Inhalt

Cover

Titelpagina

Facetten van het Boeddhisme

6.3

 

 

 

 

 

Recitatie-teksten

 

 

 

 

 

 

 

Bijeengebracht en in het Nederlands vertaald

door Nico Moonen

 

 

 

Copyright

 

Copyright © 2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Voorwoord

 

In 1986 werd vanuit het Engels een Nederlandse vertaling gemaakt van de recitaties die gebruikt werden in Wat Buddharama te Waalwijk (NL).

In 1999 volgde een Nederlandse vertaling van het “Dhammadāyāda Chanting Book” en van recitaties die in de Thaise tempel te Waterloo (B) gebruikt werden.

In 2017 werden de meeste recitatie-teksten die in Wat Dhammaniwasa te Eschweiler (D) gereciteerd worden, in het Nederlands vertaald.

Iets later kreeg ik van het eerwaarde hoofd van Wat Buddha Vipassana e.V., een meditatiecentrum en Thaise tempel te Wassenach (D), een boek met veel recitatie-teksten Pali en Duits.

Ik ben het Pali niet machtig. Om een zo goed mogelijke vertaling te kunnen maken van bovenvermelde recitatieteksten, werden nog enkele andere boeken en websites geraadpleegd.

De vertaalde recitatieteksten heb ik hier samengevoegd. Ik hoop dat deze vertalingen meerderen tot nut zijn bij het zelf reciteren of bij het volgen van de Pali teksten die door de monniken worden gereciteerd.

 

N. Moonen

 

 

0.1. Het belang van reciteren

 

Als men elke dag reciteert, neemt men een afkorting naar bovenwereldlijke kennis. Want respect, gecultiveerd door recitatie, verbetert iemands mogelijkheid om de geleerde kennis op te nemen en te bestendigen. De Boeddha onderwees dat wij boven alles vol achting moeten zijn jegens de Boeddha, Dhamma, Sangha, opvoeding, meditatie, bezonnenheid en gastvrijheid.

Reciteren is een middel om achting jegens de Boeddha, de Dhamma en de Sangha te ontwikkelen. Wij hebben achting voor de Boeddha, degene die volledig zelfverlicht is en die onderwijst voor de bevrijding van andere levende wezens, omdat hij van onovertroffen wijsheid is, van onovertroffen mededogen en van onovertroffen reinheid. Wij hebben achting voor de Dhamma, de leer van de Boeddha, omdat de Dhamma de smetteloze en vlekkeloze waarheid is, - wie de Dhamma in praktijk brengt, zal vlug een einde van alle lijden vinden. Ze is zo waardevol dat zelfs de Boeddha eer betoonde aan de Dhamma, en ook zo waardevol dat de Boeddha, voordat hij heenging in Parinibbāna, de Dhamma uitkoos als zijn opvolger op aarde. Wij eren de Ariyasangha, de heilige volgelingen van de Boeddha, omdat zij de Dhamma hebben uitgeoefend totdat zij verlicht werden, en omdat zij anderen leren in hun voetstappen de Verlichting te bereiken.

 

Boeddhistische recitatie ter ere van het Drievoudige Juweel heeft twee grote doelen: 1) respect en nederigheid ontwikkelen zodat wij van het Drievoudige Juweel beter de deugden kunnen opnemen die het toelicht; 2) verder te gaan op het pad naar Verlichting en de erfenis van de Boeddha te laten voortduren. Zolang als wij het doel van het ontwikkelen van respect in het oog houden, zullen wij nooit in de valstrik komen die erin bestaat gehecht te worden aan ceremonies als een doel op zich (sīlabbhataparāmāsa) of eenvoudigweg 'neerbuigen voor gouden idolen'.

 

0.2. Verschillende soorten van recitatie

 

Reciteren als een middel om respect te ontwikkelen wordt in bijna alle kloostertradities van de wereld aangetroffen en in het Boeddhisme breidt de traditie zich uit zowel tot leken als monniken. Het volgende is gebaseerd op de Thaise traditie van recitatie welke een hoge mate van systematische ordening heeft ondergaan gedurende de laatste eeuw, meestal als resultaat van koninklijke hervormingen. Oorspronkelijk varieerde het reciteren van tempel tot tempel en was het onderhevig aan niet-boeddhistische toevoegingen. Recitatie zoals het "Traditioneel eerbetoon aan het Drievoudige Juweel" is één van de weinige exemplaren van zuiver Boeddhistische recitatie dat van zulke tijden is overgebleven. De traditie te Wat Paknam Bhasicharoen bestond zelfs tot en met 1959 voor de avond-recitatie uit 108 declamaties van het Tiratananusaranapatha (Itipi so..). Het geheel van de Boeddhistische traditie in Thailand inclusief de ceremonies en recitaties onderging een serie van koninklijke hervormingen die in de achttiende eeuw begonnen met de herziening door koning Rama I van de Siamese Pali Canon (1788). Koning Rama III gaf opdracht de 500 jaren oude parittas van Sri Lanka te vertalen in het Thais. Hij oefende paleispersoneel samen met burgerpersoneel erin dagelijks op dezelfde manier als monniken te reciteren, als voorbeelden voor de rest van zijn onderdanen. Koning Mongut (Rama IV) besteeg de troon in 1851, na eerst 27 jaren Boeddhistisch monnik te zijn geweest. Hij systematiseerde, vatte samen en stelde samen wat wij thans kennen als de dagelijkse morgen- en avondrecitatie, een traditie die zich geleidelijk heeft verspreid over de groepen van Boeddhistische monniken en leken, om een onontwarbaar deel te worden van de Thaise Boeddhistische identiteit van vandaag.

In de Boeddhistische traditie wordt het reciteren gebruikt voor vele verschillende functies.

 

0.3. Het uitdrukken van respect met lichaam, taalgebruik en gedachten

 

Zoals boven uitgelegd, is het voornaamste doel van het reciteren de deugd van respect te ontwikkelen - een onmisbare voorloper van wijsheid op het pad naar Verlichting. Oprecht respect tijdens het reciteren wordt niet alleen met de stem uitgedrukt, maar ook door de nederigheid van onze lichamelijke houding en onze tegenwoordigheid van geest.

 

0.4. De houdingen gebruikt bij het reciteren

 

Iedereen die hulde brengt aan het Drievoudige Juweel moet reciteren terwijl hij of zij knielt (voor eer aan het Drievoudige Juweel of voor het vragen van vergiffenis), of moet neerknielen met de voeten aan een kant (voor andere soorten van recitatie). Mannen zitten op hun opgeheven hielen, in een knielende houding; vrouwen zitten op de zolen van haar voeten bij het reciteren. De handpalmen moeten bij elkaar worden gebracht, vóór de borst. De armen moeten heel ontspannen zijn en de ellebogen niet te dicht bij de borst.

Buigen is een noodzakelijk deel van hulde aan het Drievoudige Juweel of van het vragen van vergiffenis. Bij het buigen moet de romp energiek (maar zachtjes) voorover gebogen worden om met het voorhoofd de vloer aan te raken, met de handen vlak, de handpalmen naar beneden aan weerskanten van de slapen. Men moet het eerbetoon beëindigen vóórdat men buigt en z'n buiging zó regelen dat ze in eenheid is met de rest van de groep.

Het is eerbiedig om z'n hoofddeksel af te zetten bij het reciteren - en elk los omhulsel zoals een deken of omslagdoek niet hoger te houden dan het niveau van de borst - iets waaraan gedacht moet worden bij het reciteren in een koude omgeving.

 

 

 

0.5. Gebruik van de stem bij het reciteren

 

Wanneer men reciteert, zou men het hardop moeten doen. Het geluid van de stem moet dan vast zijn. Beginnelingen moeten nota nemen van de juiste uitspraak van de Pali recitatie. Het reciteren moet levendig klinken en energiek, liever dan uitgerekt en overdadig schijnheilig. Men moet op dezelfde toon reciteren als de persoon die de recitatie leidt (en niet een eigen toon inzetten), zodat het geluid van de hele reciterende groep als één geheel klinkt. Indien een monnik beschikbaar is voor een groep van leken, dan is hij degene die het reciteren leidt. Indien geen monnik beschikbaar is, dan is het gebruikelijk dat een mannelijke leek (indien aanwezig) of een vrouwelijke leek het reciteren leidt. Het is de verantwoordelijkheid van degene die het reciteren leidt om de toon aan te geven en het ritme van het reciteren. De anderen in de groep moeten de leider respecteren in zijn taak en moeten meewerken. Het getuigt van slecht gedrag als men zich bemoeit met de reciterende leider. De toonhoogte van het reciteren zal, als het juist wordt geleid, geschikt zijn voor zowel mannelijke als vrouwelijke stemmen. Alleen voor kinderen is er speciaal doorzettingsvermogen voor nodig om harmonie in een groep van volwassenen te verkrijgen. De juiste snelheid van het reciteren in een groep is in omgekeerde verhouding tot de omvang van een groep. Kleinere groepen kunnen beter snel reciteren dan grote groepen. Voor een geoefende groep zal het geluid aan het begin en einde van elk onderdeel beginnen en eindigen in eenheid met duidelijk waarneembare spaties van stilte tussen de verzen. Waar bij het reciteren geen tussenruimtes zijn om adem te halen (zoals klooster-zegeningen), moeten degenen die reciteren proberen hun ademhaling afwisselend te plaatsen zodat het geluid van de groepsrecitatie onafgebroken is.

Zingend reciteren is door de Boeddha afgekeurd.

 

0.6. Reciteren en meditatie

 

Het goed reciteren zal leiden naar zuivering van de geest. De praktijk van reciteren deelt veel voordelen met de praktijk van zit-meditatie. Ze kan de geest kalmeren en concentreren, wanneer ze uitgeoefend wordt op een geoefende manier, waarbij ze naar vertrouwen en geluk voert. Meditatie zelf kan alle aspecten van het leven binnengaan. En recitatie is er geen uitzondering op, maar is een uitstekende aanvulling tot meditatie. Het enige vereiste dat een hulp is bij het uitoefenen van meditatie onder het reciteren, is dat men de verzen die men reciteert, van buiten kent. Tijdens het reciteren kan degene die mediteert, verder gaan met het laten rusten van zijn/haar geest in vrede en stilte bij het centrum van het lichaam. Indien de mediterende vindt dat zijn/haar geest tijdens het reciteren afdwaalt, dan kan hij/zij onder het mediteren gebruik maken van beeldvorming bij het centrum van het lichaam – bijvoorbeeld zich een Boeddhabeeld voorstellen bij het centrum van het lichaam tijdens de recitatie van eer aan de Boeddha; zich een heldere en schijnende sfeer voorstellen bij het centrum van het lichaam tijdens de recitatie van eer aan de Dhamma; of zich discipelen van de Boeddha voorstellen tijdens het reciteren van eer aan de Sangha. Mediterenden oefenen ook recitatie uit voordat zij gaan zitten voor meditatie. De combinatie kan vergeleken worden met het besteden van enige tijd aan het scherp maken van een beitel voordat men begint met houtsnijwerk.

 

0.7. De waarde van reciteren

 

Het reciteren van teksten (in Pali en/of Nederlands) kan heilzame gemoedstoestanden teweegbrengen. En die leiden tot gezondheid, materiële en geestelijke vooruitgang. Het reciteren is als een medicijn dat geestelijke en lichamelijke kwalen geneest.

 

0.8. Het reciteren in Pali of Nederlands

 

De taal van de recitaties heet "Pali". In deze oude Indiase taal, die verwant is aan het Sanskriet, zijn de geschriften van de Boeddhistische Theravada Canon opgeschreven. De monniken reciteren in Pali in plaats van in vertaling vanwege de betrouwbaarheid. Maar hier is een vertaling ervan gemaakt omdat de voordelen van het reciteren zullen toenemen als de reciterende de betekenis begrijpt van het vers dat gereciteerd wordt.

Verder heeft de Boeddha aanbevolen dat de leer in de eigen taal geleerd moet worden. Ook daarom zijn de recitatieteksten in het Nederlands vertaald. Men hoeft niet in het Pali te reciteren. Men kan ook de Nederlandse tekst lezen; dat is misschien beter dan te reciteren in een taal die niet begrepen wordt.

 

0.9. De uitspraak van het Pali

 

De klinkers:

 

a als a in pad ; of e in rekenen

ā als aa in paard; vader

e als e in en ; ten

ē als ei in einde

i als i in kip; pit

ī als ie in drie; vier

o als o in kort

ō als oo in boot ; boter

u als oe in moe; roede

ū als oe in boer

 

De medeklinkers

 

c als tsj in het Engelse rich

g als g in het Engelse get

j als dzj in jeans; jungle

m als m in hem

m op einde van woord, als ng in zing

n gevolgd door klinker, als n in niet

n gevolgd door medeklinker, als ng in ring

ñ als nj in signora

s als s in streep

ś als sh in shampoo

v als w in wiel; want

y als j in ja; jeugd

 

De medeklinkers b, d, f, h, k, l, p, r en t worden uitgesproken zoals in het Nederlands.

 

N.B.

De klinkers e en o zijn steeds lang, behalve wanneer ze gevolgd worden door een dubbele medeklinker.

De met h samengestelde medeklinkers: bh, ch, dh, gh, jh, kh, ph en th worden uitgesproken met de h-klank onmiddellijk volgende achter de betreffende medeklinker, zoals bijvoorbeeld in: clubhuis, badhok, leghoen, blokhut, ophouden, eethoek.

 

 

 

 

 

1. Morgen-recitatie

 

Men plaatst de offergaven (kaarsen, geurstokjes en bloemen) op de schrijn voor het Boeddha-beeld. Wanneer de kaarsen en de geurstokjes aangestoken en de bloemen gerangschikt zijn, kan men de volgende voorbereidende teksten van eerbetoon reciteren.

 

1.1. Tisarana (of: Saranagamana) - Toevluchtname

 

buddham saranam gacchāmi

dhammam saranam gacchāmi

sangham saranam gacchāmi

 

Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha;

ik neem mijn toevlucht tot Zijn leer;

ik neem mijn toevlucht tot de gemeenschap van de heiligen.

 

dutiyampi buddham saranam gacchāmi

dutiyampi dhammam saranam gacchāmi

dutiyampi sangham saranam gacchāmi

 

Nogmaals neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha;

nogmaals neem ik mijn toevlucht tot Zijn leer;

nogmaals neem ik mijn toevlucht tot de gemeenschap van de heiligen.

 

tatiyampi buddham saranam gacchāmi

tatiyampi dhammam saranam gacchāmi

tatiyampi sangham saranam gacchāmi

 

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha;

voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot Zijn leer;

voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de gemeenschap van de heiligen.

 

1.2. Ratanattayanamakārapātha – Eer aan het Drievoudige Juweel

 

araham sammā sambuddho bhagavā, buddham bhagavantam abhivādemi.

 

De Heilige, de volmaakt Ontwaakte, de Verhevene,

nederig buig ik voor de verheven Boeddha.

 

buig een keer terneer en zeg zachtjes

Buddho me nātho - De Boeddha is mijn toevlucht.

 

 

svākkhāto bhagavatā dhammo, dhammam namassāmi.

 

De Leer die volmaakt is uitgelegd door de Verhevene, nederig buig ik voor die Leer.

 

buig een keer terneer en zeg zachtjes

Dhammo me nātho – De Dhamma is mijn toevlucht.

 

supatipanno bhagavato sāvakasangho, sangham namāmi.

 

De Orde van de goed-geoefende discipelen van de Verhevene, nederig buig ik voor de Orde.

 

buig een keer terneer en zeg zachtjes

Sangho me nātho - De Sangha is mijn toevlucht.

 

1.3. Pubbabhāganamakārapātha – Inleidende eer aan de Heer Boeddha

 

handa mayam buddhassabhagavato pubbabhāganamakāram karoma se

Laten wij allen de inleidende eer brengen aan de Gezegende, de Boeddha

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa.

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa.

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa.

 

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

tam kho pana bhagavantam evam kalyāno kittisaddo abbhuggato.

itipo so bhagavā araham sammāsambuddho, vijjācaranasampanno sugato lokavidū, anuttaro purisadamma-sārathi satthā, devamanussānam buddho bhagavā ti.

 

Eer aan de Gezegende, de Heilige, de volledig Verlichte.

Zó ver en uitgestrekt is de roem van de Gezegende verspreid. Die Gezegende is heilig, volledig Verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is zó-gegaan, een Kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.

 

1.4. Buddhābhithuti - Eer aan de Boeddha

 

handa mayam buddhābhithutim karoma se

Laten wij nu eer brengen aan de Boeddha

 

yo so tathāgato araham sammāsambuddho, vijjācarana sampanno sugato lokavidū, anuttaro purisadhammasārathi satthā devamanussānam buddho bhagavā, yo imam lokam sadevakam samārakam sabrahmakam, sassamanabrāhmanim pajam sadevamanussam sayam abhiññā sacchikatvā pavedesi, yo dhammam desesi ādikalyānam majjhekalyānam pariyosānakalyānam, sāttham sabyañjanam kevalaparipunnam parisuddham brahmacariyam pakāsesi; tamaham bhagavantam abhipūjayāmi tamaham bhagavantam sirasā namāmi.

 

Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een Kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene. Ik breng eer aan Hem, de Verhevene. Tot de Verhevene breng ik eer met gebogen hoofd.

 

(buig terneer)

 

1.5. Dhammābhithuti - Eer aan de Dhamma

 

handa mayam dhammābhithutim karoma se

Laten wij nu onze eer brengen aan de Leer

 

yo so svākkhāto bhagavatā dhammo, sanditthiko akāliko ehipassiko, opanayiko paccattam veditabbo viññuhi; tamaham dhammam abhipūjayāmi tamaham dhammam sirasā namāmi.

 

Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbana. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf. Ik breng eer aan de Dhamma. Tot de Dhamma breng ik eer met gebogen hoofd.

 

(buig terneer)

 

1.6. Sanghābhituti - Eer aan de Sangha

 

handa mayam sanghābhithutim karoma se

Laten wij nu onze eer brengen aan de Sangha.

 

yo so supatipanno bhagavato sāvakasangho, ujuparipanno bhagavato sāvakasangho, ñāyapatipanno bhagavato sāvakasangho, sāmīcipatipanno bhagavato sāvakasangho

yadidam cattāri purisayugāni attha purisapuggalā, esa

bhagavato sāvakasangho, āhuneyyo pāhuneyyo dakkhineyyo añjalikaranīyo, anuttaram puññakkhettam lokassa; tamaham sangham abhipūjayāmi tamaham sangham sirasā nanāmi.

 

Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende.

Deze Orde van de discipelen van de Gezegende - namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen, - is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.

Ik breng eer aan die Sangha.

Tot die Sangha breng ik eer met gebogen hoofd.

 

(buig terneer)

 

1.7. Ratanattayappanāmagātha – Verzen ter ere aan het Drievoudige Juweel

 

handa mayam ratanattayappaāmagātho ceva, samvegaparikittanapāthañca, hanāma se

Laten wij nu eer betonen aan het Drievoudige Juweel en dan de teksten reciteren die leiden naar koelheid, bedaardheid.

 

buddho susuddho karunāmahannavo, yoccantasuddhabbarañānalocano,

lokassa pāpūpakilesaghātako, vandāmi buddham ahamādarenatam.

 

Zuiver is de Boeddha; uitgestrekt als een oceaan is Zijn al-omvattend mededogen; Hij is begiftigd met inzicht, geheel en al gezuiverd; en Hij is de weergaloze Vernietiger van de bevlekkende euvels van de wereld: - die Boeddha vereer ik vol toewijding.

 

dhammopadīpo viya tassa satthuno, yo maggapākāmatabhedabhinnako,

lokuttaro yo ca tadatthadīpano, vandāmi dhammam ahamādarenatam.

 

Zoals een schitterende vlam is die leer van de Boeddha; verschillend als ze is, namelijk het Pad, de verwezenlijking ervan en Nibbana, bovenzinnelijk en verhelderend: die Leer vereer ik vol toewijding.

 

sangho sukhettābhyatikhettasaññito, yo ditthasanto sugatānubodhako,

lolappahīno ariyo sumedhaso, vandami sangham ahamādarenatam.

 

Het veld van uitmuntendheid is de Orde van de Boeddha, welke Ariyasangha voorgesteld kan worden als het beste veld waarop de zaden van verdienste gezaaid kunnen worden. Deze Orde is, als de staat van Vrede bereikt is, verlicht door de Leer van de Boeddha. En de drie grondslagen van het kwaad, namelijk begeerte, afkeer en onwetendheid, zijn (bij de Heiligen) teniet gedaan. Deze Orde is edel en wijs - die Orde vereer ik vol toewijding.

 

Iccevamekantabhipūjaneyyakam, vatthuttayam vandayatābhisankhatam,

puññam maya yam mama sabbupaddavā, mā hontu ve tassa pabhāvasiddhiyā.

 

Na het brengen van deze toegewijde eer aan het Drievoudige Juweel dat hoogste verering waard is, moge door de verdienste die hierdoor verkregen is, geen enkel onheil geschieden.

 

1.8. Samvegaparikittanapātha - Overwegingen bijdragende tot bedaardheid

 

idha tathāgato loke uppanno araham sammāsambuddho,

dhammo ca desito niyyāniko upasamiko parinibbāniko

sambodhagāmī sugatappavedito, mayantam dhammam

sutvā evam jānāma, jātipi dukkhā, jarāpi dukkhā, maranampi dukkham, sokaparidevadukkhadomanassupāyāsāpi dukkhā,

appiyehi sampayogo dukkho, piyehi vippayogo dukkho,

yampiccham na labhati tampi dukkham, sankhittena

pañcupādanakkhandhā dukkhā, seyyathīdam,

rūpūpādānakkhandho, vedanūpādānakkhandho, saññūpādānakkhandho, sankharūpādānakkhandho, viññānūpādānakkhandho,

yesam, pariññāya, dharamāno so bhagavā, evam bahulam sāvake vineti, evam bhāgā ca panassa bhagavato sāvakesu anusāsanī, bahula pavattati,

 

Geboren in deze wereld is het Grote Wezen, de Heilige en geheel-Verlichte. Door de Wel-Gegane is de Dhamma verkondigd die uit het lijden voert, die bijdraagt tot vrede, die dient tot de volledige uitdoving, die leidt tot Verlichting. Nadat wij aldus die Dhamma gehoord hebben, komen wij te weten:

geboorte is dukkha; ouderdom is dukkha; dood is dukkha; verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop zijn dukkha; het verenigd zijn met wie of waarmee men een afkeer heeft, is dukkha; het gescheiden zijn van wie of van wat men liefheeft, is dukkha; niet te krijgen wat men wenst, is dukkha; kortom, de vijf groeperingen van hechten zijn dukkha, namelijk:

de groepering van lichamelijke vorm is dukkha; de groepering van gevoelens is dukkha; de groepering van waarnemingen is dukkha; de groepering van geestelijke formaties is dukkha; de groepering van bewustzijn is dukkha.

 

Ten einde de aard van deze zintuiglijke groeperingen te verwerkelijken, was de instructie die het vaakst tot de discipelen werd gericht tijdens het leven van de Boeddha als volgt:

 

rupam aniccam, vedanā aniccā, saññā aniccā, sankhārā aniccā, viññānam aniccam,

rūpam anattā, vedanā anattā, saññā anattā, sankhārā anattā, viññānam anattā,

sabbe sankhārā aniccā, sabbe dhammā anattā'ti,

te mayam, otinnāmha jātiyā jarāmaranena, sokehi paridevehi dukkhehi domanassehi upāyāsehi, dukkhotinnā dukkhaparetā, appevanāmimassa kevalassa dukkhakkhandhassa antakiriyā paññayethā'ti.

 

Vorm is niet-blijvend; gevoel is niet-blijvend; waarneming is niet-blijvend; geestelijke formatie is niet-blijvend; bewustzijn is niet-blijvend;

vorm is niet-zelf; gevoel is niet-zelf; waarneming is niet-zelf; geestelijke formatie is niet-zelf; bewustzijn is niet-zelf.

Alle samengestelde dingen zijn niet-blijvend; alle verschijnselen zijn niet-zelf.

 

Wij allen, omringd met geboorte, ouderdom en ook met verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop, overstelpt met leed, wij allen hebben dukkha in het vooruitzicht.

 

ciraparinibbutampi tam bhagavantam saranam gato dhammañca (bhikkhu)sanghanca, tassa bhagavato sāsanam, yathāsati yathābalam manasikaroma anupatipajjāma, sā sā no patipatti imassa kevalassa dukkhakkhandhassa antakiriyāya samvattatu.

 

Hoewel het uiteindelijke Heengaan van de Gezegende lang geleden was, nemen wij onze toevlucht tot Hem en tot de Dhamma en de Sangha; en wij streven ernaar de Dhamma van de Gezegende naar beste vermogen na te volgen. Moge deze praktijk van ons bijdragen tot de uitdoving van dukkha.

 

1.9. Tankhanikapaccavekkhanapātha - Verzen ter overdenking bij het gebruik van de rekwisieten

 

patisankhā yoniso cīvaram patisevāmi, yāvadeva sītassa patighātaya, unhassa patighātaya, amsamakasavātā-tapasirimsapasamphassānam patighātāya, yāvadeva hirikopina paticchādanattham.

 

Wijs overwegende draag ik het gewaad alleen om mijzelf te beschermen tegen koude, hitte, horzels, muggen, wind en zon en tegen slangen; en ook draag ik het gewaad als een bestendige bedekking van de schaamte-veroorzakende seksuele organen.

 

patisankhā yoniso pindapātam patisevāmi, neva davāya na madāya na mandanāya na vibhusanāya, yāvadeva imassa kāyassa thitiyā yāpanāya vihimsuparatiyā brahmacariyānuggahāya, iti purānanca vedanam patihankhāmi navañca vedanam na uppādessāmi, yātrā ca me bhavissati anavajjatā ca phāsuvihāro cāti.

 

Wijs overwegende gebruik ik het voedsel niet voor het plezier ervan, noch voor de ijdelheid (die ontstaat uit de verkrijgbare lichamelijke kracht), noch om dikker te worden, noch om het lichaam mooier te maken, maar enkel om dit lichaam in stand te houden, om de honger te stillen, om het ongedeerd te houden, en om de uitoefening van het heilige leven mogelijk te maken. Ik gebruik het voedsel ook om de oude gevoelens van honger te vernietigen en om geen nieuwe gevoelens van te veel eten op te wekken. Aldus blijf ik vrij van lichamelijke moeilijkheden en kan ik op mijn gemak leven.

 

patisankhā yoniso senāsanam patisevāmi, yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya, damsamakasavātā-tapasirimsapasamphassānam

patighātāya, yāvadeva utuparissayavinodanam patisallānārāmattham.

 

Wijs overwegende maak ik gebruik van verblijfplaatsen alleen om mij te beschermen tegen koude en hitte, horzels en muggen, wind en zon, en tegen slangen, en eveneens als een bestendige bescherming tegen de guurheid van het klimaat, en ook om in afzondering te leven.

 

patisankhā yoniso gilānapaccayabhesajjaparikkhāram patisevāmi, yāvadeva uppannānam veyyābadhikānam vedanānam patighātāya, abyāpajjhaparamatāyā'ti.

 

Wijs overwegende maak ik gebruik van steun voor de zieken, namelijk medicijnen en gereedschappen, alleen als een hulp om lichamelijke pijnen die zijn ontstaan, te verminderen, en ook om de grootst mogelijke vrijheid van ziekten te behouden.

 

1.10. Pattidānagāthā - Overdracht van verdiensten

 

handa mayam pattidānagāthāyo, bhanāma se

Laten wij allen nu de verdienste overdragen.

 

yā devatā santi vihāravāsinī, thūpe ghare bodhighare tahim tahim,

tā dhammadānena bhavantu pūjitā, sotthim karontedha vihāramandale,

therā ca majjhā navakā ca bhikkhavo, sārāmikā dānapatī upāsakā,

gāmā ca desā nigamā ca issarā, sappānabhūta sukhitā bhavantu te,

jalābujā yepi ca andasambhavā, samsedajātā athavopapātikā,

niyyānikam dhammavaram paticca te, sabbe pi dukkhassa karontu sankhayam,

 

Mogen alle hemelse wezens die in deze tempel wonen, met de stoepas ervan en andere verblijfplaatsen, gezegend zijn door deze verdienstelijke recitatie, om in vrede in deze tempel te vertoeven.

Mogen alle monniken van de heilige Orde, novicen, aalmoezen-gevers en leken van de tempel, en alle dorpelingen, de buitenstaanders, stedelingen, degenen met een hoge rang, en alle levende wezens, - mogen zij allen geïnspireerd worden door de weldadige Dhamma die naar bevrijding leidt; mogen alle wezens bevrijd worden van hun lijden.

 

thātu ciram satam dhammo, dhammaddharā ca puggalā,

sangho hotu samaggo va, atthāya ca hitāya ca,

amhe rakkhatu saddhammo, sabbe pi dhammacārino,

vuddhim sampāpuneyyāma, dhamme ariyappavedite.

 

Moge de leer van alle Boeddhas en van degenen die de Dhamma navolgen, steeds blijven bestaan. Moge de eenheid van de Orde van monniken aan allen heil en geluk brengen. Moge de goede leer ons beschermen en allen die de Dhamma beoefenen. Mogen wij allen voorspoed hebben door het volgen van de leer die door de Boeddha verkondigd is.

 

 

2. Avond recitatie

-

2.1. Ratanattayanamakārapātha – Buiging voor het Drievoudige Juweel

 

araham sammā sambuddho bhagavā,

buddham bhagavantam abhivādemi.

 

De Heilige, de volmaakt Ontwaakte, de Verhevene,

nederig buig ik voor de verheven Boeddha.

 

buig terneer en zeg zachtjes

buddho me nātho - De Boeddha is mijn toevlucht.

 

svākkhāto bhagavatā dhammo,

dhammam namassāmi.

 

De Leer die volmaakt is uitgelegd door de Verhevene,

nederig buig ik voor die Leer.

 

buig terneer en zeg zachtjes

dhammo me nātho - De Dhamma is mijn toevlucht.

 

supatipanno bhagavato sāvakasangho, sangham namāmi.

 

De Orde van de goed-geoefende discipelen van de Verhevene, nederig buig ik voor de Orde.

 

buig terneer en zeg zachtjes

sangho me nātho - De Sangha is mijn toevlucht.

 

2.2. Ratanattaya-vandanā - Eerbetuiging aan het Drievoudige Juweel

 

yo so bhagavā araham sammāsambuddho

svākkhāto yena bhagavatā dhammo

supatipanno yassa bhagavato sāvakasangho

tammayam bhagavantam sadhammam sasangham

imehi sakkārehi yathāraham āropitehi abhipūjayama

sādhu no bhante bhagava suciraparinibbuti pi

pacchimājanatānukampamānasā

ime sakkāre duggatapannākārabhūte patigganhātu

amhākam dīgharattam hītaya sukhāya

 

Hij die gezegend is en heilig, volmaakt verlicht; de leer die goed is uitgelegd door de Gezegende; de Orde van de heilige discipelen van de Gezegende, welke Orde van goed gedrag is; tot die Gezegende, die leer en die Orde brengen wij de hoogste eer, met juiste achting.

Het is goed voor ons, Eerwaarde Heer, Gezegende, zo zuiver. Hoewel gij het Uiteindelijke Heengaan hebt bereikt, hebt gij mededogen met de latere generatie. Mogen deze nederige gaven worden aanvaard voor ons blijvend heil en geluk.

 

2.3. Pubbabhāganamakārapātha - Inleidende huldebetuiging en een denken aan de Boeddha

 

Handadāni mayantam bhagavantam vācāya abhigāyitum, pubbabhāganamakārañceva buddhānussatinayañca karoma se.

 

Laten wij allen een inleidende hulde betuigen aan de Boeddha en laten wij aan hem denken.

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

tam kho pana bhagavantam evam kalyāno kittisaddo abbhuggato. itipo so bhagavā araham sammāsambuddho, vijjācaranasampanno sugato lokavidū, anuttaro purisadamma-sārathi satthā, devamanussānam buddho bhagavā ti.

 

Eer aan de Gezegende, de Heilige, de volledig Verlichte. Zó ver en uitgestrekt is de roem van de Gezegende verspreid. Die Gezegende is heilig, volledig Verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is zó-gegaan, een Kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.

 

2.4. Buddhābhigīti - Lofzang tot de Boeddha

 

Handa mayam buddhābhigītim karoma se

Laten wij allen nu beginnen met onze lofzang tot de Boeddha.

 

buddhavārahantavaratādigunābhiyutto,

suddhābhinañākarunāhi samāgatatto,

bodhesi yo sujanatam kamalam va sūro,

vandāmaham tamaranam sirasā jinendam,

 

Begiftigd met zulke zinnebeeldige eigenschappen als Heiligheid is onze Heer, de Boeddha. Begiftigd is hij met absolute zuiverheid, bovenzinnelijke wijsheid en allen-omvattend mededogen. Evenals de zon die de lotus laat bloeien, evenzo maakt hij de mensen wakker tot Verlichting.

 

buddho yo sabbapāñīnam, saranam khemamuttamam,

pathamānussatitthānam, vandāmi tam sirenaham,

buddhassāhasmi dāso va, buddho me sāmikissaro,

buddho dukkhassa ghātā ca, vidhātā ca hitassa me,

buddhassāham niyyādemi, sarīrañjīvitañcidam,

vantatoham carissāmi, buddhasseva subodhitam,

natthi me saranam aññam, buddho me saranam varam,

etena saccavajjena, vaddheyyam satthu sāsane,

buddham me vandamānena yam puññam pasutam idha, sabbepi antarāyā me, māhesum tassa tejasā.

 

De Boeddha is de onovertroffen, opperste en veilige toevlucht; hij is het eerste onderwerp van bezinning en daarom buig ik mijn hoofd vol eerbied voor hem.

De volgeling van de Boeddha ben ik; de Boeddha is mijn heer en leider; de Boeddha is de vernietiger van leed, en hij is degene die mij voordeel schenkt. Tot de Boeddha wijd ik mijn lichaam en geest. Eer brengende, wil ik mijn leven leiden in overeenstemming met (het pad naar) de Verlichting van de Boeddha.

 

Geen andere toevlucht zoek ik, de Boeddha is mijn weergaloze toevlucht; moge ik door de macht van deze waarheid vorderingen maken op de weg van de Meester.

 

Door mijn vereren van de Boeddha worden verdiensten verkregen; moge door de macht van die verdiensten geen enkel gevaar tot mij komen.

De Boeddha is de onovertroffen, opperste en veilige toevlucht; Hij is het eerste onderwerp van bezinning en daarom buig ik mijn hoofd vol eerbied voor hem.

 

(buig terneer en zeg zachtjes)

 

kāyena vācāya va cetasā vā buddhe kukammam pakatam mayā yam,

buddho patigganhatu accayantam, kālantare samvaritum va buddhe.

 

Wat voor slechte daden ik ooit jegens de Boeddha heb gedaan, - met lichaam, in woord of in de geest, - moge die overtreding vergeven worden door de Boeddha, dat ik in de toekomst oplettender mag worden.

 

2.5. Dhammānussati - Overdenking van de Dhamma

 

handa mayam dhammānussatinayam karama se

Laten wij allen nu de Leer overdenken.

 

svākkhāto bhagavatā dhammo,

sanditthiko akāliko ehipassiko,

opanayiko paccatam veditabbo viññūhī ti.

 

Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.

 

2.6. Dhammābhigīti - Lofzang tot de leer

 

handa mayam dhammābhigītim karoma se

Laten wij allen nu beginnen met de lofzang tot de Leer.

 

svākkhātatādigunayogavasena seyyo,

yo maggapākapariyattivimokkhabhedo,

dhammo kulokapatanā tadadhāridhārī,

vandāmaham tamaharam varadhammametam.

 

Uitstekend is de Dhamma omdat ze zulke eigenschappen heeft als goed te zijn uitgelegd door de Boeddha. Ze is verschillend vanwege de fase van studie, de fase van het betreden van het Pad en de fase van Vrucht en bevrijding. Ze houdt de volgeling(e) er vanaf slechte wegen te begaan. Ik breng eer aan deze edele Dhamma, die de duisternis vernietigt.

 

dhammassāham niyyādemi, sarīrañjīvitañcidam,

vantatoham carissāmi,

dhammasseva sudhammatam, natthi me saranam aññam,

dhammo me saranam varam, etena saccavajjena,

vaddheyyam satthu sāsane, dhammam me vandamānena yam puññam pasutam idha, sabbepi antarāyā me, māhesum tassa tejasā.

 

De Dhamma is de onovertroffen, weergaloze beschermster van alle wezens. Zij is het tweede onderwerp van bezinning en daarom buig ik mijn hoofd vol eerbied ervoor.

 

Een volgeling van de Dhamma ben ik. Mijn grootste leider is de Dhamma. De Dhamma vernietigt het kwaad. Ook schenkt de Dhamma mij voordeel. Tot de Dhamma wijd ik mijn lichaam en geest. Eer brengende, wil ik mijn leven leiden in overeenstemming met het edele van de Dhamma.

 

Geen andere toevlucht zoek ik, de Dhamma is mijn weergaloze toevlucht; moge ik door de macht van deze waarheid vorderingen maken in de Dhamma van de Meester.

 

Door mijn vereren van de Dhamma worden verdiensten verkregen; moge door de macht van die verdiensten geen enkel gevaar tot mij komen.

 

(buig terneer en zeg zachtjes)

 

kāyena vācāya va cetasā vā dhamme kukammam pakatam mayā yam, dhammo patigganhatu accayantam, kālantare samvaritum va dhamme.

 

Wat voor slechte daden ik ooit jegens de Dhamma heb gedaan, - met lichaam, in woord of in de geest, - moge die overtreding vergeven worden door de Dhamma, dat ik in de toekomst oplettender mag worden.

 

2.7. Sanghānussati - Overdenking van de Sangha

 

handa mayam sanghānussatinayam karoma se

Laten wij allen nu de Sangha overdenken

 

supatipanno bhagavato sāvakasangho,

ujupattipanno bhagavato sāvakasangho,

ñayapatipanno bhagavato sāvakasangho,

sāmicipatipanno bhagavato sāvakasangho,

yadidam cattāri purisayugāni attha purisapuggalā,

esa bhagavato sāvakasangho,

āhuneyyo pāhuneyyo dakkhineyyo añjalīkaranīyo,

anuttaram puññakkhettam lokassā ti.

 

Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende.

 

Deze Orde van de discipelen van de Gezegende, namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen, is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.

 

2.8. Sanghābhigiti - Lofzang tot de Sangha

 

Handa mayam sanghābhigītim karoma se

Laten wij nu beginnen met de lofzang tot de Sangha.

 

saddhammajo supatipattigunādiyutto,

yotthabbidho ariyapuggalasanghasettho,

sīlādidhammapavarāsayakāyacitto,

vandāmaham tamariyānaganam susuddham,

 

Geboren uit de Dhamma is de Orde van de Ariyasangha, begiftigd met zulke eigenschappen als oprechtheid; zij vormt de edele groep van de acht heiligen, die met lichaam en geest geleid zijn door zulke edele eigenschappen als moreel goed gedrag. Met gebogen hoofd breng ik eer aan die edele en zuivere Sangha.

 

sangho yo sabbapānīnam, saranam khemamuttamam,

tatiyānussatitthānam, Vandāmi tam sirenaham,

sanghassāhasmi dāso va, sangho me samikissaro,

sangho dukkhassa ghātā ca, vidhātā ca hitassa me,

sanghassāham niyyādemi, sarīrañjīvitañcidam,

vantatoham carissāmi, sanghassopatipannatam,

natthi me saranam aññam, sangho me saranam varam,

etena saccavajjena, vaddheyyam satthu sāsane,

sangham me vandamānena

yam puññam pasutam idha, sabbepi antarāyā me,

māhesum tassa tejasā.

 

De Ariyasangha is de onovertroffen, weergaloze beschermer van alle wezens. Zij is het derde onderwerp van bezinning en daarom buig ik mijn hoofd vol eerbied voor hen.

 

Een volgeling van de Sangha ben ik. Mijn grootste leider is de Sangha. De Sangha vernietigt het kwaad. Ook schenkt de Sangha mij voordeel. Tot de Sangha wijd ik mijn lichaam en geest. Eer brengende, wil ik mijn leven leiden in overeenstemming met de oprechtheid van de Sangha.

 

Geen andere toevlucht zoek ik, de Sangha is mijn weergaloze toevlucht; moge ik door de macht van deze waarheid vorderingen maken in de Dhamma van de Meester.

 

Door mijn vereren van de Sangha worden verdiensten verkregen;

moge door de macht van die verdiensten geen enkel gevaar tot mij komen.

 

(buig terneer en zeg zachtjes)

 

kālantare samvaritum va sanghe.

 

Wat voor slechte daden ik ooit jegens de Sangha heb gedaan, - met lichaam, in woord of in de geest, - mogen die overtredingen vergeven worden door de Sangha, dat ik in de toekomst oplettender mag worden.

 

2.9. Atītapaccavekkhanapātha - Verzen ter overdenking ná het gebruik van de rekwisieten

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yam cīvaram paribhuttam, tam yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya,

damsamakasavātātapasirimsapasamphassānam patighātāya,

yāvadeva hirikopinapaticchādanattham.

 

Welk gewaad vandaag ook door mij gedragen is zonder overdenking, het geschiedde alleen om mijzelf te beschermen tegen koude, hitte, horzels, muggen, wind en zon en tegen slangen; en ook als een bestendige bedekking van de schaamte-veroorzakende seksuele organen.

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yo pindapāto paribhutto, so neva davāya na madāya na mandanāya na vibhūsanāya, yāvadeva imassa kāyassa thitiyā yāpanāya vihimsuparatiyā brahmacariyānuggahāya, iti purānañca vedanam patihankhāmi navānca vedanam na uppādessāmi, yātrā ca me bhacissati anvajjatā ca phāsuvihāro cāti.

 

Welk voedsel ook door mij gebruikt is zonder overdenking, het geschiedde niet voor het plezier ervan, noch voor de ijdelheid (die ontstaat uit de verkrijgbare lichamelijke kracht), noch om dikker te worden, noch om het lichaam mooier te maken, maar enkel om dit lichaam in stand te houden, om de honger te stillen, om het ongedeerd te houden, en om de uitoefening van het heilige leven mogelijk te maken. Het geschiedde ook om de oude gevoelens van honger te vernietigen en om geen nieuwe gevoelens van te veel eten op te wekken. Aldus zal ik vrij blijven van lichamelijke moeilijkheden en kan ik op mijn gemak leven.

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yam senāsanam paribhuttam, tam yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya,

damsamakasavātātapasirimsapasamphassānam patighātāya,

yāvadeva utuparissayavinodanam patisallānārāmattham.

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yo gilānapaccayabhesajja-parikkhāro paribhutto, so yāvadeva uppannānam veyyābādhikānam vedanānam patighātāya, abhyāpajjhaparamatāyā ti .

 

Welke verblijfplaatsen vandaag ook door mij gebruikt zijn zonder overdenking, het geschiedde alleen om mij te beschermen tegen koude en hitte, horzels en muggen, wind en zon, en tegen slangen, en eveneens als een bestendige bescherming tegen de guurheid van het klimaat, en ook om in afzondering te leven.

 

Welke steun voor de zieken, namelijk medicijnen en gereedschappen, vandaag ook door mij gebruikt is zonder overdenking, het geschiedde alleen als een hulp om lichamelijke pijnen die waren ontstaan, te verminderen, en ook om de grootst mogelijke vrijheid van ziekten te behouden.

 

2.10. Uddissanagathā - Overdracht van verdiensten

 

handa mayam uddissanagāthāyo bhanāma se

Laten wij ons nu concentreren op de overdracht van verdiensten aan alle wezens.

 

iminā puññakammena, upajjhāyā gunuttarā,ācariyupakārā ca, mātā pitā ca ñātakā piya mamam, suriyo candimā rājā, gunavantā narāpi ca, brahmamārā ca indā ca, lokapālā ca devatā, yamo mittā manussā ca, majjhattā verikāpi ca, sabbe sattā sukhī hontu, puññāni pakatāni me, sukham ca tividham dentu, khippam pāpetha vomatam,

 

Mogen door dit verdienstelijke reciteren mijn deugdzame leermeesters en behulpzame docenten, mijn dierbare ouders en verwanten, de koningen Suriyo en Candima (de goden van zon en maan), alle deugdzame mensen in mijn omgeving, en de Brahmas, Maras en Indas (Tāvatimsa-goden), de wereldbeschermende goden, Yama (god van de onderwereld), en alle mensen, of ze nu vrienden, ons onverschillig of vijanden zijn, - mogen alle wezens gelukkig zijn en mogen zij deel hebben aan mijn verdiensten.

Moge het drievoudige geluk (thans, na de dood en uiteindelijk Nibbāna) bereikt worden; mogen allen weldra van het kwaad bevrijd worden door deze verdienstelijke daden en door deze overdracht ervan.

 

iminā puññakammena, iminā uddisena ca, khippāham sulabhe ceva, tanhupādānachedanam, ye santāne hinā dhammā, yāva nibbānato mamam, nassantu sabbadā yeva, yattha jāto bhave bhave, ujucittam satipaññā, sallekho vīriyamhinā, māra labhantu nokāsam, kātuñca vīriyesu me, buddho dīpavaro nātho, dhammo nātho varuttamo, nātho paccekabuddho ca, sangho nāthottaro mamam, tesottamanubhāvena, mārokāsam labhantu mā.

 

Moge ik spoedig het goede bereiken en het slechte verlangen en hechten overwinnen. Mogen de wortels van al mijn slechte neigingen geheel en al uitgeroeid worden, terwijl ik streef naar mijn bevrijding.

Moge het kwaad dat erin bestaat leven na leven weer te verschijnen, vernietigd worden; moge ik begiftigd zijn met attente wijsheid, zuiverheid en energie (om alle hindernissen te overmeesteren).

Moge er geen sluipgat zijn waardoor het kwaad, verpersoonlijkt als Māra, kan binnendringen om mij van mijn doel af te leiden. Moge ik door de verheven krachten van de Boeddha, Dhamma, Paccekaboeddha en de Sangha steeds beschermd worden tegen het kwaad.

 

3. Pali formules voor leken

-

3.1. Het vragen van de vijf regels en toevluchtname

 

mayam bhante visum visum rakkhanatthāya tisaranena saha pañca sīlāni yācāma,

dutiyam pi mayam bhante visum visum rakkhanatthāya tisaranena saha pañca sīlāni yācāma,

tatiyam pi mayam bhante visum visum rakkhanatthāya tisaranena saha pañca sīlāni yācāma.

 

Eerwaarde Heer, mag ik de vijf regels van discipline apart nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

Voor de tweede keer, Eerwaarde Heer, mag ik de vijf regels van discipline apart nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

Voor de derde keer, Eerwaarde Heer, mag ik de vijf regels van discipline apart nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

buddham saranam gacchāmi

dhammam saranam gacchāmi

sangham saranam gacchāmi.

 

Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha.

Ik neem mijn toevlucht tot de Leer.

Ik neem mijn toevlucht tot de Orde (van Heiligen).

 

dutiyam pi buddham saranam gacchāmi

dutiyam pi dhammam saranam gacchāmi

dutiyam pi sangham saranam gacchāmi.

 

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha.

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Leer.

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Orde (van Heiligen).

 

tatiyam pi buddham saranam gacchāmi

tatiyam pi dhammam saranam gacchāmi

tatiyam pi sangham saranam gacchāmi.

 

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha.

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Leer.

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Orde (van Heiligen).

 

bhikkhu: tisaranagamanam nitthitam.

leken antwoorden: āma bhante.

 

3.2. Pañca sila – De vijf regels van goed gedrag

 

pānātipāta veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

adinnādānā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

kāmesu micchācārā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

musāvādā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

surāmeraya majjapamā datthāna veramanī sikkhāpadam samādiyāmi.

 

1. Ik neem het vaste voornemen niet te doden.

2. Ik neem het vaste voornemen niet te stelen.

3. Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van verkeerd seksueel gedrag.

4. Ik neem het vaste voornemen niet te liegen.

5. Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van alcoholische dranken en drugs door welke onoplettendheid veroorzaakt wordt.

 

bhikkhu: tasmā sīlam visodhaye.

 

3.3. Het vragen van de acht regels

 

mayam bhante tisaranena saha attha sīlāni yācāma,

dutiyam pi mayam bhante tisaranena saha attha sīlāni yācāma,

tatiyam pi mayam bhante tisaranena saha attha sīlāni yācāma.

 

Eerwaarde Heer, mogen wij de acht regels van discipline nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

Voor de tweede keer, Eerwaarde Heer, mogen wij de acht regels van discipline nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

Voor de derde keer, Eerwaarde Heer, mogen wij de acht regels van discipline nakomen samen met de drievoudige toevlucht.

 

namo tassa bhagavato arahato sammā sambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammā sambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammā sambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

buddham saranam gacchāmi

dhammam saranam gacchāmi

sangham saranam gacchāmi.

 

dutiyam pi buddham saranam gacchāmi

dutiyam pi dhammam saranam gacchāmi

dutiyam pi sangham saranam gacchāmi.

 

tatiyam pi buddham saranam gacchāmi

tatiyam pi dhammam saranam gacchāmi

tatiyam pi sangham saranam gacchāmi.

 

Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha.

Ik neem mijn toevlucht tot de Leer.

Ik neem mijn toevlucht tot de Orde (van Heiligen).

 

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha.

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Leer.

Voor de tweede keer neem ik mijn toevlucht tot de Orde.

 

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Boeddha.

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Leer.

Voor de derde keer neem ik mijn toevlucht tot de Orde.

 

bhikkhu: tisaranagamanam nitthitam.

leken antwoorden: āma bhante.

 

3.4. De acht regels van goed gedrag

 

pānātipāta veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

adinnādānā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

abrahmacariyā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

musāvādā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

surāmeraya majjapamā datthāna veramanī sikkhāpadam samādiyāmi.

vikālabhojanā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

naccagītavādita-visūkadassana-mālāgandha vilepana-dhārana-mandana-vibhūsanatthānā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi,

uccāsayana-mahāsayanā veramanī sikkhāpadam samādiyāmi.

 

1. Ik neem het vaste voornemen geen enkel levend wezen te doden en geen enkel levend wezen te kwellen.

2. Ik neem het vaste voornemen niet te stelen en niet te nemen wat niet is gegeven.

3. Ik neem het vaste voornemen af te zien van elke seksuele wilsactie in daad, woord en gedachte.

4. Ik neem het vaste voornemen juiste taal te gebruiken, dat wil zeggen: niet liegen, niet lasteren, niet kwaadspreken, geen ruwe, geen barse en geen boze taal, geen kletspraatjes, geen euvele woorden, geen onjuiste woorden, geen onware woorden, geen kleinerende woorden; (maar ik zal alleen woorden gebruiken die eenheid bevorderen, onschadelijke woorden, aangenaam voor het oor, vol liefde, hartverwarmend, hoffelijk, waard herinnerd te worden, tijdig, passend, ter zake, vriendelijk en verdraagzaam).

5. Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van alle bedwelmende dranken en drugs door welke onoplettendheid veroorzaakt wordt.

6. Ik neem het vaste voornemen geen vast voedsel en bepaalde dranken te gebruiken op een onpassende tijd.

7. Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van dansen, zingen, muziek en onpassende shows; van het dragen van sieraden, het gebruik van parfums en crèmes; en van dingen die leiden tot het verfraaien en versieren van de persoon.

8. Ik neem het vaste voornemen geen hoge en luxueuze zetel en geen hoog en luxueus bed te gebruiken.

 

bhikkhu: imāni attha sikkhāpadāni

sīlena sugatim yanti

sīlena bhogasampadā

sīlena nibbutim yanti

tasmā sīlam visodhaye.

 

3.5. Het opnemen van dhutanga oefening

 

Handa mayam buddhassa bhagavato pubbabhāganamakāram karoma se.

 

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa.

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

Senāsanaloluppam patikkhipāmi

Yathāsanthatikangam samādiyāmi

 

Dutiyam pi senāsanaloluppam patikkhipāmi

Yathāsanthatikangam samādiyāmi

 

Tatiyam pi senāsanaloluppam patikkhipāmi

Yathāsanthatikangam samādiyami

 

Wij zijn bereid de dhutanga oefening op te nemen als onze levenswijze, gelukkig om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzien.

 

Voor de tweede keer, wij zijn bereid de dhutanga oefening op te nemen als onze levenswijze, gelukkig om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzien.

 

Voor de derde keer, wij zijn bereid de dhutanga oefening op te nemen als onze levenswijze, gelukkig om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzien.

 

 

3.6. Het aanbieden van voedsel aan de Boeddha

 

imam, sūpabyañjana sampannam, sālīnam, bhojanānam,

uddakam varam, buddhassa, dhammassa, sanghassa,

niyādema. nibbāna paccayo hotu.

 

Eensgezind zijn wij bij het aanbieden van voedsel aan U, alle Boeddhas, alle Leringen, alle (Ariya-)sanghas. Heer, wilt Gij dit voedsel aannemen en moge het onverwijld leiden tot ons blijvend heil en geluk, het bereiken door ons van Nibbana.

 

■ (versie 2)

 

imam, sūpabyañjana sampannam, sālīnam, bhojanānam,

uddakam varam, buddhassa pūjema.

 

Eensgezind zijn wij bij het aanbieden van voedsel aan U, alle Boeddhas, alle Leringen, alle (Ariya-)sanghas. Heer, wilt Gij dit voedsel aannemen en moge het onverwijld leiden tot ons blijvend heil en geluk.

 

3.7. Afstand doen van dhutanga oefening

 

Handa mayam buddhassa bhagavato pubbabhāganamakāram karoma se.

 

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa.

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

Senasanaloluppam patikkhipami

Yathasanthatikangam paccudarami

 

Dutiyam pi senasanaloluppam patikkhipami

Yathasanthatikangam paccudarami

 

Tatiyam pi senasanaloluppam patikkhipami

Yathasanthatikangam paccudarami

 

Staat ons toe afstand te doen van de dhutanga oefening als onze levenswijze, waar wij voorheen gelukkig waren om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzagen.

Voor de tweede keer, staat ons toe afstand te doen van de dhutanga oefening als onze levenswijze, waar wij voorheen gelukkig waren om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzagen.

Voor de derde keer, staat ons toe afstand te doen van de dhutanga oefening als onze levenswijze, waar wij voorheen gelukkig waren om onze slaapplaats te maken overal waar onze gastheren erin voorzagen.

 

3.8. Het verzoek om een leerrede

 

brahma ca lokādhipati sahampati

katanjalī andhivaram ayācatha

santīdha sattāpparajakkhajātikā

desetu dhammam anukampimam pajam.

 

De Heer van de wereld, Brahmā Sahampati, bracht hulde aan de Boeddha en deed het volgende nederige verzoek: "Er zijn in deze wereld wezens wier ogen bedekt zijn met slechts een dun laagje stof; Heer, ik verzoek U daarom de leer te verkondigen voor hun heil."

 

3.9. Voornemen alvorens benodigdheden aan monniken aan te bieden

 

sudinnam vata me dānam āsavakkhayāvaham hotu.

 

Mogen deze gaven die ik heden geef, ertoe dienen om aan alle verontreinigingen een einde te maken.

 

3.10. Aanbieding aan de algemene Sangha

 

imāni mayam bhante, bhattāni, saparivārāni, bhikkhu-sanghassa, onojayāma, sādu no bhante, bhikkhusangho, imāni bhattāni saparivārāni patigganhātu, amhākam, dīgharattam hitāya, sukhāya, (nibbānāya ca).

 

Eerwaarde monniken, mogen wij dit voedsel samen met de andere benodigdheden aan de gemeenschap van de monniken aanbieden. Eerwaarde Heer, neemt a.u.b. dit voedsel en de andere benodigdheden aan van ons, voor ons heil, geluk en voorspoed in volgende levens.

 

3.11. Het aanbieden van afval-gewaden

 

imāni mayam bhante, pamsukūlacīvarāni, saparivārāni, bhikkhusanghassa, onojayāma, sādhu no bhante, bhikkhu-sangho, imāni pamsukūlacīvarāni saparivārāni, patigganhātu, amhākam, dīgharattam, hitāya, sukhāya, nibbānaya ca.

 

Eerwaarde monniken, mogen wij deze afvalgewaden samen met de andere benodigdheden aan de gemeenschap van de monniken aanbieden. Eerwaarde Heer, neemt a.u.b. deze afvalgewaden en de andere benodigdheden aan van ons, voor ons heil, geluk en voorspoed in volgende levens.

 

3.12. Het terugvragen van het restant van offergaven

 

sesam mangalam yācāma.

 

3.13. Overweging na het aanbieden van benodigdheden aan monniken

 

Sudinnam vata me dānam āsavakkhayāvaham hotu.

 

Mogen deze gaven die ik heden heb gegeven, ertoe dienen om aan alle verontreinigingen een einde te maken.

 

3.14. Vragen om vergiffenis voor overtredingen

 

ukāsa, accayo no bhante, accaggamā, yathā bāle,

yathā mullahe, yathā akusale, ye mayam karamhā,

evam bhante mayam, accayo no, patigganhatha āyatim samvareyyāma.

 

Gezegende, wij vragen U ons onze overtredingen te vergeven die wij met lichaam, taal en geest hebben begaan jegens de Boeddha, Dhamma en Sangha. Onze verontreinigde geest heeft ons misleid om de Boeddha, Dhamma en Sangha te beschimpen. Mogen de Boeddha, Dhamma en Sangha onze verkeerde daden vanaf vandaag vergeven. Wij zullen voortaan zorgvuldiger zijn met lichaam, taal en geest.

 

3.15. Toewijding van verdienste aan gestorven verwanten

 

idam no ñātinam hotu sukhitā hontu nātayo.

 

Moge deze verdienste al mijn gestorven verwanten ten goede komen.

Mogen al mijn gestorven verwanten gelukkig zijn.

 

 

4. Overdenkingen en goede voornemens

-

4.1. Denken aan het Drievoudige Juweel

 

itipi so bhagavā araham sammāsambuddho vijjācarana-sampanno sugato lokavidū anuttaro purisadammasārathi satthā devamanussānam buddho bhagavā ti,

 

Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een Kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.

 

svākkhāto bhagavatā dhammo sanditthiko akāliko ehipassiko opanayiko paccatam veditabbo viññūhi ti,

 

Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.

 

supatipanno bhagavato sāvakasangho ujupatipanno bhagavato sāvakasangho ñāyapatipanno bhagavato sāvakasangho sāmīcipatipanno bhagavato sāvakasangho

yadidam cattāri purisayugāni attha purisapuggalā esa bhagavato sāvakasangho āhuneyyo pāhuneyyo dakkhineyyo añjalīkaranīyo anuttaram puññakkhettham lokassā ti.

 

Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen, - is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.

 

4.2. Abhinhapaccavekkhanapātham - Gebruikelijke overwegingen

 

Handa mayam abhinhapaccavekkhanapātham bhanāma se

Laten wij nu de gebruikelijke overwegingen reciteren.

 

jarādhammomhi jaram anatīto

byādhidhammomhi byādhim anatīto

maranadhammomhi maranam anatīto

sabbehi piyehi nānābhāvo vinābhāvo

yam kammam karissanti kalyānam vā pāpakam vā

tassa dāyādā bhavissanti.

 

Wij zijn van de natuur om oud te worden, wij zijn niet boven oud worden uitgegaan.

Wij zijn van de natuur om ziek te worden, wij zijn niet boven ziek worden uitgegaan.

Wij zijn van de natuur om te sterven, wij zijn niet boven sterven uitgegaan.

Vroeg of laat zullen wij gescheiden worden van wie en van wat ons dierbaar is.

Wat voor wilsakties wij ook hebben verricht, hetzij goede of slechte, daarvan zullen wij de gevolgen ondervinden.

 

4.3. Bespiegeling over godheden

 

“Er zijn de goden in de sfeer van de Vier Grote Koningen (devā cātummahārājikā).

Er zijn de goden in de sfeer van de Drieëndertig (devā tāvatimsā).

Er zijn de gelukzalige goden (devā yāmā).

Er zijn de tevreden goden (devā tusitā).

Er zijn de goden die zich verheugen in scheppen (devā nimmānarati).

Er zijn de goden die heersen over de scheppingen van anderen (devā paranimmitavasavatti).

Er zijn de goden in de sfeer van het gevolg van Brahmā (brahma-parisajja).

Er zijn goden hoger dan deze, namelijk

Er is de sfeer van de ministers van de grote Brahmā (brahma-purobhita).

Er is de sfeer van de grote Brahmās (maha-brahma).

Er is de sfeer van de begrensde uitstraling (paritābhā).

Er is de sfeer van de oneindige uitstraling (appamānābhā).

Er is de sfeer van de stralende Brahmas (ābhassara).

Er is de sfeer van de begrensde heerlijkheid (parittāsubhā).

Er is de sfeer van de onbegrensde heerlijkheid (appamānāsubhā).

Er is de sfeer van de schitterende heerlijkheid (subhakinha).

Er is de zeer vruchtbare sfeer, de sfeer van de Brahmas met grote beloning (vehapphala).

Er is de sfeer van de onbewuste wezens (asañña-satta).

Er is de sfeer waarin de godheden in hun eigen welzijn baden (āviha).

Er is de sfeer van de goden zonder zorgen, de rustige sfeer (ātappa).

Er is de mooie sfeer, de sfeer die helder om te zien is (sudassa).

Er is de sfeer van de helder-ogende goden (sudassī).

Er is de sfeer van de hoogste goden die als eerste geboren werden (akanittha).

En die goden bezaten zo'n vertrouwen dat zij na de dood daar wedergeboren werden; en zo'n vertrouwen is ook bij mij aanwezig. En die goden bezaten deugdzaamheid, zij waren leergierig, waren edelmoedig en vrijgevig, en zij bezaten begrip zodat zij na de dood daar wedergeboren werden. En zulke eigenschappen zijn ook bij mij aanwezig.”

 

4.4. Dhātūpatikūlapaccavekkhanapātha - Verzen ter overdenking van de elementen en van walgelijkheid

 

handa mayam dhātupatikulapaccavekkhanapātham bhanāma se

Laten wij nu de verzen reciteren ter overdenking van de elementen en van walgelijkheid.

 

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam, yadidam cīvaram, tadupabhuñjako ca puggalo dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbāni pana imāni cīvarāni ajigucchanīyāni imam pūtikāyam patvā ativiya jigucchanīyāni jāyanti.

 

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel dit gewaad als de persoon die het gebruikt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Dit hele gewaad is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt het buitengewoon walgelijk.

 

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam pindapāto, tadupabhuñjako ca puggalo

dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbo panāyam

pindapāto ajigucchanīyo imam pūtikāyam patvā ativiya

jigucchanīyo jāyati.

 

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel voedselgaven als de persoon die ze nuttigt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Dit geheel van voedselgaven is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt het buitengewoon walgelijk.

 

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam senāsanam, tadupaphuñjako ca puggalo

dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbāni pana imāni senāsanāni ajigucchanīyāni imam pūtikāyam patvā ativiya jigucchanīyāni jāyanti.

 

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel dit verblijf als de persoon die er leeft. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Deze hele verblijfplaats is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt ze buitengewoon walgelijk.

 

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam gilanapaccayabhesajjaparikkhāro, tadupabhuñjako ca puggalo dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbo panāyam gilānapaccayabhesajjaparikkhāro ajigucchanīyo

imam pūtikāyam patvā ativiya jigucchanīyo jāyati.

 

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel deze steun voor de zieken, namelijk medicijnen en geneesmiddelen, als de persoon die ze gebruikt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Deze hele steun voor de zieken, medicijnen en geneesmiddelen, zijn nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, worden ze buitengewoon walgelijk.

 

4.5. Dagelijks voornemen

 

Moge alle goeds van onze daden op deze dag

door de gunst van dit goede

en de verspreiding van dit goede

vlug leiden naar de negen edele sferen.

 

Beproefd zijn wij - en nog verloren op het wiel van samsara.

Mogen wij verheven worden, zoals de ware Bodhisatta,

die door de Heer is voorspeld,

om niet meer in de greep

van de achttien beproevingen te zijn.

 

Mogen wij de oorzaak van vijfvoudige vrees mijden,

en behagen scheppen in het zuiver houden van de voorschriften,

mogen wij de vijfvoudige bekoring van de zinnelijke genietingen weerstaan,

en de vreselijke modderpoel van de zinnelijke genietingen ontwijken.

 

Mogen wij vrij zijn van verkeerde meningen

en vaste voet zetten op het pad van juist inzicht;

mogen wij alleen wijze mensen als onze vrienden hebben

en de verkeerde mensen als vrienden vermijden.

 

 

Mogen wij de bron zijn van zuivere deugd:

trouw, oplettend, volhardend, geduldig,

met schaamte voor verkeerde daden,

met vrees voor verkeerde daden.

Mogen wij niet onder de invloed komen van dwazen;

mogen wij nooit op een dwaalspoor geleid worden

en mogen wij nimmer dwazen zijn.

 

Mogen wij bedreven zijn in middelen, terwijl wij

scherp en enthousiast de Dhamma zien in alles.

Mogen wij nimmer dwalen in inzicht dat verstaan moet worden

als een windvlaag door de grenzeloze ruimte.

 

4.6. Pañcasikkhāpādapātha - Herhaling van de vijf regels

 

Handa mayam pañcasikkhāpādapātham bhanāma se

Laten wij nu allen de vijf regels reciteren.

 

pānātipātā veramanī,

adinnādānā veramani,

kāmesu micchācārā veramanī,

musāvādā veramanī,

surāmeraya-majjapamādatthānā veramanī.

 

 

1. Afzien van doden.

2. Afzien van stelen.

3. Afzien van verkeerd seksueel gedrag.

4. Afzien van liegen.

5. Afzien van alcoholische dranken en drugs door welke onoplettendheid veroorzaakt wordt.

 

4.7. Atthasikkhāpādapātha - Herhaling van de acht regels

 

Handa mayam atthasikkhāpādapātham bhanāma se

Laten wij nu de acht regels herhalen.

 

pānātipātā veramanī,

adinnādānā veramani,

abrahmacariyā veramanī,

musāvādā veramanī,

surāmeraya-majjapamādatthānā veramanī,

vikāla-bhojanā veramanī,

nacca-gīta-vādita visūkadassana mālā-gandha

vilepana-dhārana-mandana-vibhūsanatthānā veramanī,

uccāsayana-mahāsayanā veramanī.

 

1. Afzien van het doden of kwellen van enig levend wezen.

2. Afzien van stelen en van nemen wat niet is gegeven.

3. Afzien van elke seksuele wilsactie in daad, woord en gedachte.

4. Afzien van verkeerd taalgebruik.

5. Afzien van alle bedwelmende dranken en drugs door welke onachtzaamheid veroorzaakt wordt.

6. Afzien van het gebruik van vast voedsel en van bepaalde dranken op een onpassende tijd.

7. Afzien van dansen, zingen, muziek en onpassende shows; van het dragen van sieraden, het gebruik van parfums en crèmes; en van dingen die leiden tot het mooier maken van de persoon.

8. Afzien van het gebruik van een hoge en luxueuze stoel en een hoog en luxueus bed.

 

4.8. Wens

 

Moge elke oprechte wens van ons

met gemak waar worden;

en moge elk woord van deugd

dat heden gesproken is

ons in elk bestaan de vrucht ervan brengen.

 

Moge het tijdperk waarin de (toekomstige) Boeddha

op aarde rondloopt om te onderwijzen,

het tijdperk zijn waarin wij de banden van smart

verbreken en Zijn doel bereiken.

 

Mogen wij een zuivere, menselijke geboorte aannemen,

het monnikschap van Hem ontvangen:

om de voorschriften lief te hebben,

ze hoog te houden en (ook) Zijn leer.

 

Mogen wij met gemak tot meditatie komen,

met gemak bereiken, kennen en waar inzicht krijgen

in de vrucht van Arahantschap.

 

Indien er bij onze geboorte

geen Boeddha op aarde rondloopt,

maar indien onze deugd vol is,

mogen wij dan tenminste voor onszelf

het hoogste doel van de Boeddha bereiken.

 

Moge de leer van alle Boeddhas en van degenen die de Dhamma navolgen, steeds blijven bestaan. Moge de eenheid van de Orde van monniken aan allen heil en geluk brengen. Moge de goede leer ons beschermen en allen die de Dhamma beoefenen. Mogen wij allen voorspoed hebben door het volgen van de leer die door de Boeddha verkondigd is.

 

 

 

4.9. anumodanāvidhī - gelukwens

 

sabbītiyo vivajjantu sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo sukhī dīghāyuko bhava

sabbītiyo vivajjantu sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo sukhī dīghāyuko bhava

sabbītiyo vivajjantu sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo sukhī dīghāyuko bhava

abhivādanasīlissa niccam vuddhāpacāyino

cattāro dhammā vaddhanti āyu vanno sukham balam.

 

Moge alle onheil afgeweerd worden. Mogen alle ziekten verdreven worden. Mogen er geen gevaren voor u zijn. Moge u gelukkig zijn, met een lang leven. Bij degene die respect heeft en die steeds de ouderlingen eert, bij hem/haar nemen vier eigenschappen toe: lang leven, schoonheid, geluk en kracht.

 

4.10. Overdracht van verdiensten

 

Mogen hemelse en aardse wezens,

Devas en Nagas van grote macht,

delen in deze verdiensten van ons;

mogen zij lang de leer beschermen.

 

Mogen hemelse en aardse wezens,

Devas en Nagas van grote macht,

delen in deze verdiensten van ons;

mogen zij lang mij en anderen beschermen.

 

Mogen alle wezens delen in deze verdiensten

die wij aldus hebben verworven.

Moge het grotelijks bijdragen tot hun geluk.

 

Mogen mijn gestorven verwanten

deelhebben aan deze verdiensten;

mogen zij allen gelukkig zijn.

 

 

5. Recitaties voor speciale gelegenheden

-

5.0. Inleiding

 

Er zijn meerdere speciale herdenkingsdagen, o.a. Magha Puja dag (febr), Visakha Puja dag (mei/juni), Asalha Puja dag met Khao Phansa (juli), het Kathina feest met Oog Pansa (okt/nov).

 

Magha Puja

Deze herdenkingsdag is op volle maan van de maand Magha (februari/maart). Herdacht wordt dan de spontane bijeenkomst van 1250 Arahants in het Veluvana-park te Rajagaha (Rajgir). De Boeddha zei toen de orde-regels (Patimokkha) op.

In het eerste jaar na de Verlichting, toen het regenseizoen ten einde liep, sprak de Meester zijn directe discipelen - die allen volledig bekwaam waren om anderen te onderwijzen - toe met de woorden: “Monniken, ik ben bevrijd van alle boeien, zowel menselijke als goddelijke. Gaat nu en trekt rond voor het heil en geluk van velen, uit mededogen met de wereld, tot welzijn, heil en geluk van goden en mensen. Laten niet twee van jullie in dezelfde richting gaan. Verkondigt de leer die uitstekend is in het begin, uitstekend in het midden en uitstekend aan het einde. Verkondigt de leer in haar eigen zin en haar eigen wijze; verkondigt ze naar bedoeling en naar de letter. Toont de leer die volkomen volmaakt is. Verkondigt het leven van zuiverheid, het heilige leven dat volmaakt en zuiver is. Er zijn wezens met weinig stof in hun ogen die verloren zullen gaan als zij de leer niet horen. Zij zullen de leer begrijpen. Ook ik zal op weg gaan en wel naar Uruvela, naar Senanigāma, om de leer te onderwijzen. Na afloop van zes jaar moeten jullie weer samenkomen om op plechtige wijze de orde-regels op te zeggen.”

Toen vertrokken al die monniken, op één en dezelfde dag. En steeds na afloop van een jaar verkondigden godheden dat een jaar verstreken was en hoeveel jaren er nog over waren.

Na afloop van de periode van zes jaren die de Boeddha had vastgesteld, verkondigden godheden aan de Arahants dat de termijn van zes jaren verstreken was en dat het tijd was om weer samen te komen om de Orde-regels plechtig op te zeggen.

Toen begaven die Arahants zich op weg en kwamen samen in het Veluvana-park. Daar zei de Verhevene toen plechtig de Orde-regels op:

 

“Geduld en verdraagzaamheid is de hoogste boete-oefening;

de Boeddhas noemen Nibbāna het hoogste.

Geen pelgrim is hij die anderen aangrijpt;

geen boeteling is degene die iemand anders schade berokkent.

Het nalaten van alle kwaad,

het constant zich moeite doen voor het goede,

de reiniging van de eigen geest:

dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.

Zonder te berispen, zonder te strijden,

wel-beschermd door de Orde-regel,

steeds matig bij de maaltijd

en gericht naar afgelegen verblijfplaats

en naar verheven denken:

dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.”

 

Visakha puja (Vesak-dag)

Dit is de gedenkdag van de geboorte, de Verlichting en het definitieve heengaan (parinibbana) van de Boeddha. Deze dag wordt gevierd op volle maan van de zesde maanmaand (Visakha) (mei/juni).

In Theravāda landen worden deze drie verjaardagen op één dag gevierd. In Japan en andere Mahāyāna landen wordt de geboorte gevierd op 8 april, de Verlichting op 8 december, en het definitieve heengaan op 15 februari.

 

Asalha puja dag

Op de dag van volle maan van de maand Asalha (juli/aug.) wordt herdacht de eerste leerrede van de Boeddha, het draaien van het Wiel der leer, in het hertenpark te Isipathana (Sarnath), India. En ook wordt herdacht dat toen de Sangha gesticht werd.

 

Khao Pansa of Phansa

De ceremonie van Khao Pansa is de dag na Asalha puja. Het is het begin van de regenperiode (vassa) van drie maanden. Khao Pansa en Asalha puja dag worden meestal op dezelfde dag gevierd.

Op Khao Pansa lopen de devote mensen in grote getale in en rond de tempel. Daarna wordt een grote kaars naar binnen gedragen. Vervolgens wordt regenkleding aan de monniken aangeboden.

 

Kathina met Oog Pansa

Deze dag wordt gevierd op het einde van de regentijd (meestal in oktober of november). Nieuwe gewaden worden dan aan de monniken aangeboden, en ook geschenken.

Deze ceremonie vindt zijn oorsprong tijdens het leven van de Boeddha. Toen wilde een groep monniken naar de stad Savatthi gaan om hem te ontmoeten. Omdat de vastentijd net was begonnen, moest men eerst nog drie maanden lang binnen de kloostermuren blijven. Het regende echter nog steeds toen de monniken het klooster mochten verlaten. Daarom werd hun kleding modderig en nat. De Boeddha gaf daarom toestemming om ieder jaar aan het einde van de vastenperiode nieuwe kleren te dragen.

Tegenwoordig bieden de leken aan monniken niet alleen nieuwe kleren, maar ook religieuze teksten, huishoudelijke voorwerpen, geld en bouwmateriaal aan. Dit alles om het leven van de monniken aangenamer te maken.

 

De regentijd (vassa)

De regentijd in India duurt ongeveer vier maanden, circa juli tot einde oktober. Gedurende die tijd is het volgens de regels van de Vinaya aan de monniken niet toegestaan om de verblijfplaats die men had bij het begin van de regentijd, langer dan zeven dagen te verlaten en dan ook alleen maar voor belangrijke redenen. In de regentijd mogen de monniken al hun gewoonlijke verplichtingen vervullen als die plichten hen tenminste niet ervan afhouden om 's nachts weer in hun klooster terug te zijn. De officiële regentijd van de monniken (vassa of vassana) duurt drie maanden en men begint die ofwel in juli of in augustus. Wat dat betreft spreekt men van een vroegere of latere begin van de regentijd. De bhikkhus trekken zich in deze tijd niet meer dan gebruikelijk terug van omgang met leken, tenzij zij al hun tijd aan meditatie besteden.

Tijdens de regentijd zijn op de wegen in India veel kleine dieren. Iemand die rondtrekt kan bijna niet vermijden diertjes te doden. Om berisping te voorkomen van degenen die dieren wilden beschermen, heeft de Boeddha bovengenoemde regel gemaakt. Meer dan 2500 jaren geleden verbleef de Boeddha in de Veluvana tempel te Rajagaha. Een groep mensen beklaagde zich toen bij hem dat de Boeddhistische monniken zich niet betamelijk gedroegen. Zij reisden nog rond, ook in het regenseizoen. Zij liepen door de velden en brachten schade toe aan de rijstvelden van de boeren. De Boeddha besprak deze zaak in een bijeenkomst van de monniken. Aan het einde ervan sprak hij de maatregel uit dat alle boeddhistische monniken zich tijdens de regentijd moesten terugtrekken en onderdak moesten vinden op een bepaalde plek. Zij mochten niet rondreizen.

De regenperiode dient ook als rusttijd voor de monniken. Zij trekken dan niet door het land. In die tijd is er ook gelegenheid om jonge monniken en leken te onderwijzen.

Ondanks veranderde levensvoorwaarden en verschillende klimatologische omstandigheden in de verscheidene landen wordt de regentijd ook tegenwoordig nog door Theravada monniken nagevolgd.

De leken zijn in de regentijd vrij om te gaan waarheen zij willen. Zij bieden aan de monniken offerandes aan, luisteren naar preken en mediteren. In de tempel die in de buurt van de huizen staat, zullen de monniken de offers voor hun verblijf tijdens de regentijd in ontvangst nemen. Ook verkondigen zij er de leer ter versterking van het geloof van de mensen, om verdienste te verwerven.

 

5.1. Traditioneel eerbetoon aan het Drievoudige Juweel

 

yamaham sammāsambuddham bhagavantam saranam gato

iminā sakkārena, tam bhagavantam abhipūjayāmi.

 

Wij vereren de Boeddha, de volmaakt Verlichte. Moge Hij onze toevlucht zijn door dit eerbetoon, en moge Hij ons leiden naar het einde van lijden.

 

yamaham svākkhātam bhagavantā dhammam saranam gato

iminā sakkārena, tam dhammam abhipūjayāmi.

 

Wij vereren de Dhamma, goed uitgelegd door de Gezegende. Moge de Dhamma onze toevlucht zijn door dit eerbetoon, en moge ze ons leiden naar het einde van gevaar.

 

yamaham supatipannam sangham saranam gato

iminā sakkārena, tam sangham abhipūjayāmi.

 

Wij vereren de goed-oefenende Sangha. Mogen de leden ervan onze toevlucht zijn door dit eerbetoon, en mogen zij ons leiden naar het einde van ziekte.

 

araham sammāsambuddho bhagavā

buddham bhagavantam abhivādemi

 

De Heilige, de volmaakt Ontwaakte, de Verhevene,

nederig buig ik voor de verheven Boeddha.

 

(buig een keer terneer)

 

svākkāto bhagavatā dhammo

dhammam namassāmi

 

De Leer die volmaakt is uitgelegd door de Verhevene,

nederig buig ik voor die Leer.

 

(buig een keer terneer)

 

supatipanno bhagavata sāvakasangho

sangham nanāmi

 

De Orde van de goed-geoefende discipelen van de

Verhevene, nederig buig ik voor de Orde.

 

(buig een keer terneer)

 

Handa mayam buddhassa bhagavata pubbabhāganamakāram karoma se

Laten wij allen de inleidende eer brengen aan de Gezegende, de Boeddha.

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

ukāsa, accayo no bhante, accaggamā, yathā bāle,

yathā mullahe, yathā akusale, ye mayam karamhā,

evam bhante mayam, accayo no, patigganhatha āyatim samvareyyāma.

 

Gezegende, wij vragen U ons onze overtredingen te vergeven die wij met lichaam, taal en geest begaan hebben jegens de Boeddha, Dhamma en Sangha. Onze verontreinigde geest heeft ons misleid om de Boeddha, Dhamma en Sangha te beschimpen. Moge de Boeddha, Dhamma en Sangha onze verkeerde daden vanaf vandaag vergeven. Wij zullen voortaan zorgvuldiger zijn met lichaam, taal en geest.

 

5.2. Uitnodiging

 

Ukāsa! Mogen alle verlichte Boeddhas van het verleden, nog talrijker dan de zandkorrels in de vier grote oceanen, en alle Boeddhas die in de toekomst verlicht zullen worden, en alle Boeddhas die in de tegenwoordige tijd verlicht zijn, - mogen zij allen zichzelf openbaar maken door mijn ogen, oren, neus, mond, lichaam en geest, op dit ogenblik mettertijd.

 

Ukāsa! Mogen alle negenvoudige bovenwereldse Dhammas, ontelbaar in het verleden, en alle negenvoudige bovenwereldse Dhammas in de toekomst, en alle negenvoudige bovenwereldse Dhammas in de tegenwoordige tijd, zichzelf openbaar maken door mijn ogen, oren, neus, mond, lichaam en geest, op dit ogenblik mettertijd.

 

Ukāsa! Mogen allen van de edele Sangha en van de conventionele Sangha, ontelbaar in het verleden, en allen van de edele Sangha en van de conventionele Sangha in de toekomst, en allen van de edele Sangha en van de conventionele Sangha in de tegenwoordige tijd, zichzelf openbaar maken door mijn ogen, oren, neus, mond, lichaam en geest, op dit ogenblik mettertijd.

 

5.3. Vast voornemen

 

Moge de kracht van de Boeddha, Dhamma en Sangha, van mijn leraren en patronen, van mijn ouders, van edelmoedigheid en (het houden van) de voorschriften, van ontzegging en wijsheid, van volharding en verdraagzaamheid, van waarheidlievendheid en vastberadenheid, van welwillendheid en gelijkmoedigheid, moge de kracht van al die zegeningen gedurende talloze levensduren van ontplooiing en in deze tegenwoordige levenstijd vanaf de kindheid, hetzij herinnerd of vergeten, moge die kracht ons verzekeren van het pad en de vrucht naar Nibbāna.

 

nibbāna paccayo hotu.

 

5.4. Māgha-Punnamī - Māgha-Pūjā-dag

 

Handa mayam buddhassa bhagavato pubbabhāganamakāram karoma se

Laten wij allen de inleidende eer brengen aan de

Gezegende, de Boeddha.

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

ajjāyam māghapunnamī sampattā, māghanakkhattena punnacando yutto, yattha tathāgato araham sammāsambuddho, cāturangike sāvakasannipte, ovādapātimokkham uddisi addhaterasāni bhikkhusatāni sabbesamyeva khīnāsavānam, sabbete ehibhikkhukā, sabbepi te anāmantitāva bhagavato santikam āgatā veluvane kalandakanivāpe, māghapunnamiyam vaddhamānakacchā-yāya, tasmim sannipāte bhagavā visiddhuposatham akāsi, ovādapātimokkham uddisi ayam amhākam bhagavato ekoyeva sāvakasannipāto ahosi, cāturangiko addhaterasāni bhikkhusatāni sabbesamyeva khīnāsavānam, mayandāni imam māghapunnamīnakkhattasamayam takkālasadisam sampattā, suciraparinibbutampi tam bhagavantam anussaramānā, imasmim tassa bhagavato sakkhibhūte cetiye imehi dandadīpadūpapupphādisakkārehi tam bhagavantam tāni ca addhaterasāni bhikkhusatāni abhipūjayāma.

Sādhu no bhante bhagavā sāvakasangho suciraparinibbutopi gunehi dharamāno ime sakkāre duggatapannākārabhūte patigganhātu amhākam dīgharattam hitāya sukhāya.

 

Vandaag is de gunstige dag van volle maan in de derde maan-maand Māgha. Op die dag zette de Boeddha, de Volmaakt Verlichte, de Ovādapatimokkha uiteen voor een bijeenkomst van (1250) personen die vier eigenschappen hadden:

1) allen van hen waren Arahants;

2) allen van hen waren door de Boeddha Zelf gewijd;

3) zij kwamen vanuit alle richtingen spontaan, zonder eerdere maatregelen, samen in het Veluvana klooster (te Rajagaha);

4) en wel tijdens volle maan van de maand Māgha. Op die dag sprak de Boeddha niet alleen over de regels van discipline, de Ovādapatimokkha, maar Hij nam ook de zuivering van de Uposatha in acht.

Nu wij leven om deze Māgha-Pūjā dag te zien die als de dag is van die grote bijeenkomst, brengen wij ons weer de Verhevene in herinnering hoewel Hij is heengegaan in Parinibbāna. Wij vereren Hem en Zijn 1250 Arahants met deze offergaven van kaarsen, reukwaren en bloemen.

Mogen de Verhevene en Zijn 1250 Arahants die lang geleden in Parinibbāna zijn heengegaan, ons met deze offergaven blijvend heil en geluk brengen, door hun mededogen en andere deugden.

 

5.5. Visākha-punnamī - Visākha-Pūjā-dag

 

Handa mayam buddhassa bhagavato pubbabhāganamakāram karoma se

Laten wij allen de inleidende eer brengen aan de Gezegende, de Boeddha.

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

yamamha kho mayam bhagavantam saranam gatā, yo no

bhagavā satthā, yassa ca mayam bhagavato dhammam

rocema, ahosi kho so bhagavā, majjhimesu janapadesu

ariyakesu manussesu uppanno, khattiyo jātiyā gotamo

gottena, sakyaputto sakyakulā pabbajito, sadevake

loke samārake sabrahmake, sassamanabrāhmaniyā pajāya sadevamanussāya, anuttaram sammāsambodhim abhisambuddho, nissa msayam kho so bhagavā, araham sammāsambuddho, vijjācarana-sampanno, sugato, lokavidū, anuttaro purisadammasārathi, satthā devamanussānam, buddho, bhagavā.

svakkhato kho pana tena bhagavatā dhammo, sanditthiko, akāliko, ehipassiko, opanayiko, paccattam veditabbo viññūhi.

Supatipanno kho panassa bhagavato sāvakasangho, ujupatipanno bhagavato sāvakasangho, ñāyapatipanno bhagavato sāvakasangho, sāmīcipatipanno bhagavato sāvakasangho, yadidam cattāri purisayugāni, attha purisapuggalā, esa bhagavato sāvakasangho, āhuneyyo, pāhuneyyo, dakkhineyyo, añjalīkaranīyo anuttaram puññakkhettam lokassa.

avam kho pana thūpo tam bhagavantam uddissa kato

yāvadeva dassanena, tam bhagavantam anussaritvā, pasādasamvegapatilābhāya, mayam kho etarahi,

imam visākhapunnamīkālam, tassa bhagavato, jātisam-

bodhinibbānakālasammatam patvā, imam thānam sampattā, ime dandadīpadhūpapupphādisakkāre gahetvā,

attano kāyam sakkārupadhānam karitvat tassa bhagava-

to. yathābhucce gune anusarantā, imam thūpam,

tikkhattum padakkhinam karissāma, yathāgahitehi

sakkārehi pūjam kurumānā, sādhu no bhante bhagavā

suciraparinibbutopi, ñātabbehi gunehi atītarammana-

tāya paññāyamāno, ime amhehi gahite sakkāre patig-

ganhātu, amhākam dīgharattam hitāya sukhāya.

 

Wij gaan naar Heer Boeddha als onze leraar en toevlucht. Wij respecteren de leer van de Boeddha die in een sfeer van weelde was geboren bij de Sākya-stam op de grens van India-Nepal, in de plaats waar de Ariyakas woonden. Van geboorte was Hij prins Siddhattha en Zijn familienaam was Gotama. Hij gaf een wereldlijk leven op om een leven als asceet aan te nemen. Hij verwerkelijkte de volmaakte Verlichting die de hoogste is in de wereld met haar goden, met haar Māras en Brahmas, in deze wereld met haar goden en mensen.

Hij is de Verhevene, de Heilige, volledig verlicht op eigen kracht. Hij heeft de bovennatuurlijke kennis verkregen en is volmaakt van gedrag. Hij is de beste leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is verheven en verlicht.

 

Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.

 

Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende.

Deze Orde van de discipelen van de Gezegende - namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen, - is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.

 

Bij deze stoepa (of bij dit Boeddha-beeld), opgedragen door wijzen en opgericht ter herinnering aan de Verhevene, komen wij Boeddhisten samen op de dag van volle maan van de zesde maan-maand. Deze dag wordt erkend als de dag waarop prins Siddhattha is geboren, de dag waarop Hij de Volmaakte Verlichting verkreeg, en de dag waarop Hij heenging. Met de bloemen, geurstokjes en kaarsen herdenken wij de deugd van de Verhevene zoals ze werkelijk is en gaan wij drie keer om de stoepa (of het Boeddha-beeld) heen, met de rechter schouder ernaartoe gewend. En met deze gaven betonen wij onze eer. Moge de Verhevene, - hoewel Hij reeds lang geleden Parinibbāna heeft bereikt, maar met volmaakt mededogen, volmaakte wijsheid en zuiverheid, - deze gaven die wij in onze handen hebben, aannemen voor ons blijvend heil en geluk.

 

5.6. āsālha-punnāmi - Āsalhā-Pūjā-dag

 

handa mayam buddhassa bhagavato pubbabhāganamakāram karoma se

Laten wij allen de inleidende eer brengen aan de Gezegende, de Boeddha

 

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

namo tassa bhagavato arahato sammāsambuddhassa

 

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

 

yamamha kho mayam bhagavantam saranam gatā, yo no

bhagavā satthā, yassa ca mayam bhagavato dhammam

rocema, ahosi kho so bhagavā araham sammāsambuddho, sattesu kāruññam paticca karunāyako hitesī anukampam upādāya, āsālhapunnamiyam bārānasiyam isipatane migadāye pañcavaggiyānam bhikkhūnam anuttaram dhammacakkam pathamam pavattetvā cattāri ariyasaccāni pakāsesi.

tasmiñca kho samaye pañcavaggiyāham bhikkhūnam

pamukho āyasmā aññākondañño bhagavato dhammam sutvā, virajam vītamalam dhammacakkhum patilabhitvā, yan-kiñci samudayadhammam, sabbantam nirodhadhammanti.

bhagavantam upasampadam yācitvā, bhagavatoyeva

santikā ehibhikkhu-upasampadam patilabhitvā bhaga-

vato dhammavinaye ariyasāvakasangho loke pathamam

uppanno ahosi.

tasmiñcāpi kho samaye sangharatanam loke pathamam

uppannam ahosi.

buddharatanam dhammaratanam sangharatanti tiratanam

sampunnam ahosi.

mayam kho etarahi imam āsālhapunnamīkālam tassa

bhagavato dhammacakkappavattanam kālasammatam ariya-sāvakasangha-uppattikālasammatañca ratanattayasampuranakālasammatañca patvā, imam thānam sampattā, ime sakkāre gahetvā, attano kāyam sakkārupadhānam karitvā, tassa bhagavato yathābhucce gune anussarantā imam thūpam tikkhattum padakkhinam karissāma, yathāgahitehi sakkārehi pūjam kurumānā.

sādhu no bhante bhagavā suciraparinibbutopi ñātab-

behi gunehi atī tārammanatāya paññāyamāno, ime

amhehi gahite sakkāre pātigganhātu, amhākam dīgha-

rattam hitāya sukhāya.

 

Wij gaan naar de Boeddha als onze leraar en toevlucht. Wij respecteren de leer van de Boeddha die, ver van verontreinigingen, volmaakt Zelf-Verlicht is. Uit mededogen voor velen heeft Hij het wiel van de Leer in beweging gezet en voor de eerste keer de Vier Edele Waarheden verkondigd aan de vijf asceten in het hertenpark te Isipatana nabij Varanasi, op de vijftiende dag van de wassende maan in de achtste maanmaand.

Op die tijd luisterde de eerwaarde Aññā-Kondañña, de leider van de vijf asceten, naar de leer van de Boeddha en hij bereikte het stofvrije, smetteloze oog van de waarheid en besefte dat alles wat van nature ontstaat, ook van nature vergaat. De eerwaarde Kondañña vroeg om de hogere wijding en hij was de eerste in de wereld die door de Boeddha gewijd werd.

Op die tijd was voor het eerst het Juweel van de Sangha in de wereld ontstaan. Het Drievoudige Juweel, namelijk de Boeddha, de Dhamma en de Ariya-Sangha, was vanaf toen volledig.

Nu komen wij samen op de vijftiende dag van de wassende maan op de achtste maanmaand welke beschouwd wordt als de dag waarop de eerste toespraak door de Boeddha werd gehouden, waarop de eerste bhikkhu werd gewijd, waarop door de Boeddha de leer werd verkondigd aan de wereld, waarop het Drievoudige Juweel was voltooid en waarop de eerste discipel het stofvrije, smetteloze oog van de waarheid bereikte. En met deze gaven roepen wij alle deugden van de Verhevene ons voor de geest en gaan wij drie keer om de stoepa heen, met de rechter schouder ernaartoe gewend. En met deze gaven betonen wij onze eer.

Moge de Verhevene, - hoewel Hij reeds lang geleden Parinibbāna heeft bereikt, maar met volmaakt mededogen, volmaakte wijsheid en zuiverheid, - deze gaven die wij in onze handen hebben, aannemen voor ons blijvend heil en geluk.

 

5.7. Het aanbieden van badkleren voor de regenperiode

 

Imāni mayam bhante, vassikasātikāni, saparivārāni,

bhikkhusanghassa, onojayāma, sādhu no bhante, bhikkhusangho, imāni, vassikasātikāni, saparivārāni,

patigganhātu, amhākam, dīgharattam, hitāya, sukhāya,

nibbānāya ca.

 

Eerwaarde monniken, mogen wij deze badkleren voor de regenperiode samen met de andere benodigdheden aan de gemeenschap van de monniken aanbieden.

Eerwaarde Heer, neemt a.u.b. deze badkleren voor de regenperiode en de andere benodigdheden aan van ons, voor ons heil, geluk en voorspoed in volgende levens.

 

5.8. Het aanbieden van Kathina gewaden

 

Imām mayam bhante, saparivāram, kathinacīvaradussam,

sanghassa, onojayāma, sādhu no bhante, sangho,

imām, saparivāram, kathinadussam, patigganhātu,

patiggahetvā ca, iminā dussena, kathinam, atharatu,

amhākam dīgharattam hitāya sukhāya nibbānāya ca.

 

Eerwaarde monniken, mogen wij deze Kathina-gewaden samen met de andere benodigdheden aan de gemeenschap van de monniken aanbieden. Eerwaarde Heer, neemt a.u.b. deze Kathina-gewaden en de andere benodigdheden aan van ons, voor ons heil, geluk en voorspoed in volgende levens.

 

 

6. Geselecteerde kloosterzegeningen / heilzame verzen

-

6.1. De acht verzen over heilzame overwinningen

 

1. bāhum sahassamabhinimmitasāvudhantam

grīmekhalam uditaghorasasenamāram

dānādidhammavidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

Māra de Boze schiep een vorm met duizend handen, met in elke hand een wapen, en toen kwam hij op zijn olifant Grīmekhala samen met zijn leger. De Heer der wijzen overwon hem door het geven van Dhamma. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

2. mārātirekamabhiyujjhitasabbarattim

ghorampanālavakamakkhamathaddhayakkham

khantīsudantavidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

Erger dan Māra die de hele nacht oorlog voerde, was de schrikaanjagendheid van de demon Ālavaka die ongeduldig en agressief was. De Heer der wijzen overwon hem door zelfbeheersing en verdraagzaamheid. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

3. nālāgirim gajavaram atimattabhūtam

dāvaggicakkamasanīva sudārunantam

mettambusekavidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

De edele olifant Nālāgiri werd krankzinnig en angstaanjagend als een bosbrand, een werpwapen of een bliksemstraal. De Heer der wijzen overwon hem door het sprenkelen van het water van welwillendheid, liefdevolle vriendelijkheid. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

4. ukkhittakhaggamatihatthasudārunantam

dhāvantiyojanapathangulimālavantam

iddhībisankhatamano jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

De zeer wrede rover Angulimāla liep met opgeheven zwaard in z'n hand drie mijlen toen hij de Boeddha achtervolgde. De Heer der wijzen overwon hem door het ontwikkelen van Zijn geestelijke krachten. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

5. katvāna katthamudaram iva gabbhinīyā

ciñcāya dutthavacanam janakāyamajjhe

santena somavidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

Ciñcā veinsde zwangerschap door een stuk hout aan haar buik te bevestigen. Zij klaagde de Boeddha luid aan bij het volk. De Heer der wijzen overwon haar met zachtheid en eerbaarheid. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

6. saccam vihāya matisaccakavādaketum

vādābhiropitamanam atiandhabhūtam

paññapadīpajalito jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

Saccaka wiens woorden gewoonlijk verre van waar waren, verkondigde z'n theorieën geheel verblind door de vlag van oneerlijkheid. De Heer der wijzen overwon hem met het helder stralende licht van wijsheid. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

7. nandopanandabhujagam vibudham mahiddhim

puttena therabhujagena damāpayanto

iddhūpadesavidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

De machtige slang Nandopananda die een afwijkende leer aanhing, werd getemd door de ouderling Moggallāna, de zoon van de Boeddha. De Heer der wijzen overwon die slang door Zijn instructie (aan Moggallana) om geestelijke krachten te tonen. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

8. duggāhaditthibhujagena sudatthaháttham

brahmam visuddhijutimiddhibakābhidhānam

ñānāgadena vidhinā jitavā munindo

tantejasā bhavatu te jayamangalāni.

 

Misleid door zijn eigen bovennatuurlijke geestelijke krachten was de Brahma-god Bakā in de greep van verkeerde meningen, zoals in de greep van een slang die zich stevig om de armen geslingerd heeft. De Heer der wijzen overwon hem door het toedienen van het elixir van inzicht. Moge u door de macht hiervan heilzame overwinningen behalen.

 

etāpi buddhajayamangala-atthagāthā

yo vācano dinadine sarate matandī

hitvānanekavividhāni cupaddavāni

mokkham sukham adhigameyya naro sapañño.

 

Dit zijn de acht verzen van de Boeddha's heilzame overwinningen die een wijs en vlijtig persoon elke dag zou moeten reciteren en in herinnering brengen. Zo zal men de vele soorten gevaren en obstakels te boven komen en de hoogste zegen van Bevrijding bereiken.

 

6.2. Anumodanārambhagāthā - Anumodānarambha-verzen

 

yathā vārivahā pūrā paripūrenti sāgaram

evameva ito dinnam petānam upakappati

icchitam patthitam tumham khippameva samijjhatu

sabbe pūrentu sankappā cando pannaraso yathā

mani jotiraso yathā.

 

Juist zoals de rivieren vol water de oceaan vullen, evenzo komt datgene wat hier gegeven is, de doden ten goede. Wat ook door u gewenst of verlangd is, moge het spoedig komen. Mogen al uw wensen vervuld worden als de maan op de 15e dag (= volle maan) of als het wensvervullende sieraad.

 

6.3. sāmaññanumodanāgāthā - sāmaññānumodanā-verzen

 

sabbītiyo vivajjantu, sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo, sukhī dīghayuko bhava

sabbītiyo vivajjantu, sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo, sukhī dīghayuko bhava

sabbītiyo vivajjantu, sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo, sukhī dīghayuko bhava

abhivādanasīlissa, niccam vuddhāpacāyino

cattāro dhammā vaddhanti, āyu vanno sukham balam.

 

Moge alle angst en zorg verdreven worden. Mogen alle ziekten verdwijnen. Mogen er geen gevaren voor u zijn. Moge u gelukkig zijn en lang leven.

Moge alle angst en zorg verdreven worden. Mogen alle ziekten verdwijnen. Mogen er geen gevaren voor u zijn. Moge u gelukkig zijn en lang leven.

Moge alle angst en zorg verdreven worden. Mogen alle ziekten verdwijnen. Mogen er geen gevaren voor u zijn. Moge u gelukkig zijn en lang leven.

Bij degene die respect heeft en die steeds de ouderlingen eert, bij hem/haar nemen vier eigenschappen toe: lang leven, schoonheid, geluk en kracht.

 

6.4. ratanattayānubhāvādighāthā - Verzen over de macht van het Drievoudige Juweel

 

ratanattayānubhāvena ratanattayatejasā

dukkharogabhayā verā sokā sattu cupaddavā

anekā antarāyāpi vinassantu asesato

jayasiddhi dhanam lābham sotthi bhāgyam sukham balam

siri āyu ca vanno ca bhobam vuddhī ca yasavā

satavassā ca āyū ca jīvasiddhī bhavantu te.

 

Mogen door de macht van het Drievoudige Juweel, door de kracht van het Drievoudige Juweel, onvoldaanheid, ziekte, vijandschap, verdriet, gevaren en droefheid zonder overblijfsel vernietigd worden, moge er geen enkele belemmering meer zijn.

 

Mogen overwinning, succes, rijkdom en voordeel, veiligheid, geluk, kracht, fortuin, een lang leven en schoonheid, voorspoed en roem toenemen. En moge u honderd jaar worden en succes hebben in het leven.

 

 

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbabuddhānubhāvena sadā sotthī bhavantu te

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Boeddhas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbadhammānubhāvena sadā sotthī bhavantu te

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van de gehele leer gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbasanghānubhāvena sadā sotthī bhavantu te.

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Ariyasanghas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

 

 

6.5. cullamangalacakkavāla - De kleinere sfeer van zegeningen

 

sabbabuddhānubhāvena sabbadhammānubhāvena sabbasanghānubhāvena buddharatanam dhammaratanam sangharatanam tinnam ratanānam ānubhāvena caturāsītisahassa-dhammakkhandhānubhāvena pitakattayānubhāvena jinasāva-kānubhāvena sabbe te rogā sabbe te bhayā sabbe te antarāyā sabbe te upaddavā sabbe te dunnimittā sabbe te avamangalā vinassantu āyuvaddhako dhanavaddhako sirivaddhako yasavaddhako balavaddhako vannavaddhako sukha vaddhako hotu sabbadā.

 

Door de macht van alle Boeddhas, door de macht van alle Dhammas, door de macht van alle Sanghas, door het Boeddha-juweel, door het Dhamma-juweel, door het Sangha-juweel, door de drie Juwelen, door de macht ervan, door de macht van de 84.000 onderdelen van de Dhamma, door de macht van de drie Pitakas, door de macht van de discipelen van de Overwinnaar, - mogen daardoor al uw ziekten, alle gevaren en alle hindernissen voor u, al uw leed, alle slechte voortekenen en alle onheil voor u geheel vernietigd zijn.

 

Moge lang leven toenemen, moge rijkdom toenemen, moge fortuin toenemen, moge roem toenemen, moge invloed toenemen, moge schoonheid toenemen, moge geluk toenemen, - moge dat alles er steeds zijn.

 

dukkharogabhayā verā sokā sattu cupaddavā

anekā antarāyāpi vinassantu ca tejasā

jayasiddhi dhanam lābham sotthi bhāgyam sukham balam

siri āyu ca vanno ca bhogam vuddhī ca yasavā

satavassā ca āyū ca jīvasiddhī bhavantu te.

 

Mogen onvoldaanheid, ziekte, vijandschap, verdriet, gevaren en droefheid door de macht hiervan vernietigd worden, moge er geen enkele belemmering meer zijn.

Mogen overwinning, succes, rijkdom en voordeel, veiligheid, geluk, kracht, fortuin, een lang leven en schoonheid, voorspoed en roem toenemen. En moge u honderd jaar worden en succes hebben in het leven.

 

bhavatu sabbamangalam, rakkhantu sabbadevatā

sabbabuddhānubhāvena, sadā sotthī bhavantu te

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Boeddhas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

bhavatu sabbamangalam, rakkhantu sabbadevatā

sabbadhammānubhāvena, sadā sotthī bhavantu te

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van de gehele leer gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

bhavatu sabbamangalam, rakkhantu sabbadevatā

sabbasanghānubhāvena, sadā sotthī bhavantu te.

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Ariyasanghas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

6.6. bhojanādānānumodanāgāthā - Verzen van dankzegging (door de monniken) bij het aanbieden van voedsel

 

āyudo balado dhīro, vannado patibhānado

sukhassa dātā medhāvī, sukham so adhigacchati

āyum datvā balam vannam, sukhañca patibhānado

dīghāyu yasavā hoti, yattha yatthūpapajjatī ti.

 

Moge er voor de wijze een lang leven zijn, kracht, goede geboorte en een goed verstand. Van hem/haar gaat geluk naar anderen, daarom krijgt hij/zij geluk. Bij degene die anderen een lang leven, kracht, goede geboorte en een goed verstand wenst, zal als resultaat ervan eveneens een lang leven, achting, en andere goede dingen toenemen.

 

6.7. Goede wensen

 

Moge alle ongeluk afgeweerd worden,

mogen alle kwalen verdwijnen.

Mogen geen rampen U overkomen;

moge U lang in vrede leven.

 

Mogen alle zegeningen tot U komen.

Mogen alle goden U beschermen.

Door de beschermende macht van alle Boeddhas

moge U steeds in veiligheid zijn.

 

Mogen alle zegeningen tot U komen.

Mogen alle goden U beschermen.

Door de beschermende macht van de gehele leer

moge U steeds in veiligheid zijn.

 

Mogen alle zegeningen tot U komen.

Mogen alle goden U beschermen.

Door de beschermende macht van de gehele Orde

moge U steeds in veiligheid zijn.

 

Door de macht van deze paritta

moge U vrij zijn van alle gevaren

ontstaan uit schadelijke invloeden van de planeten,

demonen en [boze] geesten.

Moge uw ongeluk verdwijnen.

 

Mogen door de macht van de Boeddha

alle boze voortekenen en ongelukkige omstandigheden,

de onheilspellende roep van vogels,

de schadelijke conjuncties der sterren

en boze dromen krachteloos worden.

 

Mogen door de macht van de Leer

alle boze voortekenen en ongelukkige omstandigheden,

de onheilspellende roep van vogels,

de schadelijke conjuncties der sterren

en boze dromen krachteloos worden.

 

Mogen door de macht van de Orde

alle boze voortekenen en ongelukkige omstandigheden,

de onheilspellende roep van vogels,

de schadelijke conjuncties der sterren

en boze dromen krachteloos worden.

 

Mogen alle wezens die lijden, vrij zijn van lijden.

Mogen alle wezens die bang zijn, vrij zijn van angst.

Mogen alle wezens die verdrietig zijn, vrij zijn van verdriet.

 

Mogen de regenbuien in het juiste seizoen vallen;

moge er een rijke oogst zijn.

Moge de wereld voorspoedig zijn;

moge het bestuur rechtschapen zijn.

 

 

7. Geselecteerde suttas

-

7.1. Devārādhana - Uitnodiging van de goden

 

samantā cakkavālesu

atrāgacchantu devatā

saddhammam munirājassa

sunantu saggamokkhadam

 

Mogen goden van alle wereldsystemen hier samenkomen, en mogen zij luis­teren naar die verheven leer van de Grote Wijze waardoor de hemelse zaligheid verleend wordt en bevrijding (Nibbāna).

 

Parittassavanakālo ayam bhadantā

 

Goede vrienden, nu is het tijd om naar de leer te luisteren.

 

7.2. ovādapātimokkhādipātho - De orderegel tot aansporing (de leer en voorschrift van de Boeddhas)

 

Handa mayam buddhassa ovādānusāsanīyo bhanāma se

Laten wij allen nu de orderegel tot aansporing reciteren.

 

Khantā paramam tapo tītikkhā

Nibbānam paramam vadanti buddhā

Na hi pabbajito parūpaghātī

Samano hoti param vihethayanto

Etam buddhānasāsanam.

 

Geduld en verdraagzaamheid

is de hoogste boete-oefening,

de Boeddhas noemen Nibbāna het hoogste.

Geen pelgrim is hij die anderen aangrijpt;

geen boeteling is degene

die iemand anders schade berokkent.

 

Sabbapāpassa akaranam

Kusalass'ūpasampadā

Sacittapariyodapanam

Etam buddhānasāsanam.

 

Het nalaten van alle kwaad,

het constant zich moeite doen voor het goede,

de reiniging van de eigen geest:

dat is de leer en het voorschrift

van de Boeddhas.

 

Anūpavādo anūpaghāto

Patimokkhe ca samvaro

Mattaññutā ca bhattasmim

Pantañ ca sayanāsanam

Adhicitte ca āyogo

Etam buddhānasāsanan'ti.

 

Zonder te berispen, zonder te strijden,

wèl-beschermd door de Orde-regel,

steeds matig bij de maaltijd

en gericht naar afgelegen verblijfplaats

en naar verheven denken:

dat is de leer en het voorschrift

van de Boeddhas.

 

7.3. maha mangala sutta - De leerrede over de grootste zegeningen

 

evam me suttam. ekam samayam bhagavā. sāvatthiyam viharati, jetavane anāthapindikassa ārāme. atho kno aññatarā devatā abhikkantāya rattiyā, abhikkanta, vannā kevalakappam jetavanam obhāsetvā, yena bhagavā tenupasankami, upasankamitvā bhagavantam abhivādetvā ekamantam atthāsi. ekamantam thitā kho sā devatā bhagavantam gāthāya ajjhabhāsi.

 

Aldus heb ik gehoord. Toen de Verhevene eens te Savatthi verbleef in het Jetavana-klooster van Anathapindika, kwam ‘s nachts een godheid naar Hem toe. De schittering van die godheid verlichtte het hele klooster. Hij begroette de Boeddha eerbiedig, ging vol respect naast hem staan en sprak Hem toe met de woorden:

 

bahū devā manussā ca mangalāni acintayum,

ākankhamānā sotthānam brūhi mangalamuttamam.

 

“Veel goden en mensen die naar geluk verlangen, hebben zich afgevraagd wat de hoogste zegeningen zijn. Vertelt mij a.u.b. wat die zegeningen zijn.”

 

[De Boeddha gaf in verzen het volgende antwoord].

 

 

asevanā ca bālānam, panditānañca sevanā,

pūjā ca pūjanīyānam etam mangalam uttamam.

 

“Niet met dwazen om te gaan, maar omgang te hebben met de wijzen. Diegenen te eren die eer waard zijn. – Dit is de hoogste zegening.

 

patirūpadesavāso ca pubbe ca katapuññatā

attasammā panidhi ca etam mangalam uttamam.

 

Op een gunstige plaats te vertoeven. In het verleden heilzame daden te hebben verricht. Zichzelf in de juiste richting te zetten (naar het hogere te streven). – Dit is de hoogste zegening.

 

bāhusaccañca sippañca, vinayo ca susikkhito,

subhāsitā ca yā vācā etam mangalam uttamam.

 

Veel te leren; en welbedreven te zijn in een handwerk. Wèl-geoefend te zijn in deugdzaamheid. Goede woorden te spreken (of te schrijven). - Dit is de hoogste zegening.

 

mātā pitu upatthānam, puttadārassa sangaho,

anākulā ca kammantā etam mangalam uttamam.

 

Vader en moeder te ondersteunen. Vrouw (resp. man) en kinderen lief te hebben. Een vreedzaam beroep uit te oefenen. – Dit is de hoogste zegening.

 

dānañca dhammacariyā ca ñātakānañca sangaho,

anavajjāni kammāni etam mangalam uttamam.

 

Edelmoedig en vrijgevig te zijn. Oprecht van gedrag te zijn. Zijn verwanten te helpen. Smetteloos van gedrag te zijn. – Dit is de hoogste zegening.

 

āratī viratī pāpa, majjapānā ca saññamo,

appamādo ca dhammesu etam mangalam uttamam.

 

Afkerig te zijn van het kwade. Van het kwade af te zien. Geen bedwelmende dranken of drugs tot zich te nemen. Standvastig te zijn in het goede. – Dit is de hoogste zegening.

 

gāravo ca nivāto ca, santutthī ca kataññutā,

kālena dhammassavanam etam mangalam uttamam.

 

Respect te tonen. Nederig te zijn. Tevreden te zijn. Dankbaar te zijn. Naar de leer te luisteren op passende tijden. – Dit is de hoogste zegening.

 

 

khantī ca sovacassatā, samanānañca dassanam,

kālena dhammasākacchā etam mangalam uttamam.

 

Verdraagzaam en geduldig te zijn. Gehoorzaam te zijn. Naar monniken te gaan. Religieuze gesprekken te voeren op passende tijden. – Dit is de hoogste zegening.

 

tapo ca brahmacariyañca, ariyasaccāna dassanam, nibbānasacchikiriyā ca etam mangalam uttamam.

 

Zelfbedwongen te zijn. Een heilig en zuiver leven te leiden. Het inzien van de Vier Edele Waarheden. Het verwerkelijken van Nibbāna. – Dit is de hoogste zegening.

 

[En als resultaat daarvan:]

 

phutthassa lokadhammehi cittam yassa na kampati,

asokam virajam khemam etam mangalam uttamam.

 

Een gemoed te hebben dat niet door de grillen van het leven wordt bewogen; een gemoed te hebben dat vrij is van verdriet; een gemoed te hebben dat bevrijd is van smetten; een gemoed te hebben dat vrij is van angst en dat vol is van vrede. – Dit is de hoogste zegening.

 

 

etādisāni katvāna, sabbatthamaparājitā,

sabbattha sotthim gacchanti, tamtesam mangalam uttamam’ti.

 

Zij die deze voorwaarden voor zulke zegeningen hebben vervuld, zijn steeds en overal zegevierend en zij hebben steeds geluk. Voor hen zijn dit de hoogste zegeningen.”

 

7.4. karaniyā metta sutta - De leerrede over liefdevolle vriendelijkheid

 

Inleiding

 

Toen de Boeddha eens te Sāvatthi vertoefde, ging een groep monniken, na van Hem onderwerpen voor meditatie gekregen te hebben, naar een bos om er het regenseizoen door te brengen. Door hun aankomst waren de boomgodheden die in dat bos woonden, bezorgd. Zij moesten van hun bomen afdalen en op de grond blijven. Zij hoopten echter dat de monniken weldra zouden vertrekken. Maar toen bleek dat de monniken het hele regenseizoen van drie maanden daar zouden blijven, bestookten de boomgodheden die monniken ’s nachts op diverse manieren om hen weg te jagen.

Omdat het onmogelijk was onder zulke omstandigheden te leven, gingen de monniken naar de Verhevene en deelden hem hun moeilijkheden mede. Daarop gaf de Boeddha aan hen onderricht met de toespraak over liefdevolle vriendelijkheid, en Hij gaf hun de raad om met deze leerrede als hun bescherming terug te keren.

De monniken gingen weer naar het bos en beoefenden de instructie die hun was meegegeven. De hele atmosfeer doordrongen zij met hun stralende gedachten van liefdevolle vriendelijkheid (mettā). De godheden werden aldus door deze kracht van liefde beïnvloed en stonden hun toe in vrede te mediteren.

 

De toespraak over liefdevolle vriendelijkheid

 

karanīyam atthakusalena,

yamtam santam padam abhisamecca,

sakko ujū ca sūjū ca,

suvaco cassa mudu anatimānī,

santussako ca subharo ca,

appakicco ca sallahukavutti;

santindriyo ca nipako ca,

appagabbho kulesu ananugiddho.

na ca khuddam samācare kiñci,

yena viññu pare upavadeyyum.

sukhino vā khemino hontu,

sabbe sattā bhavantu sukhitattā.

ye keci pānabhūtatthi,

tasā vā thāvarā vā anavasesā,

dīghā vā ye mahantā vā,

majjhimā rassakā anukathūlā,

ditthā vā ye ca aditthā,

ye ca dūre vasanti avidūre,

bhūtā vā sambhavesī vā,

sabbe sattā bhavantu sukhitattā,

na paro param nikubbetha,

nātimaññetha katthaci mam kiñci,

byārosanā patighasañña,

nāññamaññassa dukkhamiccheyya

mātā yathā niyam puttam,

āyusā ekaputtam ānurakkhe,

evampi sabbabhūtesu

mānasambhāvaye aparimānam.

mettañca sabhalokassamim,

mānasambhāvaye aparimānam.

uddham adho ca tiriyañca,

asambādham averam asapattam.

titthañcaram nisinno vā,

sayāno vā yāvatassa vigatamiddho,

etam satim adhittheyya

brahmametam vihāram idhamāhu,

ditthiñca anupagamma sīlavā,

dassanena sampanno,

kāmesu vineyya gedham

na hi jātu gabbhaseyyam punaretīti.⅞

 

“Wie de staat van vrede wenst te bereiken, moet het heilzame weten, moet energiek zijn en geheel en al oprecht. Hij of zij moet vriendelijk zijn, zachtmoedig en zonder hoogmoed, tevreden en gemakkelijk in onderhoud te voorzien, met weinig bezigheden en zonder veel benodigdheden. Met de zinnen bedaard, voorzichtig, bescheiden, zonder begeerte gaat hij of zij onder de mensen. En niet in het geringste mag enige overtreding begaan worden waarvoor andere wijze mensen hem of haar zouden kunnen berispen. En laat hij of zij denken:

“Mogen alle levende wezens gelukkig zijn en vol vrede, moge hun hart vervuld zijn van geluk, mogen zij gelukzalig van harte zijn. Wat voor levende wezens er ook zijn, hetzij zwak of sterk, allen zonder uitzondering, groot of klein of middelmatig, dun of dik, zichtbare en onzichtbare wezens, de wezens die veraf zich bevinden of nabij, bestaande wezens en de wezens die naar bestaan zoeken, - moge geluk al hun harten vervullen, mogen zij gelukzalig van harte zijn.”

 

Laat niemand de ander bedriegen en laat men niemand verachten om welke reden dan ook. Laat men nooit iemand anders iets kwaads toewensen, uit ergernis of uit vijandige gezindheid. Zoals een moeder haar eigen zoon, haar enig kind beschermt met haar leven, laat men zo voor alle levende wezens z’n gemoed ontvouwen. Laat men vol goedheid en mededogen voor de gehele wereld z’n gemoed ontvouwen, onbegrensd: opwaarts, neerwaarts, rondom en kruiselings in het midden, naar alle richtingen; ongestoord, vrij van haat en vrij van vijandschap.

En of men nu staat of gaat, zit of ligt, laat men, steeds als men van vermoeidheid vrij is, zich vestigen in deze oplettendheid. Dat geldt hier reeds als goddelijk vertoeven. En wie niet meer in verkeerde meningen is gevangen, wie deugdzaam is, aan wie inzicht eigen is, wie begeerte naar zintuiglijk genot heeft overwonnen, hij of zij komt beslist niet meer in een moederschoot.”

 

7.5. ratana sutta - De Juweel-toespraak

 

Inleiding

 

In het vijfde jaar na de Verlichting ontstond er hongersnood in de stad Vesāli. De inwoners van Vesāli nodigden toen de Boeddha uit om hun te komen helpen met Zijn bovennatuurlijke krachten. En de Verhevene ging met een groot gevolg naar Vesāli. Sakka, de koning van de goden, kwam in gezelschap van een groep godheden eveneens naar Vesāli. En door het samenkomen van zulke machtige goden sloegen de boze geesten voor het grootste deel op de vlucht,

In de avond stond de Leraar bij de poort van de stad en sprak tot de ouderling Ananda: “Ananda, ontvang van Mij deze Juweel-toespraak en reciteer ze als bescherming binnen de drie muren van de stad Vesāli, terwijl je met de Licchavi-prinsen de ronde doet in de stad.” De ouderling ontving de Juweel-toespraak uit de mond van de Leraar, nam water in de stenen nap van de Meester en ging naar de stad. Gedurende de drie nachtwaken ging Ananda rond binnen de drie muren van de stad. Hierbij reciteerde hij de Juweel-toespraak als bescherming.

Op het moment dat de eerwaarde Ananda de woorden: “Wat er bestaat” (vers drie) uitsprak en het water omhoog sprenkelde, viel het op de boze geesten. Vanaf de derde strofe rezen druppels water die op zilveren bolletjes leken, omhoog in de lucht en vielen op de zieke mensen. Onmiddellijk was de ziekte van hen genezen. De ouderling Ananda ging door de hele stad en keerde terug met een grote menigte mensen die van hun ziekte genezen waren. Hij begroette de Meester en ging neerzitten. Wederom reciteerde de Leraar de Juweel-toespraak. Op het einde ervan verkregen zeer veel levende wezens begrip van de leer. Aldus reciteerde Hij op dezelfde manier op de volgende dag en gedurende zeven dagen daarna dezelfde toespraak. En toen Hij zag dat alle plagen geluwd waren, nam Hij afscheid en vertrok vanuit Vesāli.

 

 

De Juweel-toespraak

 

yānīdha bhūtani samāgatāni,

bhummāni vā yāni va antalikkhe,

sabbe va bhūta sumanā bhavantu,

athopi sakkacca sunantu bhāsitam.

 

“De wezens die hier samen zijn gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

mogen zij allen blij zijn en welgemoed

en mogen zij opmerkzaam luisteren

naar het woord van de leer.

 

tasmā hi bhūtā nisāmetha sabbe,

mettam karotha mānusiyā pajāya,

davā ca ratto ca haranti ye balim,

tasmā hi ne rakkhatha appamattā.

 

Daarom luistert goed, gij wezens allemaal,

betoont u goed gezind jegens het geslacht der mensen

die overdag en ’s nachts u vrome gaven brengen.

Moogt gij hen daarom vol toewijding beschermen.

 

yankiñci vittam idha vā huram vā,

saggesu vā yam ratanam panītam,

na no samam atthi tathāgatena,

idampi buddhe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Wat er bestaat aan schatten, hier en in gindse wereld,

welk kostbaar juweel zich in de hemel ook bevindt,

geen kan zich met de Volmaakte vergelijken.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Ontwaakte;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

khayam virāgam amatam panītam,

yadajjhagā sakyamunī samāhito,

na tena dhammena samatthi kiñci,

idampi dhamme ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Beëindiging en verzaking,

kostbare bevrijding van de dood,

bereikt door de Wijze der Sakyas, innerlijk bedaard,

niet bestaat er iets dat aan zo’n leer gelijk is.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Leer;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

yambuddhasettho parivannayī sucim,

samādhimānantarikaññamāhu,

samādhinā tena samo na vijjati,

idampi dhamme ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Die als zuiverheid geprezen wordt

door de hoogste Boeddha,

die men als concentratie met directe vrucht aanduidt,

niet vindt men iets dat aan zo’n concentratie gelijk is.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Leer;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

ye puggalā attha satam pasatthā,

cattāri etāni yugāni honti,

te dakkhineyyā sugatassa sāvakā,

etesu dinnāni mahapphalāni,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Acht verheven mensen

die door de Edelen geprezen worden,

die ook bekend zijn als viervoudig mensenpaar,

zij, volgelingen van de Volmaakte, zijn gaven waard.

Rijke vrucht brengt de gave die hun aangeboden wordt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

ye suppayuttā manasā dalhena,

nikkāmino gotamasāsanamhi,

te pattipattā amatam vigayha,

laddhā mudhā nibbutim bhuñjamānā,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Die zich met sterke geest helemaal wijdden,

vrij van lusten, aan de instelling van Gotama,

die het doel bereikten, in het Doodloze doken,

zij genieten de bevrijding, om niet verkregen.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

yathindakhīlo pathavim sito siyā,

catubbhi vātebhi asampakampiyo,

tathūpamam sappurisam vadāmi,

yo ariyasaccāni avecca passati,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Zoals de paal van de stadspoort

stevig staat in de grond,

door winden van elke richting onbewogen,

hieraan gelijk verkondig ik de edele mens

die de viervoudige edele waarheid

met wijsheid aanschouwt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

 

ye ariyasaccāni vibhāvayanti,

gambhīrapaññena sudesitāni,

kiñcāpi te honti bhusappamattā,

nate bhavam atthamamādiyanti,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Zij die deze waarheid die zo goed verkondigd is,

met diepe wijsheid helder begrijpen,

al is hun vooruitgang ook zeer langzaam,

een achtste bestaan is er voor hen niet meer.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

sahāvassa dassanasampadāya,

tayassu dhammā jahitā bhavanti,

sakkāyaditthi vicikicchitañca,

sīlabbatam vāpi yadatthi kiñci,

catūhapāyehi ca vippamutto,

cha cābhithānāni abhabbo kātum,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Gemeenschappelijk komen met bereikt inzicht

drie dingen tot verdwijnen:

het geloof aan persoonlijkheid, en twijfel,

en elk hechten aan regels en rituelen.

Aan de viervoudige lagere werelden

is hij dan ontkomen, niet meer in staat

om de zes grote euveldaden te begaan.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

kiñcāpi so kammam karoti pāpakam,

kāyena vācāyuda cetasā vā,

abhabbo so tassa paticchadāya,

abhabbatā dittha padassa vuttā,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

En al maakt men ook vaak nog fouten

in daden, woorden of in gedachten,

hij of zij is niet in staat om zulks te verhelen.

Dit is een onmogelijkheid, zo zegt men,

voor iemand die het verheven oord aanschouwt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

vanappagumbe yathā phussitagge,

gimhānamāse pathamasmim gimhe,

tathūpamam dhammavaram adesayi,

nibbānagāmim paramam hitāya,

idampi buddhe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Zoals bloesemtoppen in het dichte bos,

in het zomerseizoen, in de eerste zomermaand,

daaraan gelijk onderwees Hij tot het ware heil

de beste leer, naar Nibbâna leidend.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Ontwaakte;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

varo varaññū varado varāharo,

anuttaro dhammavaram adesayi,

idampi buddhe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Als Beste die het beste kent,

het beste geeft, het beste brengt,

Hij, zonder weerga, onderwees de beste leer.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Boeddha;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

 

khīnam purānam navam, [natthi sambhavam]

virattacittāyatike bhavasmim,

te khīnabīja avirulhichandā,

nibbanti dhīrā yathāyampadīpo,

idampi sanghe ratanam panītam,

etena saccena suvatthi hotu.

 

Vernietigd is het oude en niets nieuws ontstaat.

Het hart is vrij van toekomstig bestaan.

Vernietigd zijn de kiemen

en geen verlangen groeit er meer.

Zo doven wijzen uit, zoals deze lamp hier.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.”

 

Sakka, de koning van de goden, reciteerde hierna nog de volgende verzen:

 

yānīdha bhūtani samāgatāni,

bhummāni vā yāniva antalikkhe

tathāgatam devamanussapūjitam,

buddham namassāma suvatthi hotu.

 

Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Boeddha die als Volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

Hem willen wij huldigen;

het strekke ons allen tot geluk.

 

yānīdha bhūtāni samāgatāni,

bhummāni vā yāni va antalikkhe,

tathāgatam devamanussapūjitam,

dhammam namassāma suvatthi hotu.

 

Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Leer die als volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

die willen wij huldigen;

het strekke ons allen tot geluk.

 

yanīdha bhūtāni samāgatāni,

bhummāni vā yāniva antalikkhe,

tathāgatam devamanussapūjitam,

sangham namassāma suvatthi hotu.

 

Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Orde die als volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

die willen wij huldigen;

het strekke ons allen tot geluk.

 

7.6. dhajagga parittam, dhajagga sutta - De vaandelbescherming

 

evam me sutam, ekam samayam bhagavā, sāvatthiyam viharati jetavane anāthapindikassa, ārāme, tatra, kho, bhagavā bhikkhū āmantesi: bhikhavo’ti, bhadante’ti te bhikkhū bhagavato paccassosum, bhagavā etad-avoca:

 

bhūtapubbam bhikkhave devāsurasangāmo samupabyulho ahosi, atha, kho, bhikkhave, sakko devānam-indo deve tāvatimse āmantesi: sace mārisā devānam sangāmagatānam uppajjeyya bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā mameva tasmim samaye dhajaggam ullokeyyātha, mamam hi vo dhajaggam ullokayatam yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahiyyissati, no ce me dhajaggam ullokeyyātha, atha pajāpatissa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha pājapatissa hi vo devarājassa dhajaggam ullokayatam, yambhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahiyyissati, no ce pajāpatissa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, atha varunassa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, varunassa hi vo devarājassa dhajaggam ullokayatam, yambhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso va, so pahīyyissati.

 

no ce me dhajaggam ullokeyyātha atha pajāpatissa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, pajāpatissa hi vo devarājassa dhajaggam ullokayatam yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahīyyissati.

no ce pajāpatissa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, atha varunassa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, varunassa hi vo devarājassa dhajaggam ullokayatam yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahīyyissati.

 

no ce varunassa devarājassa dhajaggam ullokeyyatha, atha īsānassa devarājassa dhajaggam ullokeyyātha, īsānassa hi vo devarājassa dhajaggam ullokayatam, yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahīyyissati.

 

tam kho pana bhikkhave sakkassa vā devānamindassa dhajaggam ullokayatam, pajāpatissa vā devarājassa dhajaggam ullokayatam, varunassa vā devarājassa dhajaggam ullokayatam, īsānassa vā devarājassa dhajaggam ullokayatam, yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahīyyethāpi no’pi pahīyyetha, tam kissa hetu?

 

sakko, bhikkhave, devānamindo avītarāgo avītadoso avītamoho, bhīru-cchambhī, utrāsī, palāyiti. ahañca kho bhikkhave evam vadāmi: sace tumhākam bhikkhave arañña-gatānam vā rukkhamūlagatānam vā suññāgaragatānam vā, uppajjeyya bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā mam-eva tasmim samaye anussareyyātha: itipi so bhagavā, araham, sammā-sambuddho, vijjācarana sampanno, sugato, lokavidū, anuttaro, purisadammasārathi satthā devamanussānam buddho bhagavāti. mamam hi vo bhikkhave, anussaratam, yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahiyyissati.

 

no ce mam anussareyyātha, atha dhammam anussareyyātha: svākkhāto bhagavatā dhammo, sanditthiko akāliko ehipassiko, opanayiko paccatam veditabbo viññūhīti. dhammam hi vo bhikkhave anussaratam yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā so pahīyyissati.

 

no ce dhammam anussareyyātha: atha sangham anussareyyātha: supatipanno bhagavato sāvakasangho, ujupatipanno bhagavato sāvakasangho, ñāyapatipanno bhagavato sāvakasangho, sāmīcipatipanno bhagavato sāvakasangho, yadidam cattāri purisayugāni attha purisapuggalā, esa bhagavato sāvakasangho, āhuneyyo pāhuneyyo dakkhineyyo añjalikaraniyo,anuttaram puññakkhettam lokassāti, sangham hi vo bhikkhave anussaratam, yam bhavissati bhayam vā chambhitattam vā lomahamso vā, so pahiyyissati.

tam kissa hetu? tathāgato hi bhikkhave araham sammāsambuddho, vītarāgo vītadoso vītamoho, abhīru acchambhī anuttarāsī apalāyīti.

 

idam-avoca bhagavā. idam vatvāna sugato, athāparam etadavoca satthā:

araññe rukkhamūle vā

suññāgāre va bhikkhave

anussaretha sambuddham

bhayam tumhāka no siyā.

 

no ce buddham sareyyātha

lokajettham narāsabham

atha dhammam sareyyātha

niyyānikam sudesitam.

 

no ce dhammam sareyyātha

niyyānikam sudesitam

atha sangham sareyyātha

puññakkhettam anuttaram.

 

evam buddham sarantānam

dhammam sanghañca, bhikkhave

bhayam vā chambhitattam vā

lomahamso na hessatī’ti.

 

Eens vertoefde de Verhevene te Sāvatthi, in het Jetavana-klooster. Daar gaf Hij aan de monniken de raad om bij angst, vrees en ontzetting te denken aan de Boeddha of aan Zijn leer of aan de Orde. Dan zou die angst, vrees of ontzetting zeker verdwijnen. Deze raad geldt niet alleen voor monniken, maar ook voor leken. Vaak wordt deze leerrede als bescherming gereciteerd.

 

“Monniken, eens was er een oorlog tussen de devas en de asuras. Toen richtte Sakka, koning van de goden, zich tot de devas van de Tavatimsa-hemel met de volgende woorden: ‘Devas, als er angst of vrees of ontzetting bij jullie ontstaat, ziet dan op naar mijn eigen vaandel of naar het vaandel van Pajapati of naar dat van Varuna.’

 

Welnu, monniken, die goden zijn zelf niet vrij van angst, want zij zijn nog onderhevig aan begeerte, afkeer en illusie. Indien angst of vrees of ontzetting bij jullie ontstaat, dan moeten jullie allereerst aan Mij denken, en wel aldus:

 

‘Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.’

 

Monniken, als jullie aan Mij denken, verdwijnt elke angst of vrees of paniek die mogelijk bij jullie ontstaat. En wat is de reden hiervoor? – Monniken, de Verhevene Die heilig is, volmaakt verlicht, is vrij van begeerte, vrij van afkeer, vrij van onwetendheid en is niet onderhevig aan vrees, paniek, angst of vlucht.

 

En indien jullie niet aan Mij denken, denkt dan aan de leer, aldus:

‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.’

 

Monniken, als jullie aan de leer denken, verdwijnt elke angst of vrees of paniek die mogelijk bij jullie ontstaat. En wat is de reden hiervoor? – Monniken, de Verhevene Die heilig is, volmaakt verlicht, is vrij van begeerte, vrij van afkeer, vrij van onwetendheid en is niet onderhevig aan vrees, paniek, angst of vlucht.

 

En indien jullie niet aan de leer denken, denkt dan aan de Orde, aldus: ‘Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.’

 

Monniken, als jullie aan de Orde denken, verdwijnt elke angst of vrees of paniek die mogelijk bij jullie ontstaat. En wat is de reden hiervoor? – Monniken, de Verhevene Die heilig is, volmaakt verlicht, is vrij van begeerte, vrij van afkeer, vrij van onwetendheid en is niet onderhevig aan vrees, paniek, angst of vlucht.”

 

Zo sprak de Gezegende. En Hij vatte deze leerrede nog eens samen met de woorden:

 

“Als gij de Boeddha voor uw geest roept,

zal er helemaal geen vrees voor u zijn.

En als gij niet aan de Boeddha denkt,

denkt dan aan de leer die goed verkondigd is

en die naar Nibbāna leidt.

En als gij niet aan de leer denkt,

denkt dan aan de Orde, dat prachtige veld

van verdienste voor allen.

 

Diegenen die de Verheven Boeddha,

de edele leer en de Ariyasangha

zich voor de geest roepen,

zal geen angst noch vrees doen beven.”

 

 

8. Paritta – Recitaties ter bescherming

-

8.1. Het vragen van Paritta-recitatie

 

vipatti patibāhāya sabbasampatti siddhiyā

sabbadukkha vināsāya parittam brūtha mangalam

vipatti patibāhāya sabbasampatti siddhiyā

sabbabhaya vināsāya parittam brūtha mangalam

vipatti patibāhāya sabbasampatti siddhiyā

sabbaroga vināsāya parittam brūtha mangalam.

 

Gij Eerwaarden, moogt gij de gezegende parittas reciteren om ongeluk tegen te gaan, om alle talenten te vervullen en om de ellende te vernietigen.

Gij Eerwaarden, moogt gij de gezegende parittas reciteren om ongeluk tegen te gaan, om alle talenten te vervullen en om de ellende te vernietigen.

Gij Eerwaarden, moogt gij de gezegende parittas reciteren om ongeluk tegen te gaan, om alle talenten te vervullen en om de ellende te vernietigen.

 

8.2. ātānātiya paritta

 

vipassissa namatthu cakkhumantassa sirīmato,

sikhissapi namatthu sabbabhūtanukampino,

vessabhussa namatthu nahātakassa tapassin,o

namatthu kakusandhassa mārasenappamaddino,

konāgamanassa namatthu brāhmanassa vusīmato,

kassapassa namatthu vippamuttassa sabbadhi,

angītasassa namatthu sakyaputtassa sirīmato,

yo imam dhammamadesesi sabbadukkhāpanudanam,

ye cāpi nibbutā loke yathābhūtam vipassisum,

te janā apisunā mahantā vītasāradā,

hitam devamanussānam yam namassanti gotamam,

vijjācaranasampannam mahantam vītasāradam,

vijjācaranasampannam buddham vandāma gotamanti.

 

Eer aan (de Boeddha) Vipassi, in het bezit van het oog (van wijsheid), de Gelukkige. Eer aan (de Boeddha) Sikhī, mededogend jegens alle wezens.

Eer aan (de Boeddha) Vessabhū, volmaakt in de Leer, met ascetische energie. Eer aan (de Boeddha) Kakusandha, de overwinnaar van de strijdkrachten van Mara.

Eer aan (de Boeddha) Konāgamana Die alle smetten heeft verwijderd en Die volmaaktheid heeft bereikt. Eer aan (de Boeddha) Kassapa Die volledig bevrijd is van alle onzuiverheden.

Eer aan (de Boeddha) Angīrasa, de zoon van de Sakyas, de Gelukkige, Die de Dhamma verkondigde welke alle lijden verdrijft.

Diegenen in de wereld Die (de vlammen van hartstocht) hebben uitgedoofd, en Die door inzicht de dingen hebben gezien zoals ze werkelijk zijn; Zij Die nooit kwaadspreken over iemand, Zij zijn machtige personen, zonder vrees. (Eer aan deze waardige lieden).

Gotama (de Boeddha), heilzaam voor goden en mensen, begiftigd met kennis en deugd, machtig en met veel ervaring, - allen betuigen Hem eer.

 

8.3. khandhaparitta - Bescherming van de groepen

 

Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi in het Jetavana-klooster van Anathapindika. In die tijd was in Sāvathi een zekere monnik gestorven ten gevolge van een slangenbeet. Veel monniken gingen daarop naar de Boeddha toe, groetten Hem eerbiedig en gingen naast Hem zitten. En zij spraken aldus tot de Gezegende: "Eerwaarde Heer, een zekere monnik te Sāvatthi is gestorven ten gevolge van een slangenbeet." - "Wel, monniken," zei de Boeddha, "die monnik heeft niet met gedachten van liefdevolle vriendelijkheid (mettā) de vier koninklijke groepen van slangen doordrongen. Indien hij dat wel had gedaan, zou hij niet gestorven zijn ten gevolge van een slangenbeet. En die vier koninklijke groepen van slangen zijn: de koninklijke groep van slangen met naam Virūpakkha, de koninklijke groep van slangen met naam Erāpatha, de koninklijke groep van slangen met naam Chabyāputta, en de koninklijke groep van slangen met naam Kanhāgotamaka. Monniken, die monnik heeft niet met gedachten van liefdevolle vriendelijkheid deze vier koninklijke groepen van slangen doordrongen. Indien hij dat wel had gedaan, zou hij niet gestorven zijn ten gevolge van een slangenbeet. Monniken, Ik druk jullie op het hart deze vier koninklijke groepen van slangen met gedachten van liefdevolle vriendelijkheid te doordringen, voor jullie eigen veiligheid, voor jullie behoud en voor jullie bescherming." Aldus sprak de Verhevene. En na deze woorden toonde de Boeddha, de Gezegende, hoe zij moesten denken:

 

virūpakkhehi me mettam, mettam erāpathehi me

chabyāputtehi me mettam, mettam kanhāgotamakehi ca

apādakehi me mettam, mettam dipādakehi me

catuppadehi me mettam, mettam bahuppadehi me

mā mam apādako himsi, mā mam himsi dipādako

mā mam catuppado himsi, mā mam himsi bahuppado

sabbe sattā sabbe pānā, sabbe bhūtā ca kevalā

sabbe bhadrāni passantu, mā kiñci pāpamāgamā.

 

appamāno buddho appamāno dhammo appamāno sangho

pamānavantāni sirimsapāni ahi vicchikā satapadī unnānabhī

sarabū mūsika katā me rakkhā katā me parittā

patikkamantu bhūtāni soham namo bhagavato namo

sattannam sammā-sambuddhānam.

 

"Moge ik mettā hebben jegens de Virūpakkha,

moge ik jegens de Erāpatha mettā hebben,

moge ik mettā hebben jegens de Chabyāputta,

moge ik jegens de Kanhāgotamaka mettā hebben.

 

Moge ik mettā hebben jegens de wezens zonder voeten,

moge ik jegens tweevoeters mettā hebben,

moge ik mettā hebben jegens viervoeters

en moge ik jegens wezens met veel voeten mettā hebben.

 

Laten de voetloze wezens mij geen kwaad doen

noch de wezens met twee voeten;

laten de viervoeters mij geen kwaad doen

noch de wezens met veel voeten.

 

Mogen alle wezens, alle levende schepsels,

alle wezens die in bestaan zijn getreden,

moge geluk hen allen toekomen;

moge niet het geringste letsel hen treffen.

 

Oneindig (in deugd) is de Boeddha, oneindig is de Dhamma, oneindig is de Ariyasangha. Eindig zijn kruipende wezens, slangen, schorpioenen, duizendpoten, spinnen, hagedissen en muizen. Veiligheid is door mij gebracht. Ik heb mijzelf beschermd. Gaat heen, gij wezens. Ik buig terneer voor de Gezegende; ik vereer de zeven Volmaakt Verlichten."

 

 

 

8.4. Angulimala paritta - De bescherming van de eerwaarde Angulimala

 

Toen de eerwaarde Angulimāla eens in Savatthi rondging om bedelspijs te vergaren, zag hij een vrouw in barensweeën. Na zijn maaltijd ging hij naar de Boeddha toe en vertelde Hem wat hij had gezien. Daarop leerde de Verhevene aan Angulimāla de volgende beschermende toespraak.

 

yato’ham bhagini, ariyāya jātiya jāto, nābhijānāmi sañcicca pānam jīvitā voropetā, tena saccena sotthi te hotu sotthi gabbhassā’ti.

 

"Sedert ik van Edele geboorte ben, zuster, ben ik me er niet van bewust opzettelijk enig levend wezen van het leven beroofd te hebben. Moge jij door de betuiging van deze waarheid gezond zijn. Moge je ongeboren kind gezond zijn."

 

De eerwaarde Angulimāla ging toen weer naar de lijdende vrouw en ging op een stoel zitten welke door een scherm van haar was afgescheiden. Daarna reciteerde hij bovenstaande betuiging van de waarheid. Terstond baarde de vrouw het kind met groot gemak. En Angulimāla zei verder:

 

parittam yam bhanantassa nisinnatthānadhovanam

udakam’pi vināseti sabbam-eva parissayam;

sotthinā gabbha-vutthānam yam ca sādethi tam-khane;

therass’ angulimālassa lokanathena bhāsitam,

kappatthāyimahāte jam, parittam tam bhanāmahe.

 

“Het water dat de stoel waste van hem die deze paritta reciteerde, heeft een einde gemaakt aan alle gevaar. Juist op dat moment bracht deze paritta een vei­lige bevalling van het kind teweeg.”

 

8.5. Maha-jayamangala gatha

 

De grote barmhartige Heer

heeft voor het welzijn van alle levende wezens

alle volmaaktheden uitgeoefend

en Hoogste Verlichting bereikt.

Moge door deze ware woorden

er heerlijke overwinning voor mij zijn.

 

Hij Die het geluk van de Sakyas vergrootte,

was zegevierend aan de voet van de Bodhi-boom.

Moge er evenzo overwinning voor mij zijn

en moge ik steeds gezegend zijn.

 

Ik vereer het juweel van de Boeddha,

hoogste balsem en het beste

dat steeds heilzaam is voor goden en mensen.

Moge door die glorie van de Boeddha

veilig alle hindernissen en leed ophouden.

 

Ik vereer het juweel van de Leer,

hoogste balsem en het beste

dat de hitte afkoelt.

Moge door de macht van die Leer

veilig alle hindernissen en angsten ophouden.

 

Ik vereer het juweel van de Orde,

hoogste balsem en het beste

dat offergaven waard is en gastvrijheid.

Moge door de macht van die Orde

al mijn hindernissen verdwijnen; mogen al mijn ziektes genezen.

 

Wat voor verscheidene kostbare juwelen

er ook in dit universum zijn,

er is geen juweel gelijk aan de Boeddha.

Moge ik door deze waarheid welvarend zijn.

 

Wat voor verscheidene kostbare juwelen

er ook in dit universum zijn,

er is geen juweel gelijk aan de Leer.

Moge ik door deze waarheid welvarend zijn.

 

Wat voor verscheidene kostbare juwelen

er ook in dit universum zijn,

er is geen juweel gelijk aan de Orde.

Moge ik door deze waarheid welvarend zijn.

 

Er is geen andere toevlucht voor mij.

De Boeddha is mijn weergaloze toevlucht.

Moge door deze ware woorden

er heerlijke overwinning voor mij zijn.

 

Er is geen andere toevlucht voor mij.

De Leer is mijn weergaloze toevlucht.

Moge door deze ware woorden

er heerlijke overwinning voor mij zijn.

 

Er is geen andere toevlucht voor mij.

De Orde is mijn weergaloze toevlucht.

Moge door deze ware woorden

er heerlijke overwinning voor mij zijn.

 

Moge alle onheil afgeweerd worden,

mogen alle kwalen genezen,

moge geen gevaar mij overkomen,

moge ik lang in vrede leven.

 

Mogen alle zegeningen tot mij komen,

mogen alle goden mij beschermen.

Moge door de macht van alle Boeddhas

er steeds geluk voor mij zijn.

 

Mogen alle zegeningen tot mij komen,

mogen alle goden mij beschermen.

Moge door de macht van de gehele Leer

er steeds geluk voor mij zijn.

 

Mogen alle zegeningen tot mij komen,

mogen alle goden mij beschermen.

Moge door de macht van alle Boeddhas

er steeds geluk voor mij zijn.

 

Mogen alle zegeningen tot mij komen,

mogen alle goden mij beschermen.

Moge door de macht van alle edele discipelen

er steeds geluk voor mij zijn.

 

Moge door de macht van deze bescherming

geen onheil komen door sterren,

demonen, boze geesten en slechte planeten.

Mogen mijn moeilijkheden tenietgaan.

 

Moge er regen zijn op de juiste tijd.

Moge er een rijke oogst zijn.

Moge de wereld tevreden zijn.

Moge het bestuur rechtschapen zijn.

 

Door de macht van alle machtige Boeddhas,

Pacceka-Boeddhas en alle Heiligen

verzeker ik mijn bescherming

op elke manier.

 

8.6. bojjhanga paritta - Bescherming door de factoren van Verlichting

 

bojjhango satisankhāto dhammānam vicayo tathā,

viriyampītipassaddhi bojjhangā ca tathāpare.

 

samādhupekkha-bojjhangā sattete sabbadassinā,

muninā sammadakkhātā bhāvitā bahulīkatā.

 

samvattanti abhiññāya nibbānāya ca bodhiyā,

etena saccavajjena sotthi te hotu sabbadā.

 

ekasmim samaye nātho moggallānañca kassapam,

gilāne dukkhite disvā bojjhange satta desayi.

 

te ca tam abhinanditvā rogā muccimsu tankhane,

etena saccavajjena sotthi te hotu sabbadā.

 

ekadā dhammarājāpi gelaññenābhipīlito,

cundattherena taññeva bhanāpetvāna sādaram.

 

sammoditvā ca ābādhā tamhā vutthāsi thānaso,

etena saccavajjena sotthi te hotu sabbadā.

 

pahīnā te ca ābādhā tinnannampi mahesinam,

maggāhatakilesāva pattānuppattidhammatam,

etena saccavajjena sotthi te hotu sabbadā.

 

De zeven factoren van Verlichting zijn:

 

1. Oplettendheid.

2. Onderzoek van de leer.

3. Inspanning en volharding.

4. Vervoering.

5. Kalmte.

6. Concentratie.

7. gelijkmoedigheid.

 

Deze zeven factoren zijn door de Boeddha goed uitgelegd, volledig ontwikkeld en vaak beoefend. Zij leiden naar de hoogste kennis, naar Nibbāna, Verlichting. Moge deze waarheid u steeds zegen brengen.

 

Eens zag de Boeddha, de Wereldbeschermer, dat Moggallana en Kassapa gekweld werden door koorts en hevige pijn. Hij preekte toen de zeven factoren van Verlichting. Beiden verheugden zich zeer over Zijn leer en onmiddellijk waren zij genezen. Moge deze waarheid u steeds zegen brengen.

 

Eens werd de Boeddha, de Vorst van de Leer, gekweld door een ernstige ziekte. Hij vroeg toen aan Cunda Thera om de zeven factoren van Verlichting te verkondigen. Hierna herstelde Hij. Moge deze waarheid u steeds zegen brengen.

 

Van al die kwalen zijn deze grote verheven mensen bevrijd en die kwalen keerden niet meer terug. Want alle soorten van verontreinigingen waren vernietigd door het Pad. Moge deze waarheid u steeds zegen brengen.

 

 

8.7. jayaparittam - De victorie bescherming

 

mahākāruniko nātho hitāya sabbapāninam

pūretvā pāramī sabbā patto sambodhimuttamam

etena saccavajjena hotu te jayamangalam.

 

jayanto bodhiyā mūle sakyānam nandivaddhano

evam tvam vijayo hohi jayassu jayamangale

aparājitapallanke sīse pathavipokkhare

abhiseke sabbabuddhānam aggapatto pamodati

 

sunakkhattam sumangalam supabhātam suhutthitam

sukkhano sumuhuto ca suyittham brahmacārisu

padakkhinam kāyakammam vācākammam padakkhinam

padakkhinam manokammam panidhī te padakkhinā

padakkhināni katvāna labhantatthe padakkhine.

 

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbabuddhānubhāvena sadā sotthī bhavantu te

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbadhammānubhāvena sadā sotthī bhavantu te

bhavatu sabbamangalam rakkhantu sabbadevatā

sabbasanghānubhāvena sadā sotthī bhavantu te

 

De barmhartige Heer heeft de volmaaktheden vervuld voor het heil van alle levende wezens, en Hij heeft de uiteindelijke Verlichting bereikt. Moge deze waarheid u victorie en zegeningen brengen.

 

Hij was zegevierend aan de voet van de Bodhi-boom en Hij was de bron van vreugde voor de Sakyas. Moge u aldus zegevierend zijn; moge u de zegen van overwinning behalen.

 

Onverslagen zat Hij op de verheven heilige zetel (der Waarheid), kreeg er de wijding van alle Boeddhas en verheugde Zich in het hoogste doel.

 

Steeds wanneer iemand iets goeds doet en de heiligen eert, dan is dat als gunstige sterren, gunstige zegeningen, een goede morgen, een gunstig offer, een goed ogenblik, een gunstig moment.

 

Verdienstelijke lichamelijke wilsactie is heilzaam. Verdienstelijke verbale wilsactie is heilzaam. Verdienstelijke mentale wilsactie is heilzaam. De verdienstelijke wens is eveneens heilzaam. Steeds wanneer wezens verdienstelijke daden verrichten, worden zij door zulke daden gezegend.

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Boeddhas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van de gehele leer gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

Mogen alle zegeningen geschieden; mogen de goden hun bescherming geven. Moge u door de macht van alle Ariyasanghas gezegend zijn met veiligheid voor alle tijden.

 

8.8. Ātānātiyaparitagāthā - Verzen van de Atānatiya-bescherming

 

sabbarogavinimutto sabbasantāpavajjito

sabbaveramatikkanto nibbuto ca tuvam bhava

sabbītiyo vivajjantu sabbarogo vinassatu

mā te bhavatvantarāyo sukhī dīdhayuko bhava.

 

abhivādanasīlissa niccam vuddhāpacāyino

cattaro dhammā vaddhanti āyu vanno sukham balam.

 

Moge u vrij zijn van alle ziekten; moge u aan alle leed ontkomen zijn; moge u al uw vijanden overwinnen en moge u bevrijd zijn. Moge alle onheil afgeweerd worden. Mogen alle ziekten verdreven worden. Mogen er geen gevaren voor u zijn. Moge u gelukkig zijn, met een lang leven. Bij degene die respect heeft en die steeds de ouderlingen eert, bij hem/haar nemen vier eigenschappen toe: lang leven, schoonheid, geluk en kracht.

 

Geraadpleegde bronnen

 

Andachtsbuch des Wat Buddha Vipassana e.V., Meditationszentrum Wassenach (bei Maria Laach).

 

Beoefening van de basismeditatie door de benadering van Vijja Dhammakaya, gebaseerd op de algemene leer van de Eerwaarde Chao Khun Phra Mongkol-Thepmuni, Bangkok, door de Eerwaarde Phra Bhavana-Kosolthera. In het Nederlands vertaald door N. Moonen. Waalwijk: De Buddharama Tempel, 2529/1986.

 

Boeddhistische recitatieteksten, voor geestelijk en lichamelijk heil. Geautoriseerde compilatie en vertaling door N. Moonen. Waalwijk: Buddharama tempel, 1986.

 

A Book of Recitations / by Phra Dhammahaviranuratna. Buddhagaya : Thai Monastery, 2532/1989.

 

Buddhistische Rezitationen. Wichtige Rezitationstexte und Verse aus dem Theravāda zum Chanten, Kontemplieren, Inspirieren und Verinnerlichen, zusammengestellt und übersetzt von Agganyani; gefördert durch R. G. - Herausgeber: Theravada-Netz der DBU (Deutsche Buddhistische Union e.V.)

 

Dhamma für das Leben, Wat Dhammaniwasa e.V. Aachen (Selbstverlag)

 

Dictionary of Buddhism. Bangkok: Mahachulalongkorn Buddhist University, 2932.

 

Khantipālo, Bhikkhu: Lay Buddhist Practice. The Shrine Room; Uposatha Day; Rains Residence. Kandy: The Wheel Publication No.206/207.

 

Lokuliyana, Lionel (tr.): Catubhānavārapāli, The Text of the four recitals or The Great Book of Protections, Sinhala - Maha Pirit Pota. Colombo (s.a.).

 

Maha Paritta Potthaka : Het grote boek van de beschermingen. In het Nederlands vertaald door N. Moonen. Kerkrade 1998.

 

Narada Thera and Bhikkhu Kassapa: The Mirror of the Dhamma. Buddhist Chanting and Devotional Texts. Pali and English. Kandy. The Wheel, No. 54ab.

 

Ordination Procedure, by Somdet Phra Maha Samana Chao Krom Phraya Vajirañanavarorasa, Wat Bovornives, Bangkok, 2532

 

Pāli Recitations (with English versions); compiled by Vorasak Jandamit. Bangkok: Mahachula University Press, 1989.

 

Piyadassi Thera (tr.): The Book of Protection, Paritta. - Colombo 1975.

 

Rezitationen im Wat Pah Purittaram Giessen – Germany; übersetzt von Achim Brezski; mit Dank an A. Kassapa (Buddhistisches Haus Berlin), Bhante Punnaratana, und Bhikkhuni Mae Chee (Brigitte Schrottenbacher). 2003/Sept 2004

 

Sāmanerasikkhā : The Novice's Training; by His Royal Highness the late Sangharāja, Prince Jinavarasirivaddhana. (Bangkok): Mahā-Makuta-Raja-Vidyalaya, 2526. (English translation; Pali in Roman script).

 

http://www.palikanon.com/

 

De Bodhisatta in het Theravada Boeddhisme

 

De werelden van bestaan

 

Impressum

Texte: alles uit dit e-boek mag worden overgenomen
Tag der Veröffentlichung: 07.02.2018

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /