Cover

Titelpagina

Facetten van het Boeddhisme

 

 

 

 

Wedergeboorte

 

volgens de leer van de Boeddha Gotama

 

 

 

 

 

 

 

 

samengesteld door Nico Moonen

 

 

Copyright

 

Copyright © 2023 / 2566

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Inleiding

 

In de woorden van de Boeddha zelf wordt hier getracht enig licht te werpen op het thema wedergeboorte. Eerst is er een omschrijving van wat in de leer van de Boeddha bedoeld wordt met wedergeboorte. Dan volgt het antwoord op de vraag hoe het tot wedergeboorte komt. De vraag of de wedergeborene dezelfde is als de gestorvene wordt eveneens beantwoord. Via een vergelijking van twee snaren van een gitaar wordt aangetoond dat door oorzaken en zonder contact iets kan ontstaan. Verkeerd inzicht over wedergeboorte was er al in de tijd van de Boeddha. Die verkeerde visie werd door de Verhevene weerlegd. Er is geen verhuizing van bewustzijn. Over conceptie, ontvangenis is een leerrede opgenomen. En hoe er een einde komt aan wedergeboorten, is uitgelegd in het hoofdstuk over Nibbana.

Dan volgen enkele leerreden die gaan over wedergeboorte overeenkomstig de wilsacties.

 

Wedergeboorte volgens de leer van de Boeddha


In sommige godsdiensten wordt onder wedergeboorte verstaan het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood. Anderen duiden het aan met reïncarnatie of met zielsverhuizing.


In de leer van de Boeddha is wedergeboorte niet gelijk aan reïncarnatie. Reïncarnatie betekent het weer belichaamd worden, gaat uit van een vaste, blijvende kern. Het Boeddhisme kent zoiets niet. Wedergeboorte gaat uit van een levensstroom die na de dood weer nieuw leven voortbrengt. De nieuwe vorm van leven hangt voornamelijk af van de goede en slechte daden die in het verleden verricht zijn.

Omdat sommigen zich kunnen herinneren aan vroegere geboorten, geloven zij dat er een blijvend zelf is, dat er een eeuwig bestaan is, dat de wereld eeuwig is. Maar dat is niet zo; ook zij worden wedergeboren. (D.1) Er is geen blijvend zelf, geen eeuwig bestaan en geen eeuwig niet meer bestaan. De Verhevene ziet ontstaan en vergaan. (D.1)

Het Boeddhisme kent geen blijvend, onveranderlijk Zijn, maar een steeds weer geboren worden (bhava), een ontstaan-veranderen-vergaan. De verschijnselen hier zijn niets anders dan veranderende processen die ontstaan en vergaan. Dit worden geschiedt in drie sferen: in de sfeer van de zinnen, in de sfeer van vormen, in de vormloze sfeer. (M.43)


Hoe komt het tot wedergeboorte?


Hoe komt het tot een toekomstige wedergeboorte (punabbhava)? Het antwoord daarop luidt: "De wezens zijn door onwetendheid geremd en door begeerte (tanha) geboeid. Doordat zij hier en daar steeds weer genot vinden, omdat zij vergezeld gaan van verlangen, daarom komt het tot toekomstige wedergeboorte, daarom gaat men van deze wereld naar de andere wereld en omgekeerd. (M.43; S.56.33; It.15)

De naaister begeerte, verlangen naait beide uiteinden aan elkaar waardoor deze of gene vorm van bestaan ontstaat. (A.VI.61).

Met andere woorden, het is het verlangen naar zinnelijke begeerten, het verlangen naar bestaan en het verlangen naar niet-bestaan. (Vin.Mv.Kh.1; M.9).

Wanneer er geen wilsactie (kamma) was die in de een of andere sfeer vruchten draagt, zou er geen bestaan in die sfeer zijn. Door de wilsactie (kamma) die in een bepaalde sfeer vruchten draagt, komt het tot bestaan in een bepaalde sfeer.

De wilsactie (kamma) is het veld, het bewustzijn is het zaad, het verlangen is de vochtigheid. En de wil, het bewustzijn, het verlangen (cetanā patthanā) van de door onwetendheid geremde en door begeerte verstrikte wezens gaat vastzitten in een bepaalde sfeer. Zo komt het tot ontstaan van een toekomstige wedergeboorte. (A.III.77-78)


Via een voorbeeld probeer ik het oorzakelijk ontstaan van wedergeboorte weer te geven.


Stel dat men een lucifer wil doen branden. Hoe gebeurt dat?

Eerst is er de wil, het voornemen om de lucifer te doen branden. Dan volgt wrijving van het zwavelkopje over een oppervlak. De wrijving veroorzaakt warmte, genoeg warmte om de zwavel te doen branden. De vlam van de zwavel is voldoende om het zachte hout van de lucifer in brand te steken.

Evenzo is er eerst de wil, het verlangen naar bestaan (of het verlangen naar niet-bestaan). Dat verlangen, die wil is het resultaat van een ophoping van vroegere wilsacties. Er ontstaat een reeks van "ik"-bewustzijnsmomenten nog tijdens het leven.

Dat ik-bewustzijn, die wil naar een nieuw bestaan veroorzaakt na de dood een ander ik-bewustzijnsmoment. Ten gevolge van de verzamelde resultaten van de vele wilsacties vat dat bewustzijn ergens post in een levend wezen. Dan begint het proces van worden, het proces van conceptie. Ten gevolge van de conceptie volgt geboorte.


Door de hindernis van onwetendheid en verlangen heeft men dit tegenwoordige lichaam gekregen. Zo is dit lichaam van thans ontstaan en behalve dit is er naam en vorm. Op die manier is er een paar aanwezig en ten gevolge daarvan is er contact, namelijk het bereik van de zes zintuigen; door het contact daarmee of door één ervan ondervindt men lust en lijden.

Vanwege het niet opgeven van de onwetendheid en het niet onderdrukken van het verlangen gaat de niet wijze persoon na de dood weer in een lichaam.


M.a.w. door onwetendheid en begeerte komt het tot wedergeboorte. Het geestelijke (nama) en het lichamelijke (rupa) ontstaan. Ten gevolge van de zintuigen is er contact. Lust en lijden worden ondervonden en het ik-bewustzijn krijgt een sterke basis.


Zoals wanneer een olielamp brandt vanwege de olie en de lampenpit en een man giet regelmatig olie erbij en voegt nieuwe lampenpit toe. Dan zal die lamp lang branden omdat er voedingsstof toegevoegd wordt. (S.12.53)

Evenzo zal de dorst, het verlangen, de begeerte niet verdwijnen als er steeds voedingsstoffen toegediend worden.


Dezelfde of iemand anders?


Is degene die wedergeboren wordt, dezelfde als de gestorvene, of is hij een andere?

Het antwoord van de eerwaarde Nāgasena op deze vraag luidde dat de wedergeborene niet dezelfde is noch een andere. Hij gaf een gelijkenis ter verduidelijking. Een volwassene is niet dezelfde als de onmondige baby. Maar vanwege dit lichaam worden in ons denken al deze toestanden, deze stadia in het leven tot een eenheid samengevat.

En wanneer een olielamp de hele nacht brandt, is dan sprake ervan dat de ene lamp in de eerste nachtwake brandt, een andere in de tweede nachtwake en weer een andere in de derde nachtwake? - Neen, want het licht was de hele nacht afhankelijk van eenzelfde lamp.

Evenzo sluiten de schakels van de keten van de verschijnselen aan elkaar. Het ene verschijnsel ontstaat, een ander verdwijnt, maar alle verschijnselen zijn zonder onderbreking met elkaar verbonden. Op deze manier komt men noch als dezelfde persoon noch als een andere aan bij de laatste staat van bewustzijn. (Mil. II. 2.1)


Er wordt niet dezelfde persoon wedergeboren noch wordt er iemand anders wedergeboren. Maar men moet weten: zo is vorm, zo is de oorsprong van vorm, zo is het verdwijnen van vorm. Zo is gevoel, zo is de oorsprong ervan, zo is het verdwijnen ervan. Zo zijn de vormingen, zo is de oorsprong ervan, zo is het verdwijnen ervan. Zo is bewustzijn, zo is het ontstaan ervan, zo is het verdwijnen ervan.


“Het is onmogelijk het verdwijnen uit het ene bestaan en het intreden in een nieuw bestaan uit te leggen, of de groei, toename en ontwikkeling van bewustzijn uit te leggen onafhankelijk van lichamelijkheid, gevoelens, gewaarwording en geestelijke formaties.” (S.XII.53).


De vergelijking van de twee snaren


Een vergelijking. Op een gitaar zijn twee e-snaren, een met een lage en een met een hoge toon. Als de snaar met lage e-toon in beroering wordt gebracht, als die snaar gaat trillen, dan gaat ook de andere e-snaar trillen. Niets van de ene snaar gaat over in de andere snaar. Door oorzaken is de trilling ontstaan.

Trillen gaat alleen de snaar van gelijke toon, maar wel op een andere toonhoogte, een ander niveau.


Evenzo is er een bewustzijnsmoment op het einde van het leven. En door oorzaken ontstaat er een ander bewustzijnsmoment bij de conceptie.


Verkeerd en juist inzicht


Niets gaat over naar het volgende lichaam, dus ook bewustzijn niet.


Ten tijde van de Boeddha had een monnik het verkeerde inzicht dat na de dood het bewustzijn van iemand uit het lichaam komt en verhuist naar een ander lichaam waar die persoon dan geboren wordt. De Boeddha legde hem uit dat geen enkele factor verhuist van het ene naar het andere lichaam. Het bewustzijn ontstaat door oorzaken. Zonder oorzaken kan bewustzijn niet ontstaan. In afhankelijkheid van oog en vorm ontstaat zienbewustzijn. In afhankelijkheid van oor en geluid ontstaat hoorbewustzijn. In afhankelijkheid van neus en geur ontstaat ruikbewustzijn. In afhankelijkheid van tong en smaak ontstaat smaakbewustzijn. In afhankelijkheid van lichaam en aanrakingsobject ontstaat aanrakingsbewustzijn. In afhankelijkheid van geest en geestobject ontstaat geestbewustzijn. (M.38)


Het juiste inzicht bestaat in een begrijpen van het proces van oorzakelijk ontstaan (paticcasamuppāda).

En omdat bewustzijn onzichtbaar is en niet op zich kan bestaan, is dat begrijpen erg moeilijk.


Voedingsstoffen, steunpunten van bewustzijn

 

Er zijn vier voedingsstoffen die dienen tot onderhoud van de levende wezens die al in het bestaan zijn getreden en tot steun van degenen die op het punt staan te ontstaan. Die voedingsstoffen zijn:

 

  1. eetbaar voedsel, voedsel dat dient voor de vorming van het lichaam;

  2. aanraking, contact (phassa);

  3. het denken van de geest, geestelijke wil (cetana);

  4. bewustzijn (viññana). (S.12.12; M.9)

 

De oorzaak, de oorsprong van die vier soorten voedsel is de dorst, de begeerte, het verlangen (tanha). De ontwikkeling van de dorst is oorzaak van de ontwikkeling van het voedsel. (M.9; S.12.11)

Begeerte, de dorst heeft als oorzaak de gewaarwording, het gevoel. Het gevoel, de gewaarwording heeft als oorzaak de aanraking, het contact. De aanraking, het contact heeft als oorzaak de zes zintuigen. De zes zintuigen hebben als oorzaak naam en vorm. Naam en vorm hebben het bewustzijn als oorsprong, als oorzaak. Bewustzijn heeft als oorsprong, als oorzaak de formaties. De formaties hebben als oorzaak het niet weten. (S.12.11)

Uit de zes zintuigen ontstaat aanraking, contact. Uit de aanraking ontstaat de gewaarwording. Uit de gewaarwording ontstaat de dorst. Uit de dorst ontstaat het grijpen. Uit het grijpen ontstaat het worden. (S.12.12)

 

De zes zintuigen hebben zes inwendige en zes uitwendige grondslagen. De inwendige grondslagen van de zintuiglijke indrukken zijn: de grondslag zien-orgaan, de grondslag hoor-orgaan, de grondslag ruik-orgaan, de grondslag smaak-orgaan, de grondslag lichaam-orgaan, en de grondslag geest. (A.3.62) of anders gezegd: Er is de ogen-basis, de oren-basis, de neus-basis, de tong-basis, de lichaam-basis en de geest-basis. (M.137)

En de uitwendige grondslagen zijn: Er is de vorm-basis, de geluid-basis, de geur-basis, de smaak-basis, de aanrakings-basis en de geestobject-basis. (M.137)

 

(1) eetbare spijs

Wanneer begeerte naar het voedsel eetbare spijs aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. (S.12.64)

 

(2) aanraking, contact

Wanneer begeerte naar het voedsel aanraking aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. (S.12.64)

 

De mens bestaat uit zes grondslagen voor contact. Er is de grondslag van het zien-contact, de grondslag van het hoor-contact, de grondslag van het ruik-contact, de grondslag van het smaak-contact, de grondslag van het aanrakings-contact en de grondslag van het geest-contact. (M.140; M.137) M.a.w. er kan contact ontstaan door de zes zintuigen.

 

(3) denken

Wanneer begeerte naar het voedsel denken van de geest aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. (S.12.64)

 

De mens bestaat uit achttien soorten van geestelijk naderen. Wanneer men met het oog een vorm ziet, kan vreugde of droefenis of gelijkmoedigheid opgewekt worden. Idem wanneer men met het oor een geluid hoort of wanneer men met de neus een geur ruikt of wanneer men met de tong een smaak proeft of wanneer men met het lichaam een aanrakingsobject voelt of wanneer men met de geest een geestobject waarneemt. Dan kan vreugde of droefenis of gelijkmoedigheid opgewekt worden. (M.140)

 

(4) bewustzijn

Door lichaam en geest ontstaat bewustzijn. En omgekeerd is bewustzijn de voorwaarde voor geest en lichaam (naam en vorm)

Uit de vormingen als oorzaak ontstaat bewustzijn. (S.12.1) In afhankelijkheid van wilsformaties, vormingen ontstaat bewustzijn dat tot wedergeboorte leidt. (Ud.I.1 en Ud.1.3)

Bewustzijn wordt veroorzaakt door geestlichamelijkheid en geestlichamelijkheid door bewustzijn. Dit bewustzijn keert terug naar geestlichamelijkheid. Het gaat niet verder. (S.12.34)

 

Er zijn deze zes indelingen van bewustzijn, namelijk: oog-bewustzijn of zien-bewustzijn, oor-bewustzijn of hoor-bewustzijn, neus-bewustzijn of ruik-bewustzijn, tong-bewustzijn of smaak-bewustzijn, lichaam-bewustzijn of aanrakings-bewustzijn en geest-bewustzijn. Van het ontstaan van 'naam-en- vorm' komt het ontstaan van bewustzijn. (S.22.57; M.38; M.9; M.137)

Het genot, het geluk dat ontstaat vanwege bewustzijn, dat is de voldoening die er in bewustzijn is. In zoverre als bewustzijn vergankelijk is, vol van lijden en onderhevig aan verandering, dat is het lijden dat er in bewustzijn is. (S.22.57)

 

Wat neemt men waar met dat bewustzijn? Men neemt waar: ‘dit is aangenaam,’ men neemt waar: ‘dit is pijnlijk,’ men neemt waar: ‘dit is noch pijnlijk noch aangenaam.’ (M.140; M.43)

 

Wijsheid en bewustzijn, deze twee toestanden van de geest zijn met elkaar verbonden, ze zijn niet gescheiden, en het is onmogelijk ze van elkaar te scheiden om het verschil ertussen te kunnen beschrijven. Want wat men begrijpt dat ervaart men, en wat men ervaart, dat begrijpt men. (M.43)

Het verschil tussen wijsheid en bewustzijn is dat wijsheid ontplooid moet worden en dat bewustzijn volledig doorschouwd moet worden. (M.43)

 

Bewustzijn (viññanam) is de geestelijke bevestiging van indrukken van de zintuigen. Bewustzijn is een van de aggregaten van de persoonlijkheid (khandha). Bewustzijn ontstaat in afhankelijkheid van oorzaken, namelijk in afhankelijkheid van zintuig en bijbehorend object. (M.38)

 

Bewustzijn kan niet op zichzelf bestaan. Bewustzijn is zonder essentie, het is altijd bewustzijn van iets. Er bestaat geen bewustzijn zonder inhoud. Er is een stroom van bewustzijnsmomenten en zo ontstaat de indruk van een blijvend bewustzijn.

 

Wat iemand denkt, en wat iemand van plan is, en waarbij hij volhardt (blijft), daarmee ontstaat een basis.

Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan doet zich voor de toekomst wedergeboorte en nieuw bestaan voor. (S.12.38)

 

Bewustzijn ontstaat door contact. Bij het ontstaan van bewustzijn kan begeerte of afkeer ontstaan zo lang als er de mening is van een atta, een zelf, een blijvende kern. Er ontstaat dan een ik-bewustzijn: ik zie, ik hoor, ik ruik, etc. Zo vindt bewustzijn een steunpunt.

 

Als iemand zou beweren: ‘Apart van vorm, apart van gevoel, apart van geestelijke formaties zal ik het komen of het gaan tonen van bewustzijn, of het afnemen, de wedergeboorte, de groei, de toename of de overvloed van bewustzijn,’ - dat te tonen zou onmogelijk zijn. (S.22.53)

De inhoud van ons bewustzijn is onze wereld. De bestaansgroepen waaraan gehecht wordt, omvatten niet alleen het eigen lichaam met de zes zintuigen en de zintuiglijk waarneembare objecten, maar elk waargenomen object waaraan de illusie van "ik" zich kan hechten: dat behoort mij toe, of dat behoort mij niet toe, dat heb ik graag, of dat bevalt me niet.

 

Wanneer begeerte naar het voedsel bewustzijn aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. (Lichaam en geest, lichaam met de zes zintuigen). Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. (S.12.63-64)

"Het voedsel bewustzijn is de oorzaak voor toekomstige wedergeboorte en nieuw ontstaan. Wanneer die geworden zijn, ontstaan de zes zintuigen. Uit de zes zintuigen ontstaat aanraking. Uit de aanraking ontstaat de gewaarwording. Uit de gewaarwording ontstaat de dorst. Uit de dorst ontstaat het grijpen. Uit het grijpen ontstaat het worden. (S.12.11-12)

 

“Zelfs als men niet wil, noch mentaal samenstelt, maar als men nog een verborgen neiging heeft, dan wordt dat een object voor het voortbestaan van bewustzijn.” (S.II.67).

 

Het ik-bewustzijn vindt een steunpunt als begeerte naar eetbare spijs, en/of naar aanraking, en/of naar denken, en/of naar bewustzijn aanwezig is. Vanwege dat steunpunt verschijnt lichaam met geest. Er vindt vermeerdering van de formaties plaats. Zo komt er wedergeboorte en nieuw bestaan.

Begeerte en afkeer zijn een steunpunt voor het ik-bewustzijn: dat wil ik / dat wil ik niet. Door verkeerde visie ontstaat de mening dat er een blijvende kern, een zelf, een ego, een persoonlijkheid is. Het bewustzijn krijgt een stevige basis.

 

Conceptie, ontvangenis

 

De ontvangenis van een embryo in een moederschoot vindt plaats wanneer drie dingen samenkomen.

Wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft maar de moeder niet haar vruchtbare dagen heeft, en de te ontspruiten kiem niet aanwezig is, in dat geval is er geen ontvangenis (conceptie).

Wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft en de moeder haar vruchtbare dagen heeft, maar de te ontspruiten kiem niet aanwezig is, ook in dat geval is er geen ontvangenis.

Maar wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft en de moeder haar vruchtbare dagen heeft, en de te ontspruiten kiem aanwezig is, in dat geval vindt er een ontvangenis plaats door het samenkomen van die drie dingen.

De moeder draagt dan vol zorg het embryo negen of tien [maan]maanden in haar schoot – een zware last. Aan het einde van die periode baart zij het kind. Na de geboorte voedt zij het met haar eigen bloed, want zo wordt de moedermelk genoemd.

Wanneer het kind opgroeit speelt het. Als het verder opgroeit en meer vaardigheden krijgt, dan geniet de jongeling het bestaan dat met de vijf strengen van zintuiglijk genot voorzien is.

Vormen, met het oog waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Geluiden, met het oor waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Geuren, waarneembaar met de neus, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Smaken, met de tong waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Aanrakingsobjecten, met het lichaam waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Wanneer hij met het oog een vorm ziet, is hij begerig ernaar als ze aangenaam is. Hij is afkerig ervan als ze onaangenaam is. Hij leeft zonder gevestigde oplettendheid bij het lichaam, met begrensd gemoed en hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid de bevrijding van het hart, de bevrijding door wijsheid, waarbij die slechte, onheilzame toestanden van de geest zonder rest ophouden. Hij is zodanig verwikkeld in voorkeur en afkeer dat hij behagen schept in het gevoel, welk gevoel hij ook steeds mag voelen, hetzij aangenaam hetzij pijnlijk of neutraal. Hij verwelkomt het en houdt zich eraan vast. Omdat hij dat doet, verschijnt bij hem zich vermaken. Zich vermaken aan gevoel is hechten. Veroorzaakt door hechten is worden; veroorzaakt door worden is geboorte; veroorzaakt door geboorte zijn ouderdom en dood, zorgen, geweeklaag, pijn, droefheid en wanhoop. Zo is de oorsprong van deze hele massa van dukkha.

Evenzo met oor en geluid, neus en geur, tong en smaak, lichaam en aanrakingsobject, geest en geestobect. (M.38)

 

En na de dood komt er een nieuwe wedergeboorte, omdat aan het zich vermaken en hechten geen einde is gekomen.

 

Nibbana, het einde van wedergeboorten


Het komt tot een wedergeboorte vanwege onwetendheid en begeerte, verlangen, (M.43; S.56.33; It.15) vanwege het verlangen naar zinnelijke begeerten, het verlangen naar bestaan en het verlangen naar niet-bestaan. (Vin.Mv.Kh.1; M.9) Het beteugelen en verwijderen van verlangen is het einde van wedergeboorte. (S.12.11)

Wanneer de geest vrij is van hebzucht, vrij van haat, vrij van begoocheling, dan is de geest in wijsheid volledig ontwikkeld. Dan is wedergeboorte opgedroogd. (A.ix.25)

Zelfs wanneer bij een monnik wiens geest op een dergelijke manier volledig bevrijd is, zichtbare vormen heel nadrukkelijk in het gezichtsveld komen, hoorbare geluiden heel nadrukkelijk in het gehoorgebied komen, ruikbare geuren heel nadrukkelijk in het ruikgebied komen, proefbare smaken heel nadrukkelijk in het smaakgebied komen, lichamelijke indrukken heel nadrukkelijk in het lichaamsgebied komen, mentaal herkenbare dingen heel nadrukkelijk in de denkkring komen, dan zijn ze niet meer in staat om zijn geest te boeien; zijn geest blijft onaangetast, standvastig, onwankelbaar, en in dit alles ziet hij de vergankelijkheid. (A.ix.26)


Vanwege vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten ontstaat genot, een gevoel van geluk. Dat is de voldoening die er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten is. Maar in zoverre als vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten vergankelijk zijn en onderhevig aan verandering, dat is het onbevredigende dat er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten is. De beteugeling van begeerte en lust, het van zich afzetten van begeerte en lust die er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten zijn, dat is de ontsnapping aan vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten. Door zich niet meer aan vorm en gevoel en waarneming en geestelijke activiteiten te hechten wordt men bevrijd. (S.22.57)


Als verlangen naar het gebruik van vorm is opgegeven, dan is door dat opgeven de steun afgesneden en is er geen vestiging van bewustzijn. Als verlangen naar het gebruik van bewustzijn is opgegeven, dan is door dat opgeven de steun afgesneden en is er geen vestiging van bewustzijn. Dat niet gevestigde bewustzijn is bevrijd, daar het niet groeit en niet samenstelt. Door de vrijheid is het vast en bedaard. Door de vastheid en bedaardheid is het tevreden. Door de tevredenheid is de persoon niet in beroering. Ongestoord van zichzelf is hij volmaakt tot rust gekomen, en hij weet: ‘Uitgeput is geboorte, het heilige leven is geleefd, de taak is volbracht, er is niets boven dit voor een aanduiding van de voorwaarden van bestaan. (S.22.53)


Het lichaam is veranderlijk en vergankelijk, is zonder een zelf, heeft geen blijvende kern. Het lichaam is zonder een eeuwigdurende ziel, is zonder een ego dat alles bestuurt. Het inzien van dit kenmerk van het leven, het teniet worden van deze ik-formatie, wordt door de heiligen als geluk onderkend. (Sn.iii.12 vers 761)


De wijze heeft onwetendheid opgegeven en heeft de dorst, het verlangen onderdrukt. Hij leidt het heilige leven en gaat na de dood niet meer in een lichaam. (S.12.19)


Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van de zes zintuigen volgt opheffing van aanraking. Uit de opheffing van aanraking volgt opheffing van gewaarwording. Uit de opheffing van gewaarwording volgt opheffing van de dorst. Uit opheffing van de dorst volgt opheffing van grijpen. Uit opheffing van grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van worden volgt opheffing van geboorte. (S.12.12)


Zoals wanneer een olielamp brandt vanwege de olie en de lampenpit en een man giet regelmatig olie erbij en voegt nieuwe lampenpit toe. Dan zal die lamp lang branden omdat er voedingsstof toegevoegd wordt. Maar als er geen voedingsstoffen meer toegevoegd worden, zal die lamp uitdoven. (S.12.53)

Evenzo zal de dorst verdwijnen als er geen voedingsstof meer toegediend wordt. Wanneer naar eetbare spijs, naar aanraking, naar denken van de geest en naar bewustzijn geen begeerte aanwezig is, wanneer geen vreugde eraan aanwezig is, wanneer geen dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn geen steunpunt gevonden en is niet tot groei gekomen. Waar het bewustzijn geen steunpunt gevonden heeft en niet tot groei gekomen is, daar verschijnt geen naam en vorm. Waar naam en vorm niet verschijnen, daar vindt geen vermeerdering van de formaties plaats. Waar geen vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt geen wedergeboorte en nieuw ontstaan. (S.12.63)


Met het verdwijnen van begeerte verdwijnt het steunpunt voor het ik-bewustzijn. Geestlichamelijkheid wordt niet meer als eigendom beschouwd, niet meer als "dat is van mij, dat ben ik, dat is mijn zelf". Wedergeboorte wordt opgeheven door het opheffen van de mening "ik ben".

Als ingezien wordt dat er geen zelf is, verdwijnt de mening van "ik". Dan is er het bewustzijn van "op een dergelijke manier", "zo" is het ontstaan. Het ik-bewustzijn maakt plaats voor een zo-bewustzijn. Zonder "ik" ontstaat er geen voorkeur of afkeer. Er is alleen gewaarzijn, zonder meer. Dat is het enkelvoudige bewustzijn dat nergens een "ik" als basis heeft. Dat is het vrije bewustzijn.

In het normale spraakgebruik wordt door de heilige nog de term "ik" gebruikt, maar hij weet dat dit slechts een naam is, geen werkelijkheid.


Datgene waaraan men gehecht is, namelijk het lichamelijke en het geestelijke: lichaam, gevoel, waarneming, gedachten en ideeën en bewustzijn, wordt de last genoemd. Het 'dragen van die last' heet ook ‘het lijden in de wereld’.

Het verdwijnen van de last bestaat in wat genoemd wordt het verwijderen van het lichamelijke en het geestelijke. Dat verwijderen gaat door de volledige opheffing en vernietiging van die begeerte, het vrij zijn van hechten.

Het is dus niet een verwijderen van het lichaam met de geest. Door het inzien dat zij “mij” niet toebehoren, dat zij niet “van mij” zijn, verdwijnt gehechtheid aan lichaam en geest. Ook door het verwijderen van verlangen naar lichaam en geest is er geen vastklampen, geen gehechtheid meer aan lichaam en geest. Dat heet “het bevrijd zijn van de last”; het is het verdwijnen van het verlangen naar of het verdwijnen van afkeer van het lichamelijke en het geestelijke. Het lichamelijke en het geestelijke vinden in de geest dan geen steunpunt meer omdat het “ik” dat voorheen als steun diende, er niet meer is. (Vgl. M.106 en M.109)


Dat is Nibbana, het hoogste geluk, de bevrijding van alle boeien, de opperste vrede, het einde van wedergeboorten.



Suttas over wedergeboorte

 

Wedergeboorte overeenkomstig de daden

Wedergeboorte als mens is zeldzaam

Juist inzicht en verkeerde opvatting

Zoals men zaait

Verschillende wedergeboorten

Drie soorten mensen

Het gedane en het niet gedane

Aangenaam of onaangenaam leven in de toekomst

Wedergeboorte afhankelijk van geven

Hemel of hel

Waarom men zich moet inspannen

De drie soorten van verdienstelijk handelen

Onmogelijk

Wie of wat wordt wedergeboren?

 

Wedergeboorte overeenkomstig de daden


De wezens sterven en verschijnen weer, lage en hoge, mooie en lelijke, in geluk en ellende; zij worden wedergeboren overeenkomstig hun daden.


"Er zijn vier soorten schoten: die van het ei; die van het lichaam; die van de gisting (uit vochtigheid); en die van het spontane ontstaan.

Als een wezen de schaal van het ei doorbreekt en ter wereld komt, dat is de schoot van het ei.

Als een wezen uit een vruchtblaas komt, uit het lichaam ter wereld komt, dat noemt men de schoot van het lichaam.

De schoot van de gisting, van de vochtigheid is als een wezen in rottende vis of rottend vlees of in rot eten ter wereld komt, of in een poel of plas.

De schoot van spontaan ontstaan is die van hemelse wezens en van bewoners in de hel en bepaalde menselijke wezens en enige wezens in de lagere werelden."


Er zijn vijf sferen van bestaan: 1. de neerwaartse weg, de hel; 2. de dierlijke sfeer; 3. het geestenrijk; 4. het mensenrijk; 5. het rijk van de goden. – Al die sferen van bestaan kent de Boeddha. (M.12)


Wedergeboorte als mens is zeldzaam


In het Bālapandita sutta is de gelijkenis van de blinde zeeschildpad. Nog zeldzamer dan dat de zeeschildpad bij het omhoog komen met het hoofd in het gat van een in de zee drijvende plank komt, is het verkrijgen van wedergeboorte als mens. (M.129)


Er is een andere gelijkenis en wel van een eenogige zeeschildpad. Het kan heel lang duren eer zij gevangen wordt in een fuik. Voor iemand die op het neerwaartse pad, in de afgrond is geraakt, zal het heel lang duren eer hij weer als mens herboren wordt. En wel omdat daar geen juist gedrag is, geen heilzame daden verricht worden. (S.56.47-48)



Juist inzicht en verkeerde opvatting


Niets anders bewerkstelligt zozeer dat de wezens na de dood in een lager bestaan komen, op een spoor van lijden, in afgronden van bestaan, in een hel, dan de verkeerde opvatting.

Niets anders bewerkstelligt zozeer dat de wezens na de dood op een gelukkig spoor van bestaan komen, in een hemelse wereld komen, dan juist inzicht. (A.I.27)


Zoals men zaait


Als iemand met verkeerde opvatting die verkeerde opvatting volgt en dan acties verricht in daad, woorden en gedachten, wat daarbij zijn wil is, zijn wens en verlangen, en zijn [andere] geestelijke functies – dat alles brengt ongewenste, onaangename dingen, brengt onheil en leed. De reden is dat zijn bedoeling niet goed is.

Als iemand met juist inzicht dat juist inzicht volgt en dan acties uitvoert in daden, woorden en gedachten, wat daarbij zijn wil is, zijn wens en verlangen en zijn [andere] geestelijke functies – dat alles brengt gewenste, blijde en aangename dingen, brengt zegen en geluk. De reden is dat zijn inzicht juist is. (A.I.28)


Verschillende wedergeboorte


Vanwege deugdloze en onjuiste levenswandel (vanwege deugdloos en onjuist gedrag) verschijnen enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Vanwege deugdzame en juiste levenswandel verschijnen enige wezens na de dood op een gelukkig spoor, in een hemelse wereld. (A.II.16)


Drie soorten mensen


Er zijn drie mensen in de wereld, namelijk:

Iemand verricht moeizame wilsacties in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten moeizame wilsacties verricht, wordt hij wedergeboren in een moeizame wereld. In een moeizame wereld wedergeboren, raken hem moeizame indrukken; en door moeizame indrukken geraakt, ondervindt hij een moeizaam gevoel, uiterste pijn, juist zoals de wezens van de hellen-werelden.

Iemand verricht moeizaamloze wilsacties in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten moeizaamloze wilsacties verricht, wordt hij in een moeizaamloze wereld wedergeboren. In een moeizaamloze wereld wedergeboren, raken hem moeizaamloze indrukken; en door moeizaamloze indrukken geraakt, ondervindt hij een moeizaamloos gevoel, een extreem geluk, juist zoals de al-verlichtende goden.

Iemand verricht deels moeizame, deels moeizaamloze wilsactie in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten deels moeizame, deels moeizaamloze wilsacties verricht, wordt hij in een deels moeizame, deels moeizaamloze wereld wedergeboren. In een deels moeizame, deels moeizaamloze wereld wedergeboren, raken hem deels moeizame, deels moeizaamloze indrukken; en door deels moeizame, deels moeizaamloze indrukken geraakt, ondervindt hij een deels moeizaam, deel moeizaamloos gevoel, pijnen gemengd met vreugden, juist zoals de mensen, sommige hemelse wezens en sommige wezens van de afgronden van bestaan.

Deze drie mensen zijn er in de wereld. (A.III.23 - Sankhāra Sutta)


Het gedane en het niet-gedane


Vanwege het gedane en vanwege het niet gedane verschijnen enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Vanwege het gedane en vanwege het niet gedane verschijnen enige wezens na de dood op een gelukkig pad, in een hemelse wereld.

Iemand verricht een slechte handeling in daden, woorden en gedachten; en hij laat goede handelingen in daden, woorden en gedachten achterwege. In zoverre verschijnen vanwege het gedane en niet gedane enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Maar iemand verricht een goede handeling in daden, woorden en gedachten, en hij laat slechte handeling in daden, woorden en gedachten achterwege. In zoverre verschijnen vanwege het gedane en het niet gedane enige wezens na de dood op een gelukkig pad, in een hemelse sfeer. (A.II.17)


Aangenaam of onaangenaam leven in de toekomst


Wie doet wat niet gedaan moet worden, die ondervindt onaangename dingen. Bij degene die doet wat gedaan moet worden, nemen onaangename dingen af en nemen aangename dingen toe.

Er zijn vier manieren hoe men een leven kan leiden: (1) Men kan nu aangenaam leven maar onaangenaam later. (2) Men kan nu onaangenaam leven en ook later. (3) Men kan nu onaangenaam leven en aangenaam later. Dit is het leven van iemand die de Dhamma beoefent met moeite. (4) En men kan nu en ook later aangenaam leven. Dit is het leven van degene die de Dhamma beoefent met toewijding en ijver. (M.46)


Wedergeboorte afhankelijk van geven


Er zijn acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van geven, en wel:

1. Men geeft aan een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men ziet machtige edelen, brahmanen of burgers in het bezit en genot van de vijf zintuiglijke vreugden, omgeven met de vijf zintuiglijke vreugden. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood onder machtige edelen, brahmanen of burgers wedergeboren mag worden." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zulke gedachten, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leiden hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij onder machtige edelen, brahmanen of burgers. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.

2-7. Verder, men geeft aan een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de hemelse wereld van de Vier Grote Koningen – de goden in de hemelse wereld van de Drieëndertig – de gelukzalige goden – de tevreden goden – de goden die graag scheppen – de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden in de hemel van de Vier Grote Koningen – in de hemel van de Drieëndertig – in de hemel van de gelukzalige goden – in de hemel van de tevreden goden – in de hemel van de goden die graag scheppen – in de hemel van de goden die heersen over de scheppingen van anderen." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En een dergelijke gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leidt hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij in de hemel van die goden. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.

8. Verder, men geeft aan een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de wereld van Brahmā. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden bij de goden in de hemel van Brahmā." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zo'n gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leidt hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij bij de goden in de hemel van Brahma. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen; voor begeertelozen, niet voor mensen die vol begeerte zijn. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de begeerteloosheid ervan in vervulling.

Dit zijn de acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van gaven. [A.VIII.35]


Hemel of hel


De redenen waarom sommigen naar de hemel gaan en anderen naar de hel is als volgt: door een goed gedrag in daden, woorden en gedachten krijgt men zeker een goede bestemming; door een niet goed gedrag in daden, woorden en gedachten krijgt men een slechte bestemming. (M.41)


Waarom men zich moet inspannen


Weinig wezens worden wedergeboren onder de mensen. Veel meer wezens worden buiten de menselijke sfeer wedergeboren. (S.56.61; S.20.2)

Weinig wezens worden op het land geboren. Veel meer wezens worden in het water geboren. (S.56.65; A.1.33)

Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden onder de mensen wedergeboren. Veel meer wezens die als mensen geboren zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.102-104)

Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden. Veel meer wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.105-107)

Weinig wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden of onder de mensen. Veel meer wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.108-113)

Weinig wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.114-119)

Weinig wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.120-125)

Weinig wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.126-131)

De reden hiervan is het niet zien van de vier edele waarheden.

Voor iemand die op het neerwaartse pad, in de afgrond is geraakt, zal het heel lang duren eer hij weer als mens herboren wordt. En wel omdat daar geen juist gedrag is, geen heilzame daden verricht worden. En dat komt omdat de vier edele waarheden niet ingezien worden. (S.56.47-48)


De drie soorten van verdienstelijk handelen


Er zijn drie soorten van verdienstelijk handelen, namelijk: het in het geven bestaande verdienstelijke handelen, het in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen, en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen.

Daar is bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen zwak ontwikkeld; en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in erbarmelijke omstandigheden onder de mensen.

Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen middelmatig ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in gelukkige omstandigheden onder de mensen.

Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen sterk ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood bij de goden in de hemel van de Vier Grote Koningen.

Daar echter overtreffen de Vier Grote Koningen die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker ontwikkeld hebben, de goden van hun gevolg in tien dingen: in hemelse levensduur, hemelse schoonheid, hemels geluk, hemelse roem, hemelse heerschappij, hemelse vormen, hemelse geluiden, hemelse geuren, hemelse smaken en hemelse aanrakingen.

Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden van de Drieëndertig. Daar evenwel overtreft Sakka, de koning van de goden, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de goden van de Drieëndertig in juist die tien dingen.

Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de gelukzalige goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Suyama, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de gelukzalige goden in juist die tien dingen.

Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de tevreden goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Santusita, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de tevreden goden in juist die tien dingen.

Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die graag scheppen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Sunimitta, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de goden die graag scheppen in juist die tien dingen.

Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Vasavatti, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de over de scheppingen van anderen heersende goden in juist deze tien dingen.

Dat zijn de drie soorten van verdienstelijk handelen. (A.VIII.36)


Onmogelijk

 

Het is onmogelijk dat iemand die zich verkeerd gedraagt in daden, woorden en gedachten, ten gevolge daarvan na de dood in een gelukkige sfeer, in een hemelse wereld wedergeboren wordt. Wel is het mogelijk dat hij in een lagere wereld komt, in een ongelukkige sfeer, in een hel.

Het is onmogelijk dat iemand die een juist gedrag heeft in daden, woorden en gedachten, ten gevolge daarvan na de dood in een lagere wereld komt, in een ongelukkige sfeer, in een hel. Wel is het mogelijk dat hij in een gelukkige sfeer komt, in een hemelse wereld. (A.I.25)

 

Wat of wie wordt wedergeboren?

 

Men moet eraan denken dat noch het lichaam wedergeboren wordt noch een blijvende kern. Maar de levensenergie manifesteert zich na de dood in een nieuwe vorm. Het is als met elektriciteit. Die kan zich uiten in sterkstroom om krachtige machines aan te drijven. Ze kan zich ook uiten om gele, blauwe, rode of anders gekleurde lampen te laten schijnen. En ze kan ook als zwakstroom kleine treintjes in beweging zetten. Wedergeboorte kan plaats hebben in ongelukkige of in gelukkige sferen van bestaan. De mens wordt geen god noch een dier of ongelukkige geest. Maar de levensenergie neemt bij de dood een bepaalde richting: ofwel in een ongelukkige of in een gelukkige sfeer. De levensenergie na de dood kan zich dus uiten in bijvoorbeeld een dierlijke vorm, in een menselijke vorm of in een goddelijke vorm.

 

 

Bronnen

Gunaratna, V.F.: Buddhist Reflections on Death. Kandy: BPS, 1966. The Wheel No. 102/103.

Hecker, Hellmuth: Lives of the Disciples : Buddhist Women at the Time of the Buddha. Transl. from the German by Sister Khema. Kandy: BPS, 1982. The Wheel No. 292/293.

Ñânamoli, Bhikkhu: The Life of the Buddha according to the Pali Canon. (2nd ed.) Kandy: BPS, 1978. (1st ed. 1972).

Nârada Thera: The Dhammapada : Pali Text and translation with stories in brief and notes. (3rd ed.) - Colombo: BMS, 2522-1978. (1st ed. 1963).

Nârada Maha Thera: The Buddha and His Teachings. (4th enlarged ed.) - Kandy: BPS, 2524/1980.

Nyanatiloka. Buddhistisches Wörterbuch.

Nyanatiloka (Übers.): Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Übers. von Nyanatiloka; hrsg. von Nyanaponika. Köln: DuMont Schauberg, 1969. Neue Gesamtausgabe in fünf Bänden. 3. revid. Neuauflage.

Pereira, Ananda: Live now! Kandy: BPS, 1973, The Wheel No. 24/25.

Piyadassi Thera: The Buddha. A short Study of His Life and Teaching. (3rd enlarged ed.) Kandy: BPS, 1970. The Wheel No. 5ab.

Story, Francis: Dimensions of Buddhist Thought (Collected Essays). Kandy: BPS, 1975, The Wheel No. 211/214.

www.encyclo.nl

www.palikanon.de

Met dank aan mijn Dhamma-vriend Maarten van den Driest voor zijn waardevolle opmerkingen.

Heel veel dank aan de eerwaarde Nyanaponika voor zijn verhelderende schriftelijke opmerkingen.

 

Afkortingen

 

A. Anguttara Nikaya

D. Digha Nikaya

It. Itivuttaka

M. Majjhima Nikaya

Mil. Milindapanha

S. Samyutta Nikaya

Sn. Sutta nipata

Ud. Udana

Vin. Vinaya Pitaka

 

 

 

 

 

 

Impressum

Texte: Alles mag worden overgenomen, mits voor eigen gebruik.
Tag der Veröffentlichung: 07.03.2023

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /