De heilige Barbara,
beschermheilige van de artillerie en mijnbouw
samengesteld door N. Moonen
De heilige Barbara, beschermheilige van de artillerie en mijnbouw
Op 4 december werd vroeger herdacht dat de H. Barbara op die datum van het jaar 306 na Christus gestorven is. Pas in de 8e eeuw werd haar levensgeschiedenis op schrift gesteld ("De “Passio Santa Barbara”). En omstreeks 1115 volgt een Benedictijner beschrijving die de oudste versie als "corrupt" aanmerkt.
De H. Barbara leefde in de tijd van het verval van het Romeinse rijk. Haar vader heette Dioscorus. Hij was een belijder van het polytheïsme (veelgodendom). Hij was een welgesteld man en opperste magistraat over het gewest Bithynië in het noordwesten van Klein-Azië. Zijn woonplaats was Nicomedia aan de oever van de Zee van Marmora. Hij had een beeldschone en lieftallige dochter, die erg schrander was en graag studeerde. Volgens de overlevering kreeg zij onderricht van de arts-priester Valentin, een discipel van de kerkgeleerde Origenes. Reeds op 16-jarige leeftijd had zij de belangrijkste geschriften van de Christelijke kerkvaders bestudeerd. Zij moet toen al voordrachten over het Christendom hebben gegeven in haar vaderlijke villa.
Dit alles ergerde en verontrustte haar vader Dioscorus. Maar hij vond een oplossing voor zijn problemen. Hij schonk Barbara een eigen woning achter het ouderlijk huis. Die woning was gebouwd in de vorm van een toren, met slechts één deur. De bedoeling was geen ongewenst gezelschap binnen te laten en Barbara alleen in aanraking te laten komen met geselecteerde personen. Barbara's toren was smaakvol en comfortabel ingericht. Het interieur was versierd met beelden van Romeinse goden. Er was ook een ruime badkamer met twee boogvensters.
Uit hoofde van zijn funktie moest Dioscorus geregeld op inspectiereis door Bithinië. Tijdens één van die reizen wierp Barbara alle afgodsbeelden uit de torenvensters, liet een derde raam in haar badkamer maken - als symbool van de H. Drievuldigheid - en liet zich tot Christen dopen.
Bij zijn terugkeer zag Dioscorus al van verre het derde venster in Barbara's toren. Onmiddellijk liet hij zijn dochter bij zich komen. Barbara vertelde hem van haar bekering. Eerst smeekte haar vader haar om afstand te nemen van de "dwaalleer". Toen dit niet hielp, dreigde hij Barbara in haar toren op te sluiten in volledige afzondering en op water en brood. Voor Barbara was dit juist een mooi aanbod: nu kon zij in ascese, in eenzaamheid en gebed leven. Haar reaktie maakte haar vader razend van woede. Hij trok zijn zwaard en wilde zijn dochter doden.
Barbara vluchtte weg, niet uit angst maar om haar vader geen moord te laten begaan. Met getrokken zwaard achtervolgde Dioscorus zijn dochter tot buiten de bebouwde kom. Daar staakte hij uitgeput de achtervolging. Barbara rende door in de richting van een rots. Een bliksemstraal flitste door de lucht en kliefde de rots. In de zo ontstane rotsspleet kon Barbara zich verbergen. Maar een herdersjongen verklikte haar schuilplaats aan Dioscorus die Barbara naar haar toren terugvoerde en haar opsloot. Persoonlijk zorgde Dioscorus voor haar karige spijs en drank, want hij had geen vertrouwen meer in zijn eigen personeel.
Barbara bracht haar tijd door met bidden. En weer kreeg zij hulp van de bliksem: de toren werd door een bliksemschicht in tweeën gespleten. Barbara zocht een nieuw onderdak en kwam uiteindelijk terecht in de ondergrondse werken van een in de buurt gelegen mijn. De mijnwerkers namen haar liefderijk op. Om weer eens planten, bossen en zonneschijn te zien ging Barbara op zekere dag naar boven. Daar werd zij gegrepen door trawanten van haar vader die al weken lang op zoek naar haar waren.
Dioscorus liet zijn dochter onmiddellijk naar de rechter brengen. Deze - Marcianus geheten - liet haar in de gevangenis zetten. In die tijd werd vermeden om Christenen tot martelaren te maken. En hoewel Marcianus geen instructies daartoe had gegeven, folterden de gerechtsdienaren Barbara op een sadistische manier. Tenslotte werd hun slachtoffer uitgeput en in deerniswekkende toestand in een kerker geworpen. Volgens de overlevering verscheen Christus haar 's nachts, en bij het gloren van de ochtend van 4 december 306 was Barbara getroost en geheeld. Fier en stralend van hemelse schoonheid werd zij voor de rechter geleid die haar na een lang verhoor veroordeelde tot de dood met het zwaard.
In die tijd werden doodvonnissen van Christenen bijna altijd omgezet in een verbanning. Daaraan zal Dioscorus gedacht hebben want direkt na het vonnis pakte hij zijn zwaard en onthoofdde eigenhandig zijn dochter. De straf voor deze moord volgde direkt: een bliksemstraal trof Dioscorus en liet hem tot as vergaan.
Tot zover haar levensverhaal.
Legende
Volgens een legende eiste Dioscorus, die in deze legende als een rijk koopman beschreven is, dat zij een huwelijk zou sluiten met iemand van voorname afkomst. Maar Barbara weigerde dat omdat zij geen heiden tot man wilde. Daarop zou haar vader haar mishandeld hebben en naar de rechter hebben gebracht. Daar zou zij gegeseld zijn met repen van ossenhuiden. Op scherven werd zij rondgewenteld en er werd zout en azijn in haar wonden gedaan. Toen zij standhaftig bleef, werd zij nog meer gefolterd en werd zij als voorwerp van spot en schande door de stad geleid. Maar een wolk verborg haar voor de ogen van de mensen; die konden alleen het spoor bloed zien dat zij achterliet.
De rest is gelijk aan het bovenstaande.
Barbara-devotie
Nicomedia werd één van de vroegste Christelijke gemeenten van waaruit de Barbara-devotie zich heeft verspreid.
Door het volk werd Barbara tot heilige verheven. In 985 gingen haar relikwieën van Rome naar het klooster van Sint Baafs te Gent. (Volgens pater Jac. Schreurs m.s.c. is het graf van de H. Barbara in de Dom van Rieli, een stad in Umbrië, Italië).
Zij behoorde tot de 14 "Noodhelpers". [De 14 “Noodhelpers” waren: St. Georgius (Joris), St. Christoffel, St. Cyriacus, St. Erasmus, St. Dionisius, St. Catharina, St. Pantaleon, St. Blasius, St. Margaretha, St. Vitus, St. Achatius (Acacius), St. Barbara, St. Eustachius, St. Nicolaas , St. Aegidius.] Zij werd de patrones van artilleristen, wapensmeden, mijnwerkers en enkele andere gevaarlijke beroepen, waaronder brandweerlieden, steenhouwers in de bergen en schaliedekkers van kerktorens. In latere tijden werd zij ook de beschermheilige van wevers, hoedenmakers, koks, metselaars, architecten, klokkengieters, zeelieden, borstelbinders en elektriciëns.
Legende 2
Een andere legende, vooral in Zuid-Europa in omloop, is de volgende:
In de vijfde eeuw leefde te Ippona, een stad in Afrika, (later geïdentificeerd met Tunis) een oud-krijgsman met naam Narzale Alippius. Hij had van de Brahmanen in India geleerd hoe met nafta-olie, petroleum en salpeter ("Indische sneeuw") stoffen van zeer bijzondere werking te maken. Ook kende hij het "Griekse vuur".
Alippius had een buitengewoon mooie dochter met bijzondere gaven. Hij gaf haar een goede opvoeding en leerde haar de geheimzinnige brandbare en explosieve stoffen samen te stellen.
Die dochter was christelijk gedoopt met de naam Barbara. Op 18-jarige leeftijd ging zij ter voltooiing van haar opvoeding naar het klooster "Santa Perpetua" in haar stad.
Intussen hadden de Vandalen de stad Ippona bereikt en er zeer velen gedood. De lijken hadden zij in de grachten om de stad gegooid. Stank en ziekten waren het gevolg; de pest brak uit.
Toen bood de oude Alippius hulp. Samen met zijn dochter Barbara ging hij in het klooster aan het werk. Weldra werden grote kruiken naar buiten gebracht. Maar daarbij werd de oude Alippius door een pijl gedood.
Barbara zette de arbeid voort. De kruiken werden leeggestort over de lijken en het donkere mengsel werd aangestoken. Door het vuur werden de lijken verkoold; de lucht werd gezuiverd en de pest verdween.
Met de door haar gemaakte stoffen verlichtte Barbara de stad en de gehele omgeving. ledere verrassingsaanval van de Vandalen faalde. Maar na 15 maanden belegering moest de stad zich op 25 augustus 431 overgeven. De Vandalen begonnen er te plunderen en te moorden. Barbara was in het klooster gevlucht. En toen de Vandalen er binnendrongen, werd door een lekebroeder een onder de kapel geplaatste mijn ontstoken. Barbara, de kloosterzusters en de Vandalen werden onder het puin van de kapel bedolven.
Deze legende heeft vermoedelijk betrekking op een geheel andere persoon dan de H. Barbara uit het eerste levensverhaal. Maar ook naar aanleiding van deze legende wordt Sint Barbara als de beschermheilige beschouwd van allen die met ontplofbare stoffen werken.
Beschermheilige van diverse beroepen
Lange tijd werd de H. Barbara in heel Europa algemeen vereerd als pest-patrones en voorspreekster bij een plotselinge dood. Bij onweer werd, vooral in Zuid-Europa, de hulp van de H. Barbara ingeroepen; zij werd er beschouwd als beschermheilige tegen bliksem, brand en dergelijke gevaren. De H. Barbara was ook patrones van de wapensmeden. Venetië was in de 15e eeuw hét centrum van wapensmeden; daar was ook een grote Barbara-verering. Vanuit deze stad verspreidde deze verering zich - via een Duitse wapensmid – naar Zuid-Duitsland, Slowakije en Oostenrijk. Zij werd er ook patrones van de mijnwerkers. Het eerste schriftelijke bewijs van de Barbara-verering in mijnsteden in dit deel van Europa dateert van 1467.
De overeenkomst tussen de donder en het gebulder van geschut en tussen de bliksem en de vuurwerkerij heeft na de invoering van de vuurwapens ertoe geleid dat de H. Barbara de patrones van de artillerie werd. Hiertoe zal ook hebben bijgedragen dat de artillerie in het pauselijke leger van omstreeks 1500 een belangrijke plaats innam. In 1594 werd onder bescherming van de H. Barbara de "Broederschap van de Bombardiërs" gesticht. Paus Urban VIII (1623-1644) stichtte te Ferrara de artillerieschool en kanongieterij "Santa Barbara Dei Bombardieri". Karel V gaf aan de door hem in Spanje en op Sicilië gestichte artilleriescholen het voorschrift dat de H. Barbara moest worden aangeroepen voordat men een kogel afvuurde. Wie zich niet aan dit voorschrift hield, moest aan de Broederschap van St. Barbara een boete van 2 pond kaarsen betalen.
Op Franse oorlogsschepen heette de kruitkamer "la Sainte Barbe".
Het buskruit werd ook aangewend in de ondergrondse werken om gangen te drijven en vooral om ertsen los te schieten. Met het gebruik van springstoffen kwam ook elders in Europa de verering van de H. Barbara als patrones van de mijnwerkers. Haar ondergronds verblijf werd door hen gedramatiseerd.
Vooral sinds de 17e eeuw werd haar naamdag door de mijnwerkers gevierd in Frankrijk, België, Duitsland, Slowakije en Oostenrijk.
Iconografie
Door de eeuwen is de H. Barbara een geliefd onderwerp geweest voor beeldende kunstenaars. In ontelbare kerken zijn beelden van haar te vinden. De iconografie in deze kunstwerken is vrij standvastig: een jonge, slanke vrouwenfiguur met als exclusief herkenningsteken een toren met drie vensters. Al naar de grootte ervan draagt Barbara die toren nu eens op de arm, dan weer staat deze naast haar. Andere emblemen waarmee Barbara vaak is getooid zijn: een kroon, een boek, een palmtak, een kelk en een zwaard. De kroon is algemeen het teken van souvereiniteit, overwinning; hier is hij de beloning van het martelaarschap. Het boek is een symbool van geleerdheid. De palmtak - altijd groen - wijst op het eeuwige leven en betekent triomf van de martelaar over dood en zonde. De kelk (soms met hostie) wijst op het lichaam en bloed van Christus; het is de kelk van bevrijding. Ook wijst hij naar het sacrament voor de stervenden i.v.m. een zalige dood. Het zwaard is in het algemeen het symbool van moed. Hier duidt het op een gewelddadig einde, op martelaarschap. Het kan ook wijzen op haar onthoofding.
Men ziet Barbara, behalve met toren, ook nog vaak afgebeeld met een struisvogelveer en een (gouden) gordel. Beweerd wordt dat gedurende haar eerste gevangenschap in de toren O.L.Heer haar is verschenen in de gedaante van een Kind, vol glans en luister. Hij zou gezegd hebben: "Uw rein en deugdelijk leven behaagt mij en ik zal u met deze giften mijn bruid maken voor de eeuwigheid." De struisvogelveer was in die tijd het zinnebeeld van kracht om de pijnen van de marteldood te ondergaan. De gouden band bond Barbara voor eeuwig aan Jezus en de hemel.
Met ingang van 1 januari 1970 werd een nieuwe liturgische kalender van kracht. Op die nieuwe kalender komen de namen van circa 30 heiligen niet meer voor. Ook de naam van de H. Barbara ontbreekt er.
Barbara-devotie in Limburg
In de 15e eeuw werd de H. Barbara in onze streken reeds aangeroepen als beschermheilige tegen een plotselinge dood en tegen de gevolgen van blikseminslag en brand.
De devotie voor de H. Barbara behoort tot de oudste in Limburg. In Maastricht als garnizoenstad werd zij bijzonder vereerd als de patrones van de artilleristen. Reeds in 1470 had Maastricht een Barbarabroederschap ("Broederschap der H. Maagd en Martelares Barbara"). In 1831 werd deze broederschap opgeheven. Maar in 1837 werd ze in nieuwe luister hersteld.
Het oudste beeld van haar als patrones van een zalige dood staat in Palemig, iets van noorden van kasteel Schaesberg, in een kapel. Dat beeld staat er al sinds 1670. Op een steen, gemetseld in de topgevel, staat "Barbara, sis praesto finis dum spicula flguns." (Barbara, sta ons bij in het uur van onze dood).
Valkenburg koos reeds eeuwen geleden Barbara tot patrones; zij is immers ook de beschermheilige van de blokbrekers.
In de kerk van Valkenburg staat een Barbara-beeld van de Luikse beeldhouwer Delcourt (of uit zijn school). Het beeld werd omstreeks 1700 gemaakt.
De viering van het feest van de H. Barbara als patrones van de mijnwerkers is in Limburg nog niet zo oud. Vroeger werd St. Catharina in Kerkrade en in het Wormdal algemeen als mijnpatrones vereerd.
De heilige Catharina
De H. Catharina wordt meestal met een rad afgebeeld. In 1616 werd door abt Balduin van Horpusch het eerste waterrad aan de Worm opgericht. Vermoedelijk is zij om die reden door de geestelijke heren van Kloosterrade tot beschermvrouwe van de mijnbouw uitgeroepen.
De bekendste broederschap van mijnwerkers in het Wormgebied werd in 1779 in Kohlscheid opgericht; ze koos de H. Catharina als patrones.
De Catharina-invloed heeft zich zeer lang doen gelden. In het begin van deze eeuw werd de H. Catharina nog als beschermheilige aangeroepen vóór het afdalen.
In 1924 werd te Kerkrade-Holz, in de buurt van de Domaniale Mijn, een nieuwe kerk gebouwd. Ze werd toegewijd aan de H. Catharina, patrones van de mijnwerkers.De bouwpastoor (De Hesselle) had toen nog nooit van een andere beschermheilige voor de mijnwerkers vernomen.
Ook op de mijn Neu-Prick (in 1904 stopgezet) werd Catharina aangeroepen. Op haar feestdag gingen alle arbeiders met de bedrijfsleiding samen naar de kerk. De pastoor kreeg op die dag een kar kolen als betaling.
De heilige Leonardus
De H. Leonardus was de beschermheilige van de mijnwerkers in het Luikse gebied. Door de invloed van Luik op onze kolenmijnbouw heeft deze patroonheilige ook hier ingang gevonden. Rond 1750 werden namelijk technici uit het Luikse gebied naar Kerkrade gehaald. Want er waren toen moeilijkheden in de mijnbouw wegens de grote toevloed van water. In Herzogenrath werd een Leonardus-kapelletje opgericht. Rond 1900 werd te Kerkrade de St. Leonardusbroerschap opgericht, de oudste katholieke mijnwerkersvereniging van Nederland. Later werd de naam van de patroon ervan veranderd in H. Catharina; en nog later werd deze mijnwerkersvereniging opgenomen in het grote geheel van de vakverenigingen.
De Barbara-viering
Door de buitenlandse arbeiders na de eerste wereldoorlog die in de mijnen een nieuwe werkplaats vonden, is de Barbara-viering hier ingevoerd. Vooral de mijnwerkers uit Polen en Slovenië waren erg gehecht aan de oude gebruiken uit hun geboorteland. Er werden veel verenigingen gevormd die genoemd werden naar de H. Barbara, patrones van de mijnwerkers. Door invloed van die Barbaraverenigingen vonden rond 1923/24 Barbarafeesten plaats in enkele afdelingen van de Kath. Mijnwerkersbond.
In 1945 werd 4 december ingevoerd als een betaalde verlofdag voor de mijnwerkers en alle bedrijfsgenoten.
In het Duitse mijngebied in de omgeving van Aken was het gebruikelijk om op Barbara-dag takken van kersen- of appelbomen in vazen op te stellen. Met Kerstmis stonden die dan in bloei. Dit gebruik zou gebaseerd zijn op het verhaal dat Barbara in de mijn erg ernaar verlangde om weer zonneschijn en de groene weilanden en bossen te zien. Dit gebruik stamt vermoedelijk uit Oost- en Zuid-Duitsland en Oostenrijk.
In het Limburgse mijngebied is van dit gebruik niets bekend.
De Barbara-takken gaan (vermoedelijk) terug op vóór-christelijke gebruiken. Appel- en kersentakken hebben ongeveer 20 dagen nodig om te bloeien als zij in het water worden gesteld. 4 December is dan de juiste datum om ze in een vaas te zetten, als men ze met Kerstmis in volle bloei wil hebben. Het gebruik om de takken op de naamdag van Barbara af te snijden en dan in het water te stellen, heeft niets met de H. Barbara te maken.
Gebeden en gedichten
Er waren vroeger speciale mijngebeden. Voordat de groep naar beneden ging, werden die gebeden uitgesproken. Er was een voorbidder die daarvoor extra werd betaald. Voor het begin van het gebed werd de deur gesloten. Op een lijst werd genoteerd wie er aanwezig was. Daarna ging de deur weer open en zag men wie te laat was. Hierna sloot men de deur opnieuw, stak de kaarsen aan en sprak de gebeden. Na het gebed ging de deur weer open en wie er dan nog voor stond, werd beboet.
Op de Domaniale Mijn hing in het kleedlokaal een kruisbeeld met aan weerszijden beelden van de H. Jozef en de H. Barbara. Tot in 1912 werd hierbij de rozenkrans gebeden. Na de dood van de voorbidder was er geen opvolger en het gebruik stierf uit.
Op de Willem-Sophia heeft men het bidden nog tot in 1898 gekend.
Gebed
Sinte Barbara, toevlucht van hen die in doodsgevaar verkeren,
Bid voor ons.
Machtige beschermster in het uur van de dood,
Bid voor ons.
Opdat wij de dood van de rechtvaardigen sterven,
Sinte Barbara, bid den Heer voor ons
In al onze gevaren ..., in het uur van onzen dood ...
Sinte Barbara sta ons bij
Opdat het uur van onzen dood ons zalig zij.
[Uit: Barbaralitanie van mijnwerkers,
gepubliceerd in: De Mijnlamp, 16 (1957) no.5, p. 167.]
St. Barbara lied
Heilige Barbara sterke Maagd
Die voor God Uw jeugdig leven
Toen het door Hem werd gevraagd,
Moedig blij hebt willen geven.
Heilige Barbara, bid voor mij,
Dat mijn doodsuur zalig zij.
tere Maagd vol heldenmoed,
Groot, heldhaftig in Uw sterven,
Vraag voor ons het hoogste goed
"Eens de hemel te verwerven".
Heilige Barbara, bid voor mij,
Dat mijn doodsuur zalig zij.
[Uit de collectie Raedts.]
Op Sint Barbara
De lift staat stil, en geen geluid
is in de donkere schacht.
Geen motor trilt, geen schril gefluit
geen delver die er schaft.
Doch in de hemel straalt een troon
in het licht der delvers lamp,
waarboven als een trots symbool,
gekruist, de zware hamer hangt.
En hoor, de engelen stemmen in
met het jubelend Bergmanns-koor,
die zingen voor hun schut-vorstin,
bij de gouden hemelpoort.
De lift staat stil, en klokgelui
galmt over berg en land.
Oe delver bidt, het gonst en ruist,
hij brengt Sint Barbara dank.
[gedicht door Frans Salvé,
in: St. Clemens, dec. 1953, No.12.]
Gebed uit Duitsland
Nimm Heute unseren Gruss entgegen:
An deinem Tag, Sankt Barbara.
Du, Licht auf allen dunklen Wegen,
Du Schützerin in der Gefahr.
[uit: Cultuur en geschiedenis in de mijnbouw. Lindenheuvel-Geleen, 1984.]
ein Kommerslied aus Oberschlesien
Das Fest der hl. Barbara
begehen wir heute wieder.
Und singen so, nach unserer Art,
die schonsten Bergmannslieder.
Wir denken fröhlich an die Zeit,
da wir noch angefahren.
Es bleibt uns nur die Erinnerung
bestandener Gefahren.
[gepubliceerd in: Bergbau, 1963, Nr. 12, p. 431.]
Gebed uit Lotharingen
Heilige Barbara, Du edle Braut.
Mein Leib und Sehl' sei dir anvertraut,
Sowohl im Leben als im Tot.
Ach, steh mir bei in letzter Not.
Steh mir bei beim letzten End,
Dass ich empfang das letzte Sacrament.
[uit: collectie Raedts.]
Een andere versie ervan:
Heilige Barbara, edle Braut.
mein Leib und Seel sei dir anvertraut
sowohl im Leben als im Tot.
Komm mir zu Hilf in letzter Not.
Komm mir zu Hilf am letzten End,
Dass ich empfang das heil'ge Sacrament.
Lass mich bei Gott die Gnad erwerb'n,
dass ich in seiner Gnad kann sterb'n.
Den bösen Feind weit von mir treib,
Und wenn mein' Seel vom Leib sich wend't,
so nimm sie auf in deine Hand.
Behüt sie vor der höllischen Pein
und führe sie in den Himmel ein. Amen.
[uit: collectie Raedts.]
Gebet eines Bergmannskindes
Sankt Barbara, in jeder Nacht
fahr mit dem Vater in den Schacht.
Steh' du ihm bei in jeder Not,
bewahre ihn vor jähem Tod.
[uit: Bergfreiheit (zonder jaar) pag. 26.]
Sang an St. Barbara
Die du im ErdenschoBe
des Bergmanns starker Hort,
hör, Barbara, du GroBe,
getreuer Knappen Wort:
Zu schwerem Werk wir fahren
hinab den dunklen Schacht.
0, mögst du uns bewahren
in tiefer Bergesnacht!
Will uns der Fels zerschmettern,
droht donnernd uns der Tod
in flammenden Schlagwettern,
so reiB uns aus der Not!
Die du im Kampf mit Geistern
der Tiefe unser Schutz,
hilf uns auch heute meistern
der bösen Feinde Trutz.
Und schlägt die Feierstunde,
geht es zum Tag hinauf,
so grüBt aus treuem Munde
dich jubelnd ein "Gluckauf"!
[altes lied von W. Tzschachmann, uit: de Kull, Sonderheft, Weihnachten 1953;
ook in: Der Anschnitt, Jahrgang 9, Nummer 6, Dezember 1957, S.2.]
Gebet eines Bergmanns
Sankt Barbara, du Reine,
ich bitte dich, laB deine
Hilfe stets bei mir sein.
Wenn in den Berg ich gleite
und durch die Stollen schreite,
so fahre mit mir ein.
laB das Gebirge stehen
und laB die Kohle gehen
und laB mich nicht allein.
Hilf führen mir die Haue
und laB die Grubenhaue
auch fest gezimmert sein.
LaB froh die Schicht mich enden;
das Dunkel laB sich wenden
zu hellem Sonnenschein.
[auteur: Erich R.A. Goerke; uit: Bergfreiheit (zonder jaar) pag. 26.]
Gebet an Sankt Barbara
Schützerin, Sankt Barbara,
steh uns bei, in der Gefahr!
Halte von uns Not und Schrecken,
die in Stollen, Streben, Strecken,
täglich uns zur Seite gehn!
Schützerin, Sankt Barbara,
reich uns deine Hande dar,
wenn die Wetter blindlings toben;
Eltern, Mutter, Kinder - oben -
wie auf spitzen Dornen stehn!
Schützerin, Sankt Barbara,
deine Hilfe uns gebar
Tat und Mut in bosen Zeiten.
Und du wirst uns weiter leiten,
wenn wir in dein Antlitz sehn!
Schützerin, Sankt Barbara,
deine Huld uns immerdar
uber Bergmanns Haupter halte!
Für uns bei dem Herrgott walte,
wenn zu schweren Schicht wir gehn!
[Auteur: J.S.; uit: Grubensicherheit, afl. Dec. 1956.]
Des Bergknappen Bittgebet
O liebliche Sankt Barbara
mit deinem Dulderherzen,
sei uns als Schutzpatronin nah
und banne Not und Schmerzen.
Du starbst fur uns den Opfertod.
Hilf uns aus Leid und Todesnot.
Sankt Barbara, du, Gottes Stern,
erhöre unser Flehen
und bitt' für uns bei Gott, dem Herrn,
in Not uns beizustehen.
ER wolle uns stets gnädig sein,
und laB' un deinem Namen
nach allen Prüfungen uns ein
zum Paradiese. - Amen.
[Auteur: Hannserich Ehlert; uit: Bergfreiheit (zonder jaar) pag. 26.]
Sint Barbara
Vom Himmel strahlet hell ein Licht,
Tief in den Berg hinein,
Wo treu der Bergmann kohle bricht
Und bohret im Gestein.
Wo Tag für Tag und Nacht für Nacht
Gefahren ihn umdrängen,
Sei es beim Werk am Kohlenstoss,
Sei es beim Ortersprengen.
In diesen harten Bergesnöten
Hilft uns nur Sankt Barbara,
Mit ihrem flehentlichen Beten
Ist Sie dem Kumpel immer nah.
Sie ist das Licht, das ew'ge Nacht
Mit milden Schein durchdringt,
Sie hält fur uns getreulich Wacht,
Wo Bergmannsgruss erklingt.
[Auteur: Karl-Heinz Kehr; gepubliceerd in: De Mijnlamp, 12 (1953) no.3 (dec.) p. 5.]
St. Barbara
Dir sei alle Not des Lebens,
Schutzpatronin, anvertraut.
Niemand ruft dich an vergebens,
wenn er kindlich auf dich baut.
Lob und Dank dir, heil'ge Jungfrau,
sei gegruBt, Sankt Barbara.
Naht Versuchung deinen Kindern,
wühlt im Herzen Glaubensnot,
0, dann hilf den armen Sündern,
rein und treu bis in den Tod.
Mach uns standhaft, heil'ge Jungfrau,
Stärke uns, Sankt Barbara.
Schutz und Segen wir erbitten
für des Bergmanns schweres Brot,
der nach frommer Vätersitten,
allzeit war dein treuster Sohn.
Bleibe bei uns, heil'ge Jungfrau,
schütze uns Sankt Barbara.
Wenn in banger Sterbestunde
unsre Seele angstvoll ringt,
bis der Ruf aus Gottes Munde
endlich die Erlösung bringt:
Führe heim uns, heil'ge Jungfrau,
Bitt' fur uns Sankt Barbara.
[uit: Bergfreiheit (zonder jaar) pag. 26. Gedicht in 1936 bekroond in Oberschesien.]
Bovenstaande gebeden waren speciaal bedoeld voor de mijnwerkers. Maar ook als patrones voor een zalige dood is er een gebed voor haar:
0, Heer die de H. Barbara tot troosteres
van levenden en van stervenden hebt uitverkoren,
verleen ons, op voorspraak,
altijd in Uw Goddelijke nabijheid te leven
en al onze hoop te stellen op de verdienste
van het smartelijke lijden van Uw Zoon,
opdat de dood van de zonde ons niet verrasse,
maar dat wij, door de H. Sacramenten van Boetvaardigheid
en des Altaars gesterkt, zonder vrees
de weg naar de eeuwige Zaligheid kunnen ingaan.
Sankt Barbara (Tsinte Berb)
Patrones vuur inne jelukzieëlieje doeëd
legende in Kerkraads dialekt
Vuurdat de kirch va Sjevémet jebouwd woar, woeënet ing vrauw alling aa jen Lückerhei. Ze woar krenkliech. En in ing naat woeët et heur óp ins e zoeë sjleët dat ze daat: "Noe sjterf iech." Ze woar bang dat ze sjterve zouw oane ozze Herjod jehad tse han.
In heure noeëd róffet ze de hillieje Barbara aa, dat die heur helpe zouw. Et woar jinne doa, deë inne jeeslieje hoale koeët. De hoesduur woar jesjlaose en ze woar tse krank vuur inne tse róffe of tse kloppe. Ze bleef ziech evvel beëne wie ze dat jidder oavend jedoa hauw.
Op ins hoeët ze et sjelsje kliengele, jenauw wie me dat huërt went inne verzieë weët … Zouw dat woar kónne zieë? Koame ze doa mit ozze Herjod vuur heur? Ze woare al in der jank … der heër pastoeër en der kuster koame et tsimmer erin … en ze brate heur de hillieje Kómmelejoeën. Der heër pastoeër en der kuster verwóngerete ziech dat jee miensj i jen hoes woar, oesser de kranke vrauw, en dat de hoesduur ópsjtóng. De vrauw zaat hön, dat ze de duur jesjlaose hauw, vuurdat ze noa bed woar jejange.
Sjpieëder sjtellet ziech eroes, dat ee meëdsje der kuster jeróffe hauw en jezaat e muët jauw ozze Herjod doa en doa op Sjevémet bringe. Heë hauw der heër pastoeër jeróffe en alles jereed jemaacht en ze woare kóme. Kót noa de Kómmelejoeën sjtórf de vrauw.
[Legende omstreeks 1900, opgetekend uit de mond van een mijnwerker. Gepubliceerd in: Veldeke-Kerkrade, jan. 1962, pag. 134.]
- = -
Verantwoording
Tijdens mijn werkzaamheden in het Mijnmuseum te Kerkrade werd mij gevraagd enige gegevens te verzamelen over de H. Barbara als patroonheilige van de mijnwerkers. Behalve boeken in de bibliotheek van het Mijnmuseum zelf werden toen ook meerdere boeken geraadpleegd in de bibliotheek van het Grootseminarie te Rolduc, Kerkrade.
N. Moonen
Texte: alles uit dit e-boek mag worden overgenomen
Tag der Veröffentlichung: 04.11.2015
Alle Rechte vorbehalten