeerd. Wat eerst het plan in zijn gemoed was om heilig te worden, is na het bereiken van de heiligheid in zijn gemoed gekalmeerd. Wat eerst als onderzoek gericht was op de heiligheid, is beëindigd na het bereiken van heiligheid.


S.51.16-17. Macht en magie

Allen die in het verleden grote macht en grote magie hadden, allen die grote macht en grote magie hebben in het heden, zij allen hebben de vier wegen naar macht ontplooid en ontwikkeld.

Allen die in het verleden veelvuldige machtsontplooiing hebben ondervonden, allen die dat in de toekomst zullen doen en allen die dat tegenwoordig ondervinden, zij allen hebben de vier wegen naar macht ontplooid en ontwikkeld.


S.51.18. de vier wegen naar macht

Door ontplooiing en ontwikkeling van de vier wegen naar macht kan men door opdroging van de neigingen de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid nog in dit leven zelf verwerkelijken en verkrijgen.


S.51.19. Krachten

De magische kracht: men kan op veelvuldige manier kracht ondervinden.

De weg naar geestelijke kracht: men ontplooit de concentratie van de wil, van energie, van het hart en van het onderzoeken.

En dat doet men door het edele achtvoudige pad.


S.52. (S.LII) Anuruddha-Samyutta

Bovennatuurlijke krachten verworven door Anuruddha door oplettendheid. 24 suttas. (S.52.1-24)


S.52.10. Erg ziek

Te Savatthi. Eens was de eerwaarde Anuruddha erg ziek. Maar zijn gemoed werd niet verstoord door de opstijgende lichamelijke gevoelens van pijn. Zijn medemonniken vroegen hem toen in welke toestand hij verbleef dat die pijn hem niet verstoorde.

De eerwaarde Anuruddha antwoordde: “Met een gemoed dat vast gebaseerd is in de vier grondslagen van oplettendheid, kunnen ontstane lichamelijke gevoelens van pijn het gemoed niet verstoren.


S.53. (S.LIII) Jhāna-Samyutta

De vier meditatieve verdiepingen (jhānas).


S.54. (S.LIV) Ānāpāna-Samyutta

Oplettendheid bij het ademhalen. 20 suttas. (S.54.1-20)


54.1. Meditatie bij in- en uitademen

54.2. Oplettend in- en uitademen

54.8. concentratie bij het in- en uitademen

54.9. Walgelijkheid

54.10. Uitleg van de concentratie op de ademhaling


S.54.1. Meditatie bij in- en uitademen

Te Sāvatthi. Grote vrucht en zegen brengt het oplettend in- en uitademen wanneer het ontplooid en ontwikkeld is.

Oplettendheid bij het in- en uitademen gaat als volgt: Men gaat naar een rustige plek en men gaat er met gekruiste benen neerzitten. Men houdt het lichaam rechtop en de oplettendheid houdt men levendig. En oplettend ademt men in, oplettend ademt men uit.

Wanneer men lang inademt, weet men: ‘Ik adem lang in’; wanneer men lang uitademt, weet men: ‘Ik adem lang uit.’ Wanneer men kort inademt, weet men: ‘Ik adem kort in;’ wanneer men kort uitademt, weet men: ‘Ik adem kort uit.’

‘Bewust van het hele ademhalingsproces zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘bewust van het hele ademhalingsproces zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Vervoering ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘vervoering ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Zaligheid ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘zaligheid ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

'De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

'De geest ondervindend zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest buitengewoon blij makend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest buitengewoon blij makend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest concentrerend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest concentrerend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest bevrijdend (van de hindernissen), zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest bevrijdend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over onthechting, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over onthechting, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over beëindiging, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over beëindiging, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over het opgeven, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over het opgeven, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Dit heet oplettendheid bij het in- en uitademen. Men gaat neerzitten, het lichaam rechtop, en oplettend ademt men in en ademt men uit.

Indien in- en uitademen op die manier ontplooid en ontwikkeld wordt, dan is grote vrucht en grote zegen te verwachten.

 

S.54.2. Oplettend in- en uitademen

Te Sāvatthi. De Verhevene zei: "Oplettend in- en uitademen, ontplooid en ontwikkeld, brengt grote vrucht en grote zegen. Men ontplooit de zeven factoren van Verlichting."

 

S.54.8. concentratie bij het in- en uitademen

Te Sāvatthi. De Verhevene sprak over oplettendheid bij in- en uitademen.

Ook de Verhevene heeft vaak deze oplettendheid bij het ademen beoefend, voordat hij de volmaakte Verlichting bereikte. Zijn lichaam en zijn ogen werden toen niet moe. En zonder hechten werd zijn geest bevrijd van de neigingen.

Wenst men dat zijn lichaam niet moe wordt noch zijn ogen, en wenst men zonder hechten verlost te worden van de neigingen, dan moet men zijn opmerkzaamheid richten op de concentratie van bedachtzame in- en uitademing.

Wenst men dat de herinneringen en plannen waaraan men gewend is overwonnen worden, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men dat men het niet walgelijke als walgelijk waarneemt, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men dat men het walgelijke als niet walgelijk waarneemt, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men dat men het niet walgelijke en het walgelijke als iets walgelijks waarneemt, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men dat men walgelijks en niet walgelijks als iets niet walgelijk waarneemt, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men dat men niet walgelijks en walgelijks beide achter zich laat en gelijkmoedig vertoeft, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men de vier jhanas te bereiken en erin te vertoeven, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men de vier vormloze meditatieve verdiepingen te bereiken en erin te vertoeven, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wenst men na volledige overwinning van de grens van mogelijke waarneming de opheffing van waarneming en gevoel te bereiken en daarin te vertoeven, dan moet men concentratie bij het in- en uitademen beoefenen.

Wanneer men de concentratie op de ademhaling op die manier ontplooit en ontwikkelt, en wanneer men dan een aangenaam of een onaangenaam gevoel ondervindt, dan ziet men in dat het onbestendig is, onvoldaan. Men eigent zich dat gevoel niet meer toe.

Men ziet in dat, wanneer het lichaam uiteenvalt en de levenskracht opgebruikt is, alles wat hier nog als waarneembaar is, koel geworden is hoewel ook zonder voldoening.


S.54.9. Walgelijkheid

Te Vesali. De Verhevene sprak er over de walgelijkheid. Daarna trok hij zich een halve maand in eenzaamheid terug. Alleen degene die hem dagelijks te eten bracht, mocht hem opzoeken.

De monniken overdachten de walgelijkheid van het lichaam. En zij vonden het lichaam een plaag, ekelden zich ervoor, schaamden zich ervoor. En eerst brachten tien monniken per dag zich om, dan twintig, dan dertig per dag.

Toen de Verhevene na afloop van de halve maand terug kwam, vroeg hij aan de eerwaarde Ananda hoe het kwam dat de gemeenschap van de monniken zo uitgedund was.

De eerwaarde Ananda vertelde wat er gebeurd was en vroeg dat de Verhevene een andere leerrede zou geven opdat de gemeenschap van de monniken het hoogste inzicht kon bereiken.

De monniken werden bijeengeroepen in de vergaderhal. Daar sprak de Boeddha over de concentratie op het in- en uitademen. Die concentratie is stil, uitstekend, een vertoeven in smetteloos geluk. Welke slechte onheilzame dingen ontstaan, die worden terstond tot verdwijnen gebracht en komen tot rust.


S.54.10. Uitleg van de concentratie op de ademhaling

Eens vroeg de Verhevene aan de eerwaarde Kimbila hoe de concentratie op de ademhaling uitgeoefend moet worden. De eerwaarde Kimbila zweeg. De eerwaarde Ananda vroeg toen aan de Boeddha om de concentratie op de ademhaling uit te leggen. En de Verhevene sprak:

"Wanneer men diep inademt, weet men: 'ik adem diep in.' Wanneer men diep uitademt, weet men: 'ik adem diep uit.' Wanneer men kort inademt, weet men: 'ik adem kort in.' Wanneer men kort uitademt, weet men: 'ik adem kort uit.' 'Het lichaam kalmerend zal ik inademen, het lichaam kalmerend zal ik uitademen,' zo oefent men.

Op die tijd waakt men bij het lichaam over het lichaam, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Ik noem in- en uitademen het lichaam veranderen.

‘Vervoering ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘vervoering ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Zaligheid ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘zaligheid ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo'n tijd waakt men bij de gevoelens over de gevoelens, oplettend en helder bewust. De gevoelens veranderen, noem ik dat.

‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

'De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

'De geest ondervindend zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest buitengewoon blij makend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest buitengewoon blij makend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest concentrerend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest concentrerend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest bevrijdend (van de hindernissen), zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest bevrijdend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo'n tijd oefent men zich: 'het bewustzijn ondervindend zal ik inademen; het bewustzijn ondervindend zal ik uitademen; het bewustzijn opwekkend zal ik in- en uitademen; het bewustzijn bevrijdend zal ik in- en uitademen.' Zo oefent men.

Op zo'n tijd waakt men bij het bewustzijn over het bewustzijn, helder bewust.

Iemand die onachtzaam is, die niet helder bewust is, kan de concentratie op het in- en uitademen niet ontplooien. Daarom waakt men bij de geest over de geest, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend.

‘Nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over onthechting, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over onthechting, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over beëindiging, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over beëindiging, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over het opgeven, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over het opgeven, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo'n tijd waakt men bij de verschijnselen over de verschijnselen, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van werelds verlangen en droefenis.

Men heeft wijs gemerkt hoe begeerte en droefenis overwonnen worden, en men heeft het goed in evenwicht gebracht.

Op die manier verkleint iemand die bij het lichaam over het lichaam waakt, die bij de gevoelens over de gevoelens waakt, die bij het bewustzijn over het bewustzijn waakt, die bij de objecten van de geest waakt over de objecten van de geest, de slechte onheilzame dingen."


S.55. (S.LV) Sotāpatti-Samyutta

Beschrijving van de in de stroom getredene. 74 suttas. (S.55.1-74)


55.1-4. Stroomintrede

55.3. Dhigavu. Stroomintrede

55.5. Stroomintrede

55.6. Stroomintrede

55.21-22. Stroomintrede

55.24-25. Over de niveaus van heiligheid

55.26-27. Stroomintrede

55.28. Stroomintrede

55.30. Stroomintrede

55.31-33. Stroomintrede

55.34-35. Stroomintrede

55.36. Stroomintrede

55.37. De lekenvolgeling

55.38. Stroomintrede

55.39. Stroomintrede

55.40. Stroomintrede

55.41-43. Stroomintrede

55.44-45. Stroomintrede

55.50. Stroomintrede

55.52. Niveaus van heiligheid

55.53. Stroomintrede

55.54. Ziekte; stroomintrede; heiligheid

55.55-74. Heiligheid


S.55.1-4. Stroomintrede

De edele volgeling die vier eigenschappen bezit, is ontkomen aan de hel, aan de dierenwereld, is ontkomen aan de sfeer van de ongelukkige geesten. Hij kan niet meer op het neerwaartse pad geraken. Die vier eigenschappen zijn: Hij heeft vertrouwen in de Boeddha, in de Dhamma en in de Ariyasangha, aldus:

‘Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.’

‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt ieder uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.’

‘Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.’

Hij volgt de deugden op die dierbaar zijn aan de edelen.

 

S.55.3. Dhigavu. Stroomintrede

De volgeling Dighavu was zwaar ziek. De Verhevene bezocht hem en gaf hem de volgende raad. “Oefen je in vertrouwen in de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha. Beoefen de deugden die door wijzen geprezen worden.” – "Die vier delen van stroomintrede zijn bij mij te vinden,” zei Dhigavu. – "Dan moet je nog zes dingen ontplooien. Vertoef bij alle vormen bij de vergankelijkheid ervan. Zie het lijden van vergankelijkheid. Beschouw niet-ik bij het lijden. Neem de overwinning ervan waar, het onthechten, de opheffing.” – Dhigavu stierf kort daarna. Hij had toen het niveau van niet meer wederkeer bereikt.


S.55.5. Stroomintrede

Schakels naar stroomintrede zijn: omgang met goede mensen; het luisteren naar de goede leer; grondige oplettendheid; het navolgen van de leer. – De stroom is het achtvoudige pad. Iemand is een in de stroom getredene wanneer hij het edele achtvoudige pad navolgt.


S.55.6. Stroomintrede

De in de stroom getredene volgt vier dingen: Hij volgt de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha. En hij is vrij van gierigheid, geeft met open hand, is vrijgevig.


S.55.21-22. Stroomintrede

De in de stroom getredene kan er zeker van zijn Nibbâna te bereiken.


S.55.24-25. Over de niveaus van heiligheid

Wie lang als volgeling van de Verhevene zijn toevlucht heeft genomen tot de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha, die kan niet meer in een toestand van ellende geraken.

Degenen die met de vernietiging van de vijf lagere boeien [geloof in persoonlijkheid; twijfel; gehechtheid aan regels en rituelen; begeerte naar zintuiglijk genot; afkeer] spontaan wedergeboren worden in de godenwereld van de Zuivere Verblijven (suddhāvāsa) en daar Nibbana zullen verkrijgen, zonder van die wereld terug te keren, – zij zijn waarlijk volkomen bevrijd van de hel, van de dierenwereld, het rijk van de ongelukkig geesten, zijn geheel bevrijd van dwalingen, van een slechte weg, geheel bevrijd van ondergang. Zij zullen veilig aan de andere oever aankomen.

Iemand is snel in wijsheid. Hij is een volgeling van de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha. En met wijsheid volgt hij de bevrijding. Reeds in dit leven vertoeft hij door opdroging van de neigingen in de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid, nadat hij ze zelf heeft verwerkelijkt en verkregen.

Iemand is niet snel in wijsheid. Maar hij bezit de volgende eigenschappen: het vermogen van vertrouwen, het vermogen van energie, het vermogen van oplettendheid, het vermogen van concentratie, het vermogen van wijsheid. En de door de Verhevene verkondigde leer keurt hij goed met een zekere mate van wijsheid bij kennismaking ermee, of hij heeft minstens tot de Volmaakte een zekere mate van vertrouwen en een zekere mate van sympathie.

Ook zo'n persoon gaat niet meer naar de hel, naar de dierenwereld, naar het rijk van de ongelukkige geesten, gaat niet meer op een verkeerde weg, gaat niet naar ondergang.

Degenen die met de vernietiging van drie boeien in de stroom getredenen zijn geworden, zij zijn niet langer aan het verderf onderhevig. Zij zijn ontkomen aan het dwaalspoor, niet meer onderhevig aan wedergeboorte in lagere sferen van bestaan. Zij gaan niet meer naar de hel, naar de dierenwereld, naar het rijk van de ongelukkige geesten, gaan niet meer op een verkeerde weg, gaan niet naar ondergang. Zij zijn goed gevestigd, bestemd voor volledige Verlichting. Doelbewust gaan zij dan voort naar volledige Ontwaking. Veilig zullen zij aan de andere oever aankomen.


S.55.26-27. Stroomintrede

Wie onwankelbaar vertrouwen heeft in de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha, en wiens deugdzaamheid goed is, door de edelen geprezen, die is niet arm. Zijn leven is niet tevergeefs. – En hij heeft geen angst voor de dood.


S.55.28. Stroomintrede

Bij degene die de vijf regels opvolgt, bij hem zijn de vijf gevaren tot rust gekomen. Hij volgt de vier schakels van stroomintrede na: hij neemt zijn toevlucht tot de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha; en hij volgt de deugden na die door de edelen geprezen worden. De methode is aldus: De edele volgeling richt zijn aandacht (oplettendheid) op het oorzakelijk ontstaan.


S.55.30. Stroomintrede

Als de edele volgeling vier eigenschappen opvolgt, is hij een in de stroom getredene. (Vier eigenschappen, zie S.55.28). Wie deze vier eigenschappen heeft opgevolgd, die is begiftigd met hemelse of menselijke levensenergie, met hemelse of menselijke schoonheid, met hemels of menselijk heil, met hemelse of menselijke roem, met hemelse of menselijke macht.


S.55.31-33. Stroomintrede

Er zijn vier stromen van verdienste. (1-3) Een edele volgeling is met onwankelbare helderheid de Boeddha, Dhamma en Sangha opgevolgd. (4) Hij is een opvolger van de deugden die dierbaar zijn aan de edelen. – Of (4) hij leeft met een gemoed dat vrij is van gierigheid. Hij merkt het bevrijdende van terugtreden, heeft open handen, geeft graag. – Of (4) hij is wijs de wijsheid opgevolgd die ontstaan en vergaan ziet. Deze wijsheid leidt naar volledige opheffing van lijden.


S.55.34-35. Stroomintrede

De vier schakels van stroomintrede zijn vier paden naar de goden. De edele volgeling overweegt verder: “Vrijheid van last is het hoogste bij de goden. Als ik niemand belast, dan volg ik verder het pad naar de goden.”


S.55.36. Stroomintrede

Over degene die in de stroom is getreden, spreken de goden graag op hun bijeenkomsten. Zij denken: “Wat wij toen nagevolgd zijn, dat is ook deze edele volgeling nagevolgd. Hij is de goden nabij.”


S.55.37. De lekenvolgeling

Men is een volgeling van de Boeddha als men zijn toevlucht heeft genomen tot de Boeddha, Dhamma en (Ariya)Sangha. – De volgeling is kundig in deugd als hij de vijf regels navolgt. – De volgeling is kundig in vertrouwen als hij zijn toevlucht heeft genomen tot de Verhevene: “De Verhevene is heilig, volledig verlicht (etc. Zie S.55.1-4).” – De volgeling is kundig in afzien als zijn gemoed vrij is van gierigheid. – De volgeling is kundig in wijsheid als hij ontstaan en vergaan ziet, welke wijsheid leidt naar volledige opheffing van dukkha, lijden.


S.55.38. Stroomintrede

Net zoals regen in de bergen eerst kleine kloven en spleten vult, dan kleine poelen vult, daarna grote poelen vult, dan beken en rivieren. En tenslotte bereikt het water de grote oceaan. Evenzo leiden de eigenschappen van de in de stroom getredene in vloeiende overgangen naar de andere oever, naar opdroging van de neigingen.


S.55.39. Stroomintrede

De eigenschappen genoemd voor mannelijke in de stroom getredenen gelden natuurlijk ook voor vrouwelijke in de stroom getredenen.


S.55.40. Stroomintrede

Iemand die helemaal niets bezit van de vier schakels van stroomintrede, die wordt een buitenstaander genoemd, iemand die aan de kant van de gewone mensen is blijven staan.

Onverschillig, nonchalant, slordig, nalatig vertoeft degene die de Boeddha, Dhamma en Sangha navolgt en de deugden die dierbaar zijn aan de edelen. Maar hij is daarmee tevreden, hij streeft niet verder, noch overdag noch 's nachts. Door die slordigheid verkrijgt hij geen vreugde. Zonder vreugde geen vervoering. Zonder vervoering geen tot rust komen. Hij vertoeft in wee, krijgt geen concentratie. De dingen worden hem niet duidelijk. Zo is degene die slordig is.

Maar serieus vertoeft de edele volgeling die de Boeddha, Dhamma en Sangha navolgt en de edele deugden. Hij is daarmee niet tevreden maar streeft verder, overdag en 's nachts. Vreugde ontstaat, vervoering ontstaat. Het lichaam komt tot rust. Hij voelt zich goed. Het gemoed concentreert zich. De dingen worden hem duidelijk. Zo is hij iemand die serieus vertoeft.


S.55.41-43. Stroomintrede

Er zijn stromen van verdienste, stromen van het heilzame. Een edele volgeling is met onwankelbare helderheid de Boeddha, Dhamma en Sangha nagevolgd. Hij is een opvolger van de deugden die dierbaar zijn aan de edelen. Of hij leeft met een gemoed dat vrij is van gierigheid. Of hij is wijs de wijsheid nagevolgd die ontstaan en vergaan ziet.


S.55.44-45. Stroomintrede

Iemand met de stromen van verdienste is welvarend, heeft grote rijkdom, grote roem.


S.55.50. Stroomintrede

Er zijn schakels van stroomintrede. 1. Omgang met de juiste mensen; 2. luisteren naar de juiste leer; 3. grondige oplettendheid; 4. de leer goed navolgen.


S.55.52. Niveaus van heiligheid

Slechts enkele monniken zijn er die door opdroging van de neigingen al in dit leven de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid verwerkelijkt hebben. – Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van de vijf boeien wedergeboren worden in geestelijke gedaante om vandaar uit te doven, om niet meer naar deze wereld terug te keren. – Weinig monniken zijn er die na volledige opdroging van de vijf boeien in geestelijke gedaante wedergeboren worden om vandaar uit te doven. Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van drie boeien, na verdunning van prikkeling, afkeer en waan nog één keer terugkeren naar deze wereld. Daarna maken zij aan het lijden een einde. – Weinig monniken zijn er die na volledige opdroging van drie boeien, na verdunning van prikkeling, afkeer en waan nog één keer terugkeren naar deze wereld. Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van de drie boeien in de stroom zijn getreden, ontkomen aan het dwaalspoor. Doelbewust gaan zij voort naar volledige ontwaking.


S.55.53. Stroomintrede

Oefen u in het luisteren naar [of lezen van] leerreden van de Boeddha. Oefen u aldus in de schakels van stroomintrede: "Met onwankelbare helderheid zullen wij de Boeddha, Dhamma en Sangha navolgen; en ook de deugden die aan edelen dierbaar zijn."


S.55.54. Ziekte; stroomintrede; heiligheid

Hoe een zieke, lijdende leek aan te manen.

1) Wijs hem op de schakels van stroomintrede die de zieke heeft.

2) Vraag of hij verlangen heeft naar zijn ouders. Indien ja, zeg hem dan dat hij aan de dood onderworpen is. Met of zonder verlangen naar zijn ouders moet hij sterven. Zeg hem dat hij dat verlangen naar zijn ouders moet opgeven.

3) Als hij dat verlangen heeft opgegeven, vraag hem dan of hij naar vrouw en kind verlangt. Indien ja, zeg hem dan dat hij aan de dood onderworpen is. Zeg hem dat hij met of zonder dat verlangen naar vrouw en kind moet sterven en dat hij dat verlangen moet opgeven.

4) Vraag dan of hij nog verlangen heeft naar de menselijke vijf wensgenietingen. Indien ja, zeg hem dan: 'Veel beter en uitgelezener dan de menselijke zinnendingen zijn de hemelse zinnendingen. Het zou goed zijn als je je gemoed verheft boven de menselijke zinnendingen en het gemoed richt op de zinnendingen in de diverse hemelse sferen, vanaf de Vier Grote Koningen, de sfeer van de Drieëndertig ...t/m de goden die heersen over de scheppingen van anderen. En richt dan verder het gemoed op de Brahma-wereld.' Als hij dat gedaan heeft, zeg hem dan dat ook de goden en de Brahma-wereld onbestendig zijn, niet blijvend, zonder zelfstandigheid. 'Het is goed als je je gemoed verheft boven de Brahma-wereld en richt op de opheffing van persoonlijkheid.' Als hij dat heeft gedaan, is er geen verschil tussen die leek en een monnik wiens gemoed geheel bevrijd is van de neigingen. Beiden zijn bevrijd.

 

S.55.55-74. Heiligheid

Vier eigenschappen moeten ontplooid en geoefend worden. Ze leiden naar verwerkelijking van de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer, en van volmaakte heiligheid. Ze leiden naar het verkrijgen, naar groei en rijpheid van wijsheid. Die vier eigenschappen zijn: 1) omgang met juiste mensen; 2) luisteren naar de juiste leer; 3) gedegen oplettendheid; 4) het navolgen van de leer.


S.56. (S.LVI) Sacca-Samyutta

De edele waarheden. 131 suttas. (S.56.1-131)

 

56.1-2. Ontwikkel concentratie

56.3-4. Tot begrip van de edele waarheden

56.5-6. Door middel van de edele waarheden

56.7-10. Overdenk de vier edele waarheden

56.11. Dhammacakkappavattana vagga - het middenpad

56.12-16. De vier edele waarheden

56.17-18. onwetend en wetend

56.19-21. De edele waarheden

56.22. De edele waarheden

56.23. De volmaakt Ontwaakte

56.24-28. De edele waarheden

56.29. Te doorzien en te ontplooien

56.32. Onmogelijk

56.33. Wedergeboorte

56.34. Doordringen van de edele waarheden

56.35. Geen voorstelbaar begin

56.36. Inzien van de edele waarheden

56.37. Juist inzicht

56.38. Gelijkenis van de zon

56.39. Inzien van de edele waarheden

56.40. Inzien van de edele waarheden

56.41. overdenken van de edele waarheden

56.42-44. De vier edele waarheden

56.45. Heel moeilijk

56.46. Duisternis

56.47-48. Gelijkenis van eenogige zeeschildpad. Heel zelden

56.49-51. De vier edele waarheden

56.52-60. Stroomintrede

56.61-131. wedergeboorte; vier edele waarheden

 

S.56.1-2. Ontwikkel concentratie

Te Sāvatthi. Ontwikkel concentratie. Dan ziet gij overeenkomstig de werkelijkheid de vier edele waarheden (lijden, ontstaan ervan, opheffing ervan, de weg naar de opheffing ervan).

 

S.56.3-4. Tot begrip van de edele waarheden

Wie uit het huis trekt in het huisloze leven, hij doet dat om de vier edele waarheden te begrijpen.

 

S.56.5-6. Door middel van de edele waarheden

Wie tot volledige ontwaking komt, die doet dat door middel van de edele waarheden.


S.56.7-10. Overdenk de vier edele waarheden

Overweegt geen slechte onheilzame overwegingen, zoals zinnelijke overwegingen, hatende of geweldzame overwegingen.

Denkt niet na waarover een slecht, onheilzaam hart nadenkt, zoals: 'eeuwig of niet eeuwig is de wereld' of 'eindig is de wereld of niet eindig' of 'de Volmaakte is na de dood, is niet na de dood.'

Een dergelijk overwegen is niet met heil verbonden, leidt niet naar onthechting, niet naar opheffing, niet naar tot rust komen, leidt niet naar volledige ontwaking, niet naar Nibbana.

Maar veeleer moeten jullie de edele waarheden overdenken. Een dergelijk overwegen, nadenken, is met heil verbonden, leidt naar onthechting, naar opheffing, naar tot rust komen, leidt naar volledige ontwaking, naar Nibbana. (S.56.9-10)

Spreek ook onderling over de vier edele waarheden. Zo'n gesprek is met heil verbonden, leidt naar onthechting, naar Nibbāna. (S.56.7-10)

Voert onderling geen strijdzuchtige gesprekken, zoals: 'jij kent de leer niet, ik ken ze wel,' of 'wat eerst gezegd moest worden, heb je erna gezegd, bij mij klopt het, bij jou niet.'

Voert geen beestachtige gesprekken over koningen en rovers, vorsten en soldaten, oorlog en strijd, spijs en drank, kleding en bed, bloemen en geuren, verwanten en wagens, dorpen en kastelen, stad en land, vrouwen en helden, straten en markten, gestorvenen en veranderingen, wereldgeschiedenis en natuurgeschiedenis, over dit en dat e.d.

Zulke gesprekken zijn niet met het heil verbonden, leiden niet naar onthechting, niet naar opheffing, niet naar tot rust komen, leiden niet naar volledige ontwaking, niet naar Nibbana.

Veeleer moeten jullie spreken over de edele waarheden.

Een dergelijk gesprek is met het heil verbonden, leidt naar onthechting, naar opheffing, naar tot rust komen, leidt naar volledige ontwaking, naar Nibbana. (S.56.9-10)


S.56.11. Dhammacakkappavattana vagga - het middenpad

Het achtvoudige pad. - Twee uitersten moeten niet gedaan worden: 1) Hechten aan zingenot; dat is laag, heilloos, onedel. 2) Zelfkwelling; dat is pijnlijk, heilloos, onedel. – Beoefen het middenpad dat naar rust, ontwaking, Nibbâna leidt. – Dat middenpad is het 8-voudige pad.

(verder uitleg van het 8-voudige pad)


S.56.12-16. De vier edele waarheden

De vier edele waarheden en het achtvoudige pad. Onthoudt de edele waarheden.


S.56.17-18. onwetend en wetend

Onwetend is degene die dukkha, het lijden niet kent, die het ontstaan ervan niet kent, die de opheffing ervan niet kent, en die het pad naar de opheffing ervan niet kent. – Wetend is degene die wel dukkha, het lijden kent, het ontstaan ervan, de opheffing ervan, en het pad naar de opheffing ervan.

Vraag: Wat is onwetendheid?

De Boeddha: Wie de edele waarheden niet kent, die is onwetend.

Vraag: Wat is weten?

De Boeddha: Wie de edele waarheden kent, die is wetend.


S.56.19-21. De edele waarheden

Zie: Facetten 9.1., De vier edele waarheden


S.56.22. De edele waarheden

Degenen die de edele waarheden daadwerkelijk begrijpen, zij bereiken al in dit leven het hoge doel, Nibbāna. Hun gemoed is bevrijd.


S.56.23. De volmaakt Ontwaakte

Te Sāvatthi. Er zijn edele waarheden: de waarheid van dukkha, lijden, de waarheid van het ontstaan van dukkha, de waarheid van de opheffing van dukkha, en de waarheid van het pad dat leidt naar de opheffing van dukkha.

Omdat de Volmaakte bij deze edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid volledig ontwaakt is, daarom wordt hij de Heilige, volmaakt Ontwaakte genoemd.

Spant u in om deze edele waarheden in te zien.

 

S.56.24-28. De edele waarheden


S.56.29. Te doorzien en te ontplooien

Er zijn edele waarheden. De edele waarheid van dukkha is te doorzien; de edele waarheid van het ontstaan van dukkha moet overwonnen worden; de edele waarheid van de opheffing van dukkha moet verwerkelijkt worden; de edele waarheid van het pad dat leidt naar de opheffing van dukkha moet ontplooid worden.


S.56.32. Onmogelijk

Het is onmogelijk aan dukkha, lijden een einde te maken zonder de edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid doordrongen te hebben.


S.56.33. Wedergeboorte

Omdat zij de vier edele waarheden niet hebben ingezien, gaan de wezens die geblokkeerd zijn door onwetendheid, geboeid door dorst, van deze wereld naar de andere wereld, en omgekeerd.


S.56.34. Doordringen van de edele waarheden

Om de vier edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid te doordringen, is wilskracht nodig, ijver, volharding, niet terugwijken, oplettendheid en helder bewustzijn.


S.56.35. Geen voorstelbaar begin

Zonder voorstelbaar begin is dit bestaan. Een eerste begin is niet te onderscheiden.

Het doordringen van de edele waarheden is niet met lijden en ellende verbonden, maar wel met geluk en blijmoedigheid.


S.56.36. Inzien van de edele waarheden

Wanneer iemand overeenkomstig de werkelijkheid de vier edele waarheden inziet, dan is hij volledig bevrijd van de weg naar verderfenis.


S.56.37. Juist inzicht

Juist inzicht gaat vooraf aan het inzien van de vier edele waarheden.


S.56.38. Gelijkenis van de zon

Zolang de Volmaakte niet in de wereld verschijnt, de Heilige, volmaakt Ontwaakte, zolang worden ook geen groot licht en geen grote glans openbaar. Zolang heerst er duisternis. De edele waarheden worden dan niet getoond, niet uitgelegd, niet onthuld, worden dan niet verkondigd.

Maar wanneer de Volmaakte in de wereld verschijnt, de Heilige, volmaakt Ontwaakte, dan worden ook een groot licht en een grote glans openbaar. Er heerst dan geen duisternis meer. De edele waarheden worden dan getoond, uitgelegd, onthuld, worden dan verkondigd.


S.56.39. Inzien van de edele waarheden

Degenen die de vier edele waarheden niet inzien, die hangen nog steeds aan de lippen van anderen: 'Of die iets werkelijk weet en ziet? '

Maar allen die de vier edele waarheden inzien, die hangen niet meer aan de lippen van anderen. Daarom spant u in om de vier edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid in te zien.


S.56.40. Inzien van de edele waarheden

Wie de vier edele waarheden inziet, kan daarin niet door andersdenkenden tot wankelen gebracht worden. Daarom spant u in om de vier edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid in te zien.


S.56.41. overdenken van de edele waarheden

Het overdenken van de edele waarheden is verbonden met heil, leidt naar ontzegging, opheffing, rust, inzicht, volledige ontwaking, naar Nibbâna. Daarom spant u in om de vier edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid in te zien.


S.56.42-44. De vier edele waarheden

Allen die de vier edele waarheden niet inzien, zij allen verheugen zich over wordingen die leiden naar geboorte en dood, naar zorg, pijn, leed, geweeklaag en wanhoop.

Maar allen die de vier edele waarheden inzien, die verheugen zich niet over wordingen die naar geboorte en dood leiden. Zij worden volledig verlost van geboorte en dood, van zorg, pijn, leed, geweeklaag en wanhoop. Zij worden volledig bevrijd van lijden. Daarom spant u in om de vier edele waarheden overeenkomstig de werkelijkheid in te zien.


S.56.45. Heel moeilijk

Het is heel moeilijk de edele waarheden in te zien.


S.56.46. Duisternis

Er zijn tussenwerelden, somber, wanordelijk, donker omnacht, waar zelfs deze zon en maan niet met hun glans komen.

Maar er is een nog grotere duisternis. Wie de edele waarheden niet inzien, die verheugen zich aan formaties die tot geboorte, ouder worden, ziekte, sterven, verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop leiden. Omdat zij zulke formaties vormen, storten zij in de duisternis van geboorte, ouder worden, ziekte, sterven, verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop. Zij worden niet volledig verlost van het lijden.

Maar wie de edele waarheden inzien, die verheugen zich niet aan formaties die tot geboorte, ouder worden, ziekte, sterven, verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop leiden. Omdat zij zich niet erover verheugen, daarom vormen zij niet zulke formaties. En daarom storten zij niet in de duisternis van geboorte, ouder worden, ziekte, sterven, verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop. Zij worden allen daarvan bevrijd. Zij worden volledig bevrijd van lijden.

Daarom, spant u in.


S.56.47-48. Gelijkenis van de eenogige zeeschildpad. Heel zelden

De vier edele waarheden; wedergeboorte.

Gelijkenis van eenogige zeeschildpad. Voor iemand die op het neerwaartse pad, in de afgrond is geraakt, zal het heel lang duren eer hij weer als mens herboren wordt. En wel omdat daar geen juist gedrag is, geen heilzame daden verricht worden. En dat komt omdat de edele waarheden niet ingezien worden.

Ook is het heel zelden dat een Volmaakt Ontwaakte in de wereld verschijnt en de leer verkondigt. Daarom moeten wij ons inspannen om de edele waarheden in te zien.


S.56.49-51. De vier edele waarheden


S.56.52-60. Stroomintrede

De edele volgeling die de vier edele waarheden inziet, zal hoogstens nog zeven keer herboren worden.


S.56.61-131. wedergeboorte; vier edele waarheden

(61) Weinig wezens worden wedergeboren onder de mensen. Veel meer wezens worden buiten de menselijke sfeer wedergeboren.

(63) Weinig wezens volgen het edele wijsheidsoog na. Veel meer wezens volgen de onwetendheid, zijn verblind.

(64) Weinig wezens onthouden zich van bedwelmende drank. Veel meer wezens onthouden zich er niet van.

(65) Weinig wezens worden op het land geboren. Veel meer wezens worden in het water geboren.

(66-70) Weinig wezens eren moeder en vader, asceten en brahmanen, de oudsten van de familie. Veel meer wezens zijn er die hen niet eren.

(71-77) Weinig wezens onthouden zich ervan levende wezens te doden, te stelen, losbandig te leven, te liegen, te lasteren, te schelden, te kletsen. Veel meer wezens onthouden zich niet ervan.

(78-80) Weinig wezens onthouden zich ervan zaaigoed en planten aan te leggen, op onpassende tijd te eten, bloemen, geuren, crèmes te gebruiken en zich daarmee te tooien. Veel meer wezens onthouden zich er niet van.

(81-90) Weinig wezens onthouden zich van dansen, gezang, muziek, theatervoorstellingen, hoge prachtige bedden, het aannemen van geld, ongekookt graan en vlees, vrouwen en meisjes, mannelijk en vrouwelijk dienstpersoneel, geiten, schapen, kippen en varkens, olifanten, rundvee en paarden. Veel meer wezens onthouden zich er niet van.

(91-101) Weinig wezens onthouden zich ervan grond aan te nemen, van koop en verkoop, van valse maat en vals gewicht, van omkoperij, bedrog en gemeenheid, steken, slaan, vastbinden, roven, plunderen, gewelddaden. Veel meer wezens onthouden zich niet ervan.

(102-104) Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden onder de mensen wedergeboren. Veel meer wezens die als mensen geboren zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

(105-107) Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden. Veel meer wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

(108-113) Weinig wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden of onder de mensen. Veel meer wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

(114-119) Weinig wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

(120-125) Weinig wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

(126-131) Weinig wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten.

De reden hiervan is het niet zien van de vier edele waarheden.

Daarom moet men zich inspannen om te onderkennen: dit is dukkha, dit is de ontwikkeling van dukkha, dit is de opheffing van dukkha, dit is het pad dat leidt naar de opheffing van dukkha.



Geraadpleegde bronnen voor Samyutta Nikaya

 

Bapat, P.V. (Gen. Ed.): 2500 Years of Buddhism. (5th repr.). New Delhi: Publications Division, 1987. (1st. ed. 1956). Publ. by the Director Publications Division Ministry of Information and Broadcasting Government of India Patiala House New Delhi.

 

Geiger, Wilhelm (Übers.) Samyutta-Nikâya. Die in Gruppen geordnete Sammlung aus dem Pâli-Kanon der Buddhisten. - 1. Band, München-Neubiberg: Benares-Verlag, 1930. - 2. Band, München-Neubiberg: Schloß, 1925.

 

Horner, I.B. (tr.): The Collection of the Middle Length Sayings (Majjhima-Nikāya). Vol. 1. The first fifty discourses (Mūlapannāsa). Translated from the Pāli by I.B. Horner. Oxford: PTS, 2000.

 

Thomas, Edward J.: The Life of Buddha as Legend and History. (repr.) New Delhi: Munshiram Manoharlal Publ., 1992. (Reprint of 3rd red. (revised), publ. 1949, London).

 

U Ko Lay (comp.): Guide to Tipitaka. Burma: Buddha Dharma Education Association Inc., 1985. (E-book).

 

Webb, Russell (ed.): An Analysis of the Pali Canon, being the Buddhist Scriptures of the Theravada School. Edited by Russell Webb. Kandy: BPS, 1975. The Wheel No. 217/220, With a Bibliography.

 

www.accestoinsight.org/tipitaka/mn/index.html

 

http://www.palikanon.com/

 

 

 

Impressum

Tag der Veröffentlichung: 16.04.2023

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /