De citta en het Doodloze
Korte versies van leerreden van de eerwaarde Thaise Arahant
Maha Bua Nyanasampanno
Copyright © 2021 / 2564
Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.
Het doel van de leer van de Boeddha is om het bewustzijn vrij te maken. Dat vrije bewustzijn is het enkelvoudige bewustzijn. "Iemand met een dergelijk enkelvoudig bewustzijn beschouwt het gevoel, de waarneming, de formaties, het bewustzijn niet als het zelf, als een ik. Hij is niet geboeid door de banden van het gevoel, van de waarneming, van de formaties, van het bewustzijn; hij is inwendig en uitwendig ongeboeid. Hij vindt de andere oever, is volledig bevrijd van lijden. (S.XXII.117; zie ook S.XXII.115).
Dat enkelvoudige bewustzijn heeft geen betrekking op viññana, het bewustzijn dat ontstaat en vergaat door contact van een zintuig met een zintuiglijk object. Maar het is de zuivere citta, bewustzijn, het weten, "degene die weet". Het is het bewustzijn, het weten dat zich nergens vestigt, zich nergens aan hecht; het groeit niet en stelt niet samen. Bewustzijn dat niet samenstelt, is bevrijd.
De Pali woorden viññāna en citta hebben niet dezelfde betekenis , hoewel ze in de woordenboeken alle twee met "geest, bewustzijn" worden omschreven.
>>Het woord viññāna betekent bewustzijn. Het is een stroom van bewustzijn. Er is geen blijvende geest-substantie. Zonder voorwaarden ontstaat er geen bewustzijn (M.38). Afhankelijk van karma-formaties ontstaat bewustzijn (viññāna).
Het woord citta betekent: geest, bewustzijn, staat van bewustzijn, gedachte, het denken, het verstand, het denkorgaan. Het is een synoniem van viññāna.<<
Tot zover wat ik uit de boeken leerde. Maar de eerwaarde Thaise leermeester Maha Bua Nyanasampanno, een Arahant, die leefde in Wat Pa Baan Taad, Udon Thani, Thailand, legde uit eigen ervaring uit dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen viññāna enerzijds en citta anderzijds.
Viññana is dat deel van de geest dat ontstaat en vergaat als bewustzijn, het zich bewust worden van iets door contact van de zintuigen met een zintuiglijk waarneembaar object.
De citta daarentegen is bewustzijn, het weten, “degene die weet”. En dat deel van de geest sterft niet. De eerwaarde Arahant Maha Bua legt de citta anders uit dan wat gebruikelijk is.
Hij heeft veel leerreden gehouden, zowel tot zijn mede-monniken als tot devote leken. Hij werd geboren op 12 augustus 1913, ontving de hogere wijding op 12 mei 1934, bereikte Arahantschap op 15 mei 1950 en overleed op 30 januari 2011.
Meerdere van zijn leerreden zijn op verzoek van een Thaise mevrouw die kanker had en in zijn tempel raad ging vragen hoe om te gaan met de pijn en er wekenlang ging mediteren, op band opgenomen en later in druk verschenen. Dankzij een eerwaarde monnik van de tempel die mijn vrouw en ik regelmatig bezoeken, heb ik twee gratis boeken met leerreden van wijlen de eerwaarde leermeester Maha Bua ontvangen, zodat ik die leerreden herhaaldelijk kan raadplegen. En ik moet mijn eerdere visie corrigeren op grond van de ervaringen en inzichten van de heilige leermeester.
Van de eerwaarde Ajahn Dick Silaratana kreeg ik de toestemming om de leerreden van de eerwaarde Arahant Maha Bua in verkorte vorm weer te geven. In die leerreden legde deze eerwaarde Arahant uit hoe de citta en hoe wedergeboorte en het Doodloze verstaan moeten worden.
Ik hoop dat mijn korte weergave van de soms lange leerreden een goede indruk geeft van wat met citta bedoeld wordt.
In de Engelse vertaling zijn meerdere Pali woorden niet vertaald omdat ze niet met een enkel woord omschreven kunnen worden. In voetnoten zijn die Pali woorden dan nader uitgelegd.
De eerwaarde leermeester Maha Bua Ñanasampanno zei dat de citta is als een gevangene die in de gevangenis geboren is en er sterft. Die gevangene kent de wereld buiten de gevangenis niet. Hij kent de vrijheid niet van de buitenwereld.
Ook wij hebben geen mogelijkheid te weten welk geluk en vrede er buiten te vinden is. Een citta dat nog door de krachten van de smetten beheerst wordt, is als een dergelijke gevangene. Een eend die nabij een modderpoel is opgegroeid, is tevreden ermee in die poel rond te zwemmen. Zij kent niet de vrijheid van het zwemmen in een groot meer waar ze kopje onder kan gaan. De citta die nooit het geluk, het welbehagen en de vreugde ondervonden heeft die van de Dhamma uitgaan, is als de eend in de modderpoel.
De Dhamma is een middel, geen doel op zich. Wanneer de smetten stap voor stap ontworteld worden, dan ontwikkelt het hart een glans, een stralend licht. Alle smetten moeten vernietigd worden, ook de onwetendheid, ook de mening van "ik ben". Datgene wat buiten het gebied van het conventionele ligt, blijft over. Het wordt de zuivere citta genoemd. De natuur van die zuiverheid kan door niets vernietigd worden. Datgene wat weet dat alles ten einde is, ligt buiten de vier edele waarheden.
Als men bij het echte is aangekomen, spelen de vier edele waarheden geen rol meer. Zuiverheid blijft over. De Boeddha onderwees de methode hoe die zuiverheid bereikt kan worden. Hij maakte daarbij gebruik van conventionele middelen. Als de zuiverheid bereikt is, dan is de citta uit de gevangenis, is dan in vrijheid. Maar de meesten willen niet naar die vrijheid omdat die niet bekend is. [Het Doodloze zelf ligt aan gene zijde van het conventionele taalgebruik en kan daarom niet uitgelegd worden].
Gewoonlijk straalt de citta en is altijd bereid om met elk ding contact op te nemen. Alle verschijnselen zonder uitzondering zijn onderworpen aan de drie kenmerken: dukkha, anicca en anatta. Maar de ware natuur van de citta is er niet aan onderhevig.
De dingen die aan de drie kenmerken onderhevig zijn, wervelen om de citta heen, zozeer dat de citta zich laat meeslepen. De citta draait wel mee maar kan niet uiteen vallen. De natuurlijke kracht van de citta bestaat hierin dat hij weet en niet sterft. Het Doodloze ligt aan gene zijde van de drie kenmerken en van de wetten van de natuur. Wij worden ons er niet van bewust omdat de citta omhuld is door conventionele realiteiten.
Geboorte en dood hebben de door de smetten geïnfecteerde citta steeds begeleid. Wij hebben dat niet gemerkt omdat onwetendheid immers tot de smetten behoort die verwijderd moeten worden. Wij hebben niet de kracht om de eigen ware citta te zien. Wij hebben steeds alle soorten van verkeerde dingen als ons zelf beschouwd.
De oorspronkelijke citta is stralend, maar wordt verduisterd door de kilesas[*2] eromheen. De Boeddha gebruikte de uitdrukking "pabhassaram" = stralend. Het betekent niet "rein". Degenen die hun citta gezuiverd hebben, worden niet meer wedergeboren.
In deze wereld kan geen gevoel van welbehagen zijn totdat de smetten geheel en al uit het hart zijn verwijderd.
Waardoor wordt het hart bedekt zodat wij het stralen en de reinheid ervan niet kunnen vinden? De vijf khandhas en de begeleiders ervan komen in contact met oog, oor, neus, tong en lichaam. Ze verbinden zich met de citta en vormen de basis voor een [verkeerde] mening. Dan hecht de citta zich aan de objecten, zodat hij volledig verduisterd wordt door liefde, haat, woede, en andere toestanden. Wat echter diep begraven ligt, is onze mening dat de khandhas[*1] ons zelf zijn. En die mening hebben wij al sedert ondenkbare tijden.
Van de vijf khandhas beschouwen wij het lichaam (rupa) als "wij". Vedana, sañña, sankhara en viññana[*3] zijn "wij", zijn "van ons". Deze meningen zijn diep in ons begraven. Daarom onderwees de Boeddha ons om onderzoek te doen. Wij onderzoeken de vijf khandhas om te onderzoeken, om de waarheid ervan duidelijk in te zien en om de verkeerde meningen en het hechten eraan te ontwortelen. Vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen, gedachten zijn gewoon natuurlijke verschijnselen. We moeten ze onderzoeken om met behulp daarvan onze eigen dwaling waar te nemen en om ons met behulp van weten ervan te bevrijden. Het feit dat de citta de khandhas als zijn zelf beschouwt, als tot hem toebehorend, berust op dwaling.
Zodra wij onderzocht en begrepen hebben wat die dingen werkelijk zijn, trekt de citta zich innerlijk terug door weten, begrip en pañña[*4], zonder verder door die dingen geraakt te zijn.
Wij onderzoeken die khandha die het meeste opvalt. Neem bijvoorbeeld het lichaam, een lichamelijk aspect dat het meest voorkomt, dat onze belangstelling wekt. Concentreer je dan op de vraag "wat is dukkha?"
Dukkha wordt gewoonlijk met "pijn, onvoldaanheid, onverdraaglijkheid" omschreven. Maar de eerwaarde Maha Bua vertaalde het liever met "voortdurende druk". Niet krijgen wat men wil is dukkha, want het zet ons onder voortdurende druk. En het maakt ons onbehaaglijk.
Ons lichaam is een bron van vuiligheid; het is afstotend, walgelijk. Het lichaam moet steeds gewassen en gezuiverd worden. Blijft iets rein als het met een lichaamsdeel te maken heeft? - Zelfs het voedsel dat we eten wordt tot vuilnis wanneer het in de mond komt en ingeslikt wordt. Onze kleding is eveneens onrein. Ze moet gewassen en gestreken worden. Onze woning moet gereinigd worden, stofzuigen, ramen wassen, stof afnemen, poetsen. Overal waar mensen wonen moet rein gemaakt worden, omdat de mensen onrein zijn.
Zo te contempleren betekent het walgelijke te onderzoeken.
Concentreer je erop de inwonende natuur ervan in te zien. Beschouw elk facet ervan. Als een punt onderzocht is, vloeit het weten geleidelijk naar het volgende punt. Wanneer oplettendheid en het waarnemen in nauwe verbinding blijven, moet pañña [wijsheid] gaan werken en onophoudelijk verder gaan. Stap voor stap zullen jullie werkelijk inzien en weten. Dan is pañña op het eerste niveau van onderzoek.
Na het onderzoeken van de vuiligheid moeten jullie het proces van verandering in het lichaam onderzoeken.
Stap voor stap moeten wij tot de waarheid doordringen, moeten wij ons bevrijden van het hechten en van verkeerde meningen. De citta wordt dan helder en zal waardigheid en moed uitstralen. Hij zal tevreden elk facet van de waarheid onpartijdig accepteren.
"Dwazen stapelen voor zich steeds meer last op. De wijze laat steeds meer los totdat niets over blijft."
Na het onderzoek van het proces van verandering in het lichaam moeten jullie het proces van verandering in de khandhas onderzoeken. Elk deel van het lichaam is aan verandering onderworpen. Er is geen enkele uitzondering; wij kunnen ons nergens aan vasthechten.
Hetzelfde met het begrip anatta. De dingen behoren ons niet toe noch behoren zij iemand anders toe. Alle dingen zijn slechts natuurlijke verschijnselen. Maar wij mensen grijpen ernaar, houden ze vast. De Boeddha waarschuwde ons niet vast te grijpen. Beschouw de dingen niet als "ik" of "mijn". Ze zijn niet ons zelf.
Concentreer je erop hoe alles vervalt. Wat ondervindt de citta daarbij? De elementen aarde, water, wind en vuur [van het lichaam] keren na de dood weer terug. Aarde wordt aarde, water wordt water, wind wordt wind en vuur wordt vuur. Maar er is niets dat als "ik" of "mijn" aangeduid kan worden. Er is geen "ik" of "mijn" te vinden. Er zijn alleen de elementen aarde, water, wind en vuur. Door zo te zien wordt de citta rustig, komt tot rust, wordt stil.
De citta wordt dan niet trots, hoogmoedig of opstandig. Maar het hart wordt rustig. Daarom onderwees de Boeddha herhaaldelijk om te onderzoeken totdat wij het begrijpen en er goed mee kunnen omgaan.
Wanneer de citta met zijn eigen pañña helder ziet, kan hij zich alleen in de stilte terug trekken, vast in zich geconcentreerd, alle zorgen loslatend.
----------
[*1] khandha (s) = accumulaties, groepen, hopen of aggregaten. Het zijn de vijf componenten waaruit onze persoonlijkheid bestaat, namelijk lichaam, gevoel, geheugen en zijn functies, denken en bewustzijn. Het zijn de fysieke en mentale componenten die deze hele wereld van sensorische verschijnselen mogelijk maken.
[*2] kilesas: Zij zijn de handlangers van avijja. Het is datgene wat het hart verontreinigt, bevlekt en vervuilt. De gebruikelijke lijst van de kilesa's bevat hebzucht, haat, afkeer en waanideeën in hun verschillende vormen, zoals passie, afgunst, hypocrisie, verwaandheid, ijdelheid, trots, gierigheid, zich zorgen maken, angst, twijfel, opstandigheid, zelfgenoegzaamheid, luiheid, ongerustheid, rusteloosheid, schaamteloosheid, immoraliteit en alle soorten van subtielere variaties ervan, die tot kwade, slechte en onheilzame gemoedstoestanden voeren.
[*3] Vedanâ, sañña, sankhara en viññana:
Vedanâ: Gevoel, het gewaar worden van aangename of vreugdevolle, neutrale of pijnlijke gevoelens. Gevoel is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandhâ).
Saññâ: herinnering, het in kaart brengen van betekenis en belang van het onbekende. Het is het herkennen van het bekende en alle soorten van associaties. Al deze functies kleuren en conditioneren onze persoonlijke waarneming. Geheugenfuncties is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha).
Sankhâra: formaties, conditionaliteit. 1) Het is datgene wat met de hulp van de vijf khandhas dat schept wat we krijgen geserveerd als dingen, verschijnselen en uiteindelijk als onze wereld. Normaal kunnen we niet inzien dat de individuele kandha's elkaar alleen maar veroorzaken, dat ze als zeepbellen opstaan en barsten. We zien alleen de afgewerkte eindproducten (formaties) en niet de ingrediënten waaruit ze zijn ontstaan. 2) Als de vierde khandha heeft het betrekking op denken, d.w.z. korte gedachtenformaties, die dan door saññâ tot ideeën, meningen en visies enz. Worden.
Viññana, bewustzijn, de spirituele bevestiging van inkomende gewaarwordingen. Bewustzijn is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha).
[*4] pañña: Wijsheid, inzicht. Kennis die voortkomt uit ervaring.
Onderzoek verder gevoelens van pijn, in het bijzonder wanneer jullie ziek zijn of wanneer jullie lange tijd in meditatie gezeten hebben en wanneer dan pijn optreedt. Neem de pijn als object voor onderzoek. Waar doet het pijn? Vanwaar komt de pijn? Eerst was die pijn er niet. Alleen nu treedt dat gevoel van pijn op. Waar heeft de pijn zich verstopt? Als de pijn ons toebehoorde, had onze citta hem op elke tijd moeten waarnemen. Als de pijn werkelijk tot ons behoort, waarom verdwijnt de citta dan niet wanneer de pijn verdwijnt?
Pijn en citta zijn niet hetzelfde. En jullie moeten het lichaam analyseren. Wanneer de botten pijn doen en de pijn dan verdwijnt, waarom verdwijnen dan de botten niet samen met de pijn? Wanneer ze daadwerkelijk één en dezelfde zaak zijn, dan moeten met de pijn ook de botten verdwijnen.
Maar kijk, wanneer de ziekte gaat of wanneer wij na het zitten opstaan, dan verdwijnt de pijn (geheel of gedeeltelijk). Het gevoel van pijn is niet gelijk aan het lichaam. Het lichaam is niet gelijk aan het gevoel. En de citta is niet gelijk aan het lichaam. Lichaam, gevoel en citta zijn drie verschillende zaken. Ze zijn niet hetzelfde. Elk heeft zijn eigen realiteit. Onderzoek ze, scheidt ze van elkaar overeenkomstig de waarheid.
Een verder resultaat: zelfs als de lichamelijke pijn niet verdwijnt, dan heeft die toch geen uitwerking op hart en citta. Uiteindelijk is de citta heel rustig, zeker en verheven. Welk deel van het lichaam ook pijn doet, de citta wordt er op geen enkele manier door gestoord of opgewonden. Hij is ontspannen omdat hij met pañña [wijsheid] de pijn heeft doorzien.
Jullie oplettendheid en pañña moeten niet terugwijken maar moeten voortdurend verder gaan om de waarheid te ontdekken. Streef niet ernaar om de pijn te laten verdwijnen. Zo’n verlangen versterkt de pijn alleen maar. Onderzoek, zie de waarheid in.
Het lichaam bestaat uit vier elementen. Wanneer die elementen samengevoegd zijn, noemt men dat "man" of "vrouw". Het lichaam is geen gevoel. Pijn is een gevoel. Definieer dat gevoel niet. Het is niet "ons" gevoel. Pijnen ontstaan in het lichaam. Het lichaam treedt een tijd op en lost op bij de zogenaamde dood. De gevoelens van pijn kunnen op één enkele dag 100x optreden en 100x verdwijnen, ja zelfs 1000x. Ze zijn niet blijvend. Zie ze met pañña duidelijk in, laat de citta niet afdwalen.
Gevoel is een verschijnsel dat ontstaat, even duurt en dan verdwijnt. Citta, bewustzijn en gevoel zijn niet hetzelfde; lichaam en citta zijn niet hetzelfde. Waarneming en gevoel zijn niet hetzelfde. Lichaam is lichaam; citta is een mentaal verschijnsel; heeft de natuur van te weten. De elementen van het lichaam weten niet. Het geest-element (mano-dhatu) weet. Pijn is een gevoel, een element dat niet weet.
Zodra sankhara [de formaties] iets vormen, hecht de saññâ [herinnering] zich er direct aan en geeft het een naam, groepeert het tot dit of dat. “Dat zijn wij, dat behoort ons toe. Dat is pijn, daar doet het pijn.” Dat zijn de eigenschappen die ons bang maken, die de citta met zorg vullen.
De geest sterft niet. De wetende sterft niet; citta kan niet verdwijnen. De citta weet dat pijn ontstaat en verdwijnt. Maar de citta verdwijnt niet. Hij is een afzonderlijk verschijnsel dat steeds weet en zich niet met iets anders vermengt. Zo blijft het gemoed ontspannen. Als de citta van de kilesas [smetten] bevrijd is, is nibbana bereikt.
Weest jullie ervan bewust dat vedanâ, saññâ, sankhâra en viññâna slechts individuele oorzakelijkheden zijn welke de citta ten toon spreidt. Ze verschijnen en verdwijnen. Ze zijn zonder een zelf. Hoe kan men dan eraan hechten? Let goed op om ze met oplettendheid en pañña in te zien.
Sankhara (gedachtenformaties) vormen zich in het hart. Dan verdwijnen ze weer. Er is geen substantie in te vinden. Viññâna (bewustzijn): als contact met iets ontstaat, neemt bewustzijn het waar en verdwijnt weer.
Alle khandhas verschijnen en verdwijnen; ze zijn niet blijvend, zijn niet zelf.
De citta kan zich - als wij tot dit punt onderzocht hebben - dan in de stilte terugtrekken. Hij moet stil zijn, moet uitmunten. Het innerlijke waarnemen van de citta moet uitsteken omdat de citta zich door het inzien van de waarheid van deze dingen heeft teruggetrokken. Pijn zal door het onderzoeken oplossen en wel omdat de citta heel duidelijk de waarheid inzag. Of, wanneer de pijn niet weggaat, dan hebben de pijn en de citta ieder hun eigen afzonderlijke realiteit. Het hart krijgt innerlijke majesteit, ongebogen, zonder angst.
Als de tijd om te sterven komt, laat het gebeuren. Er is geen angst meer, want de dood is enkel een zaak van rupa, vedana, sañña, sankhara en viññana. Het is niet de zaak van “degene die weet”, het hart. Het is niet “de wetende” - het hart – die/dat sterft. Alleen alle andere dingen sterven. De dwaal-meningen van de citta hebben hem voor de gek gehouden.
Wanneer wij ons het feit zichtbaar kunnen maken dat de meningen en vermoedens slechts illusies zijn en dat ze niet geloofwaardig zijn, dan zal de citta zich terugtrekken en alleen aan de waarheid geloof schenken.
Zodra de pañña [wijsheid] iets heeft onderzocht, laat hij los. Moet hij eerst nog iets doorzien, dan houdt hij eraan vast. Welke soort van gedachten ontstaan, goede of slechte, ze ontstaan en vergaan, hebben geen duurzaamheid. De oorspronkelijke, stralende citta wordt bevlekt door de vermenging met de kilesas.
Door onderzoek verdwijnen die dingen en de citta wordt onthuld door de heldere pañña. Dit is echter niet de citta die bevrijd is van de kringloop der wedergeboorten; het is meer de citta als van een pasgeboren baby.
Tijdens het stap voor stap onderzoeken verzamelen de kilesas zich in dit ene punt en worden binnen in de citta tot straling. Omdat wij zoiets voordien nog niet hebben meegemaakt, worden wij bedrogen en ondervinden eerbied en bewondering. Het schijnt dat niets zich kan meten met de pracht ervan.
Het stralen en de kilesas zijn twee kanten van dezelfde munt. Ze zijn allebei conventionele realiteiten. Het stralen uit de samenkomst van de diverse kilesas vormt een punt, een centrum zodat we duidelijk kunnen waarnemen: dit is het centrum van het stralen. Wanneer ergens een smet optreedt, dan verheft zich in het centrum een zeer verfijnd dukkha. Het stralen, de kilesas en het dukkha zijn metgezellen van elkaar. Daarom moet de citta die het stralen bezit, zich zorgen maken, het bewaken en beschermen om te voorkomen dat iets de straling komt verstoren.
Wat nu is dat stralen? Onderzoek het en jullie zullen zien dat het de eigenschappen heeft van anicca, dukkha en anatta.
Men mag niets als vanzelfsprekend aannemen. Alle werkelijk bedrieglijke dingen liggen in de citta, en het stralen is de allerlaatste vervalsing. Maar het stralen is de koning van de vijand – avijja [onwetendheid].
Dit is de echte avijja; ze is niet als een tijger, demon of monster; maar de meest verleidelijke Miss Universum.
Als wij niemand hebben die ons in deze raad kan geven, blijven we beslist lange tijd hangen, tot wij begrepen hebben en ons kunnen bevrijden. Maar als er iemand is die ons raad geeft hoe te handelen, dan kunnen wij beginnen ze te begrijpen, ze op dezelfde manier onderzoeken als de andere verschijnselen. Die verschijnselen zullen dan geheel onverwacht oplossen. Men kan het als ontwaken onder de Bodhi boom betitelen. En iets wonderlijks dat door de avijja[*5] verborgen was, wordt in zijn volle schoonheid geopenbaard. Het is een heel beslissend ogenblik. Wanneer het hart zich afscheidt van het conventionele, dan breken bevrijding en conventionele realiteit uit elkaar. Dat is het bereiken van de vrucht van arahantschap. Avijja verdwijnt dan geheel en al. De citta is volmaakt.
Het is als het betreden van een huis. De ene voet staat nog op het trottoir, de andere voet is al binnen. Pas als beide voeten in de gang of hal van het huis staan, zijn we “in het huis” aangekomen. De citta is dan volledig vrij. De Boeddha onderwees: er is geen ander gevoel van welbehagen dan de vrede. Sa-upadisesa-nibbana is dan bereikt.
----------
[*5] avijjâ = fundamentele onwetendheid. Een belangrijk aspect dat hier vermeld moet worden is de wil: willen weten, maar niet kunnen weten; willen begrijpen, maar niet kunnen begrijpen. Avijjâ is de afwezigheid van elk weten van hogere aard, een weten dat verder gaat dan conventioneel weten, of weten zonder enig inzicht. Avijjā is onwetendheid, zo diepgaand, zo blind dat ze zichzelf volledig omhult, zichzelf zo perfect misleidt, maar alles zo door elkaar brengt dat ze ons doet geloven dat datgene wat fout is, goed is, en dat datgene wat goed is, verkeerd is. Met onwetendheid is hier niet bedoeld de kennis die we hebben verworven in het leven, op school of universiteit, maar het gebrek aan inzicht en kennis van de ware aard van dingen, of gewoon misleidende kennis. Men kan avijjâ ook een fata morgana noemen, een luchtspiegeling die we zien, maar die niet echt is. Avijjâ lijkt op zichzelf het volmaakte product zijn, de dualiteit van hemel en hel, van goed en kwaad, zodat het extreem moeilijk is om ze als iets transcendent te beschouwen. Avijjâ moet echter worden overwonnen om de Verlichting te verwerkelijken.
|
Met het inzien van de Dhamma is het als met het proeven van zout of van scherpe peper. Als de tong in contact komt met het zout, weten wij: dit is zout. En als de tong in contact komt met scherpe peper, dan weten wij: de peper is scherp. Dit weten we uit eigen ervaring. Wij kunnen daarin niet verkeerd zijn.
Zo is het met het inzien van de Dhamma. Wij moeten stap voor stap tot inzicht komen. Wanneer de kilesas afgelegd zijn, is er inzicht in de Dhamma. De waarheid is dan duidelijk.
Degenen die luisteren naar de Dhamma van zulke mensen die waarlijk ingezien en gezien hebben, zouden in staat moeten zijn om hun kilesas en asavas al tijdens het luisteren te reinigen. Dit is een zaak die niet van plaats of tijd afhangt.
De hele Dhamma loopt samen in de citta. Wat zijn de dingen door welke de citta gevangen is en waarin hij verwikkeld is? Het zijn de elementen, de khandhas, en de grenzeloze aanblikken, geluiden, geuren, smaken en aanrakings-ondervindingen buiten ons die met oog, oor, neus, tong en lichaam en het hart in ons in contact komen. De dingen binnen en buiten ons. De citta kan zowel binnen als buiten op een dwaalspoor gebracht worden. Hij kan beide: binnen en buiten, haten en liefhebben.
Zodra wij iets herkennen, kunnen wij het loslaten. Wat wij werkelijk begrijpen, is geen probleem meer omdat wij het loslaten zodra wij het herkennen.
In het begin moeten wij de citta dwingen in een begrensd gebied te blijven, bv met het meditatie-woord "buddho" of met in- en uitademen. Zo bereikt de citta met het meditatie-thema een vaste plek. Wij moeten de citta leren om zich van zijn diverse bezigheden terug te trekken door een passend meditatie-thema te gebruiken.
Als wij door het meditatie-thema voldoende stilte hebben verworven om een toegang tot de weg te openen, beginnen wij met te onderzoeken. Pañña en opmerkzaamheid beginnen zich trapsgewijze te vertakken of beginnen hun reikwijdte uit te breiden, totdat ze zonder grenzen zijn. Wanneer wij na enige tijd onze citta door de ontwikkeling van samadhi willen uitrusten, dan concentreren wij ons op de rust, kalmte. Wij passen dan zoals voorheen het meditatie-thema toe zonder aan pañña op dat moment aandacht te schenken. Wij richten onze aandacht op het bevorderen van stilte, door ons meditatie-thema. Stap voor stap concentreren wij ons op dit thema, geleid door oplettendheid. Dat noemt men de citta tot rust brengen door de ontwikkeling van samadhi.
Wanneer de citta zich van zijn rustoord terugtrekt, moet de pañña de dingen ontwarren en onderzoeken. Laat de pañña onderzoeken wat zij wil, totdat zij het begrijpt. Wanneer pañña begint aktief te worden, moet het onderzoek ervan steeds omvangrijker worden. Tenslotte onderkent ze de oorzaken en werkingen van de verschijnselen zoals ze overeenkomstig de waarheid zijn. Twijfel verdwijnt. De kilesas worden stap voor stap uit het hart verwijderd.
Dan trekt de citta zich langzaam aan in een begrensd gebied terug, zonder ertoe gedwongen te worden. Want als hij de dingen heeft onderzocht en ingezien, waarin zou hij dan verward kunnen raken?! Waarover zich nog zorgen maken? De citta trekt zich steeds verder terug en laat de zorgen los. Hij gaat zover terug tot zijn gebied steeds beperkter wordt - beperkt tot de elementen, de khandhas en dan uitsluitend tot de citta zelf. Op dit niveau werkt de citta in een beperkt gebied omdat hij zijn lasten heeft afgelegd.
De elementen en de khandhas zijn allemaal anicca, dukkha, anatta. Bij het onderzoeken van het lichaam volgt automatisch het begrijpen van het gevoel (en omgekeerd). Ze hebben alle dezelfde soort van eigenschappen - omdat zij uit dezelfde stroom van de citta stammen. Ze hebben geen eigen waarde. Laat ze los. Alle kilesas en asava vloeien samen in de ene citta, wanneer lichaam, vedana, sañña, sankhara en viññana onderzocht zijn.
Waarom zeggen wij “de conventionele citta” en “de bevrijde citta”? Zijn er dan twee afzonderlijke cittas? Helemaal niet. Het is steeds dezelfde citta. Wanneer de conventionele realiteit - kilesas en asava - hem beheersen, dan is dat een toestand van de citta. Wanneer hij echter door pañña gewassen is tot die toestand van de citta vernietigd is, dan verdwijnt niet de echte citta, de ware Dhamma, die deze reiniging overziet. Alles wat verdwijnt zijn alleen anicca, dukkha en anatta die in de citta ingeslopen zijn.
Wanneer deze dingen verdwijnen, dan kan de ware citta in zijn volle omvang verschijnen. Dat noemt men de bevrijde citta, de reine citta. En blijft alleen eenvoudig bewustzijn, eenvoudige opmerkzaamheid, heel rein. Wij kunnen dan niet meer zeggen in welk punt van ons lichaam die eenvoudige opmerkzaamheid, dit eenvoudige bewustzijn gecentreerd is. Tijdens samadhi bijvoorbeeld wisten wij dat het in het midden van de borst gecentreerd was. Maar wanneer de citta tot de reine citta wordt, dan verdwijnt dit centrum; wij kunnen dan niet meer zeggen dat de citta op een bepaalde plek is. Er is alleen opmerkzaamheid zonder meer. Die bevindt zich wel nog midden tussen de elementen, maar die hinderen niet meer [net zoals de lotus in het water ontstaat, maar boven het water uitsteekt zonder erdoor nat gemaakt te worden].
Wij kunnen nu duidelijk inzien dat de khandhas slechts khandhas zijn, de citta is de citta, het lichaam is het lichaam. Vedana, sañña, sankhara en viññana zijn afzonderlijke khandhas.
De gevoelens in die citta bestaan niet meer, want hij is van alle kilesas bevrijd. Daarom bestaan in die citta de drie kenmerken niet meer. De citta heeft aan de conventionele gevoelens geen deel meer, afgezien van het hoogste heil, wat niets anders is dan zijn eigen natuur.
De Boeddha onderwees dat Nibbana het hoogste heil is. Maar die uitdrukking “hoogste heil” is geen gevoel van welbehagen zoals de gevoelens van de nog bevlekte citta. Het hoogste heil moet men zelf ondervinden. Wij kunnen niet zeggen dat de absoluut reine citta gevoelens heeft.
Nibbana is blijvend. Het hoogste heil is blijvend. Ze zijn een en hetzelfde. Maar ze liggen buiten de conventionele begrippen. Dat is het einde van de omschrijvingen. Verder kan niets meer uitgelegd worden.
Onderzoek de formaties (sankhara) die steeds ontstaan en vergaan. De Dhamma is in ons lichaam en onze citta, niet erbuiten; (en ook niet in het verleden of in de toekomst). De kilesas, het pad en de reinheid liggen hier in het hart. Geen enkele van de kilesas blijft in het hart wanneer de bevrijding bereikt is. De citta van de arahant is leeg.
De leer van de Boeddha is erop gericht de citta vrij te maken. Met citta wordt bedoeld dat deel van de geest dat kent, dat weet, bewustzijn, “degene die weet”. En dat deel van de geest sterft niet.
De vrije citta is vrij van de smetten, van de hindernissen. Hij wordt ook het vrije bewustzijn genoemd, het enkelvoudige bewustzijn.
Dood en geboorte zijn beide aanwezig in de citta. De citta zelf wordt nooit geboren en sterft nooit. Het zijn de in de citta indringende, verontreinigende dingen die ons naar geboorte en dood voeren.
De bevrijde citta is onbeweeglijk. Zodra de citta het niveau van reinheid, zuiverheid heeft bereikt, worden de vijf khandhas tot onvermengde khandhas. Er zijn dan geen smetten en geen belemmeringen meer. Reinheid blijft over. De arahant heeft nog een lichaam met de zintuigen, maar hij hecht er niet meer aan. Hij ziet ontstaan en vergaan. Zijn citta is rein. Hij maakt gebruik van de khandhas tot hij in nibbana ingaat. Het hart is geheel zuiver.
Als de smetten helemaal verdwenen zijn, dan is de citta volmaakt leeg. Dan kan niets meer in het hart indringen. Er is geen hechten meer. Het gemoed is dan steeds helder en stralend. Over blijft alleen de zuivere essentie van de Dhamma en de vrijheid. Alleen stilte en leegte. Het bewustzijn, de geest, het hart, het gemoed dat vrij is van de belemmeringen, is niet meer aan iets gebonden, is zonder basis. Het vrije hart (citta) rust nergens meer op.
De innerlijke stilte van het hart is de basis van de citta, is de toevlucht. Door niets kan de citta dan nog gevangen worden. Dit is de ware natuur van de citta die geen conventionele realiteit meer bezit. Vimutthi, de mentale bevrijding van het hart, is nibbana.
Foto op omslag: de eerwaarde Arahant Maha Bua Nyanasampanno.
Deze toespraken zijn ook te raadplegen als google document 9.6. het citta en het doodloze
Voor vragen en online boeken zie:
Forest Dhamma Books
Baan Taad Forest Monastery
Baan Taad, Ampher Meuang
Udon Thani, 41000, Thailand
en
http://luangta.eu/site/books.php
Texte: alles uit dit e-boek mag worden overgenomen
Tag der Veröffentlichung: 11.03.2018
Alle Rechte vorbehalten