Facetten van het Boeddhisme
Sravasti
samengesteld door Nico Moonen
Kerkrade 2014
Copyright © 2021 / 2564
Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.
In het Mahaparinibbāna sutta worden vier plaatsen als bezienswaardig en aangrijpend voor devote Boeddhisten aangewezen. Het zijn de plaatsen waar de Boeddha geboren is, waar hij de Verlichting bereikte, waar hij voor het eerst de verheven leer verkondigde en waar hij heenging in het opperste geluk van de bevrijding van lijden en onvoldaanheid. Die plaatsen zijn respectievelijk Lumbinī, Bodh-Gayā, Sarnath en Kushinagar.
In 1984, 1987, 1990, 1996, en 2004 was ik in de gelegenheid Sravasti te bezoeken. Een impressie ervan is hier gegeven. Daardoor kan de lezer(es) een deel verkrijgen van de verdiensten die verbonden zijn aan een bezoek ter plaatse.
Tevens is het denken aan de Boeddha, zijn leer en zijn Orde een goede meditatiemethode op weg naar het Doodloze. Zo'n overdenken kan ook troost schenken en kracht in nood.
De oude stad Savatthi dankt de naam aan het feit dat ze eens de verblijfplaats was van de ziener Savattha. Tegenwoordig is ze een verzameling van ruïnes, genaamd Sahet Maheth, in Uttar Pradesh, India. Sahet is de plaats van het beroemde Jetavana-klooster; Maheth ligt er ongeveer 500 meter vandaan. Daar lag de oude stad Savatthi. Ze wordt thans Śravastī genoemd. De ligging ervan is ongeveer 18 km ten westen van Balrampur, aan de weg vanaf die plaats naar Bahraich. Ten tijde van de Boeddha was ze de hoofdstad van het koninkrijk van Kosala; de koning ervan heette Pasenadi.
Ten tijde van de Boeddha waren in Savatthi veel volgelingen van de Jain-sekte. Ook koning Pasenadi was een aanhanger ervan. Maar hij volgde het voorbeeld van zijn zoon, prins Jeta, en werd een trouwe volgeling van de Boeddha. Te Śravastī is nog een ruïne van een Jain tempel te zien.
Sudatta, een rijk koopman uit Savatthi, was buitengewoon vrijgevig. Daarom werd hij bekend als Anathapindika. Deze naam betekent: de voeder van de armen. Anathapindika werd een volgeling van de Boeddha en bereikte al het eerste niveau van heiligheid (sotāpatti). Hij kocht voor een grote som geld het park van prins Jeta. Deze prins was vol bewondering ervoor dat Anathapindika zoveel geld besteedde om het park te kopen. Toen deze niet genoeg geld bij zich had en nog meer wilde laten halen, schonk de prins een deel van zijn park aan de Boeddha. En hij liet er een tempel bouwen. Anathapindika liet in het park een groot klooster bouwen, het Jetavana-klooster. Dat klooster bestond uit tempels, kamers, open terrassen, wachtruimtes, badkamers, toiletten, wandelpaden, bronnen, vijvers, paviljoenen en een ziekenhal.
In een deel van dit kloostercomplex woonden de monniken die zich meer toelegden op meditatie, zoals de Eerwaarde Arahant Sariputta en de Eerwaarde Arahant Maha Moggallana. In dat gedeelte zijn kluizen, tempels en kleine stoepas te zien.
Centraal gelegen is het meest gewijde gebouw van dit complex. Het is de Chandhakuti, de persoonlijke residentie van de Boeddha. Het was een gebouw van twee verdiepingen. Oorspronkelijk zou het zeven verdiepingen hoog zijn geweest. Per ongeluk brandde het af en het werd tot twee verdiepingen gereduceerd.
Nabij de Chandakuti was de verblijfplaats van de Eerwaarde Ananda. Ook is er de ziekenhal waar de Boeddha zelf eens een zieke monnik verpleegde die door zijn medemonniken verwaarloosd was. Verder zijn er nog de vertrekken voor de gewone monniken, meditatiezalen en zalen voor de leken.
De Bodhi-boom die er door Anathapindika persoonlijk is geplant, staat er nog. Deze boom is een stek van de oorspronkelijke Maha Bodhi boom te Bodh-Gaya Die stek werd door de Eerwaarde Ananda naar Savatthi gebracht. Deze boom in het Jetavana-klooster heet daarom de Ananda Bodhi boom. Hij is de oudste historische boom ter wereld. Want de originele Maha Bodhi boom bestaat niet meer. Rondom de Ananda Bodhi boom is nu een hekwerk gezet.
In het zesde regenseizoen na zijn Verlichting bracht de Boeddha een eerste bezoek aan het Jetavana-klooster. Sedertdien kwam hij er regelmatig. In totaal bracht hij 25 regentijden door te Savatthi, namelijk de 6e, 14e en 21e t/m 43e regentijd. Van deze regenseizoenen werden er 18 doorgebracht in het Jetavana-klooster, en de overige in het klooster Pubbarama. Dit laatste klooster had de vrome Visakha voor de Verhevene laten bouwen. Dit prachtige klooster lag ten noorden van het Jetavana-klooster en ten oosten van de stad Savatthi. Een derde klooster te Savatthi werd gebouwd als residentie voor de nonnen. Het heette Rajakarama. Het werd gebouwd door koning Pasenadi. Deze beide kloosters bestaan niet meer. Ook van de hal Mallikarama, opgericht door koningin Mallika, is niets meer te zien.
Volgens de traditie verrichtte de Boeddha in het zesde regenseizoen het Tweelingwonder op de Mankula-heuvel nabij het Jetavana-klooster. Stralen van water en vuur kwamen toen uit zijn poriën, in een V-vorm. Ook schiep hij toen een duplicaat van zichzelf. Als de Verhevene liep, dan zat of lag of stond zijn duplicaat. En als de Boeddha zat, dan liep of lag of stond zijn duplicaat.
Op de top van die heuvel zijn twee gedenktekens opgericht; maar alleen de fundamenten ervan zijn over.
Vanaf de Mankula-heuvel zou de Boeddha met drie stappen naar de Himalaya zijn gegaan en vandaar verder naar de Tavatimsa-hemel om er de Abhidhamma aan de goden te verkondigen.
In het negende regenseizoen vertoefde de Boeddha te Kosambi, in het park van Ghosita. Onder de monniken was er een twist ontstaan over een onbeduidend voorval. Er vormden zich twee partijen die niet met elkaar verzoend konden worden door de Verhevene. De Boeddha ging toen in etappes naar Parileyyaka. Daar bleef hij zolang het hem behaagde waarna hij verder liep naar Savatthi, naar het Jetavana-klooster.
In de tiende regentijd kwam eerst de ene partij vanuit Kosambi naar de Boeddha toe en daarna de andere partij monniken. En pas op het einde van dat seizoen werd te Savatthi de twist bijgelegd.
In het twaalfde jaar na de Verlichting werd Rahula 18 jaar. Hij was nog een novice (samanera). De Boeddha vertoefde toen weer in het Jetavana-klooster. Hij onderwees er zijn zoon Rahula in de leer. Hij sprak tot hem over het kenmerk van niet-zelf. Ook spoorde hij hem aan steeds oplettend te zijn en volmaakte gelijkmoedigheid van geest te ontwikkelen, ongestoord door begeerte of afkeer. Verder gaf de Boeddha aan Rahula de raad liefdevolle vriendelijkheid (metta) te beoefenen en mededogen. Tevens werd de raad gegeven om vergankelijkheid te beschouwen.
In het 14e jaar na de Verlichting werd de Eerwaarde Rahula 20 jaar. Hij kreeg toen te Savatthi de hogere wijding (upasampada). De Boeddha sprak tot hem over vergankelijkheid (anicca), onvoldaanheid (dukkha) en niet-zelf (anatta). Door deze toepraak bereikte de Eerwaarde Rahula de volmaakte heiligheid. Op dat moment gaf de Boeddha aan zijn zoon de vaderlijke erfenis waarvoor Rahula eens had gevraagd.
In het 20e jaar na de Verlichting werd te Savatthi de moordenaar Angulimala bekeerd. Hij heette eigenlijk Ahimsaka; dit betekent: onschadelijk. In zijn jeugd studeerde hij aan de beroemde universiteit van Takkasila (Taxila). Toen hij daar afstudeerde, was het, zoals toen gebruikelijk, zijn plicht om een eregeschenk aan zijn leermeester te geven. Deze vroeg – op aandringen van jaloerse medestudenten van Ahimsaka - toen duizend menselijke pinken van de rechter hand. Ahimsaka protesteerde eerst, maar stemde uiteindelijk toen. Daarbij dacht hij niet aan de mogelijkheid om dat aantal vingers te verzamelen in de open lijk-velden in India. Zo groot was toen de neiging in hem om te doden. Die neiging was het gevolg van daden in vroegere levens. Hij kocht een stel wapens en ging naar het Jalini-woud in Kosala. Daar leefde hij op een hoge rots vanwaar hij de weg kon overzien. Reizigers sloeg hij dood en nam dan van elk slachtoffer één pink.
Hij reeg de vingers aaneen en droeg ze als een krans om zijn nek. Daarom kreeg hij de bijnaam Angulimala: degene met een krans van vingers.
Men begon dat woud te mijden en Angulimala moest in de buurt van dorpen gaan. Hij viel voorbijgangers aan en sneed de pinken af. De mensen verlieten hun dorpen en gingen naar Savatthi. Zij vertelden hun leed aan de koning die bevel gaf Angulimala gevangen te nemen.
De moeder van Angulimala vernam dit en ging in haar eentje naar de plek waar Angulimala het laatst was gezien. Zij wilde hem waarschuwen, wilde hem overhalen om zijn slechte levenswandel op te geven en met haar terug te gaan.
Angulimala had toen al 999 pinken bijeen en er ontbrak nog maar één om het duizendtal vol te maken. Daarvoor zou hij misschien wel zijn moeder gedood hebben. En zo'n daad voert tot wedergeboorte in de laagste hel.
De Boeddha overzag met zijn Boeddha-oog de wereld en zag het grote gevaar waarin de moordenaar verkeerde. Hij ging toen naar de gevreesde moordenaar toe. Vanaf zijn uitkijkpost zag Angulimala eerst zijn moeder en daarna de Verhevene naderen. En hij dacht dat hij nu zijn moeder kon laten leven en iemand anders kon doden omwille van één enkele pink. En hij ging de Verhevene achterna.
De Boeddha ging met zijn bovennatuurlijke kracht zó snel dat Angulimala hem niet kon inhalen. Verbaasd hoe dat mogelijk was, riep Angulimala: “Stop, monnik, stop.” Het antwoord van de Verhevene luidde: “Ik ben gestopt, Angulimala; stop jij ook.” Angulimala vroeg wat de Boeddha met deze woorden bedoelde. En de Verhevene gaf ten antwoord: “Angulimala, ik ben voor altijd gestopt met het plegen van geweld jegens al wat leeft. Maar jij niet.”
Bij het horen van deze woorden was Angulimala diep bewogen. Hij besloot alle kwaad op te geven. Hij vroeg tot de Sangha toegelaten te worden. En met de woorden: “Kom, bhikkhu,” nam de Verhevene hem op in de Orde van de monniken. Angulimala hield zijn bijnaam als naam van monnik. Hij werd in de leer en in de gedragsregels voor monniken onderwezen. Hij streefde ijverig en met volharding naar het opperste doel. En het bereikte de volmaakte heiligheid. De vroegere moordenaar werd een van de arahants.
De ruïnes van het huis van de ouders van Angulimala zijn nog te zien. En ook de ruïnes van het huis van Anathapindika. Beide huizen waren zeven verdiepingen hoog, met grote voorraadkamers en schatkamers.
Te Savatthi heeft de Boeddha veel gepreekt, o.a. over de onvermijdelijke dood, en over het verkrijgen van een vredig en kalm gemoed door meditatie over welwillende, liefdevolle vriendelijkheid (metta). Ook gaf hij er de raad om bij angst, vrees of ontzetting te denken aan de Boeddha of aan zijn leer of aan de gemeenschap van de heiligen. Door zo'n denken verdwijnt die angst, vrees of ontzetting. Ook het voor leken belangrijke Maha Mangala Sutta werd er gesproken. Deze leerrede gaat over de grootste zegeningen. Ze zijn een onfeilbare gids in dit leven. Stap voor stap leiden zij naar de bevrijding van onvoldaanheid.
Dat de Boeddha iets tegen vrouwen had, is niet waar. Het is een latere toevoeging van brahmanen die monnik waren geworden. Brahmanen hadden wel iets tegen vrouwen. De Verhevene respecteerde zowel mannen als vrouwen. De Boeddha heeft zijn standpunt ten opzichte van vrouwen duidelijk kenbaar gemaakt in een toespraak tot koning Pasenadi. Diens vrouw, koningin Mallika, had een dochter ter wereld gebracht en de koning was niet blij met haar. De Boeddha zei toen o.a. “Sommige vrouwen zijn werkelijk beter dan mannen. Er zijn vrouwen die wijs zijn en deugdzaam en die correct leven.”
In de derde eeuw voor Chr. bracht keizer Asoka een bezoek aan de plaats Savatthi. Volgens mededelingen van de Chinese pelgrim Fa Hien die Savatthi in het begin van de vijfde eeuw n.C. bezocht, heeft Asoka er twee zuilen opgericht, elk 21 meter hoog. Die zuilen stonden aan de linker en rechter poort van het Jetavana-klooster. Op de top van de ene zuil was een wiel en op de andere een stier. Ook vermeldt deze pelgrim dat door de keizer in de buurt van dit klooster een stoepa was opgericht voor relieken van de Boeddha.
Tevens lokaliseerde hij de ruïnes van de huizen van Sudatta (Anathapindika) en van de ouders van Angulimala. Ook beschreef hij een nonnenklooster in de stad Śravastī en de ruïnes van het Pubbarama-klooster.
Ten tijde van de Kuśanas (begin Christelijke tijdrekening) werd het Boeddhisme populair en kreeg steun van de koning. Het Jetavana-klooster kwam weer tot leven; er ontwikkelde zich een school van de Sarvastivadins. Nieuwe stoepas en tempels werden er gebouwd en beelden van de Boeddha werden er opgericht.
Onder de Guptas (320-730 n.C.) was er een herleving van het Brahmanisme. Toch was er een voorspoedige tijd in het Jetavana-klooster.
Ten tijde van koning Hasha (606-647 n.C.) die een vurige Boeddhist was, werd door de Chinese pelgrim Hiuen Tsang een bezoek gebracht aan Śravastī. De plaats was een ruïne, maar er woonden nog enkele Boeddhisten en nog meer niet-Boeddhisten.
Ook deze pelgrim bemerkte de ruïnes van de huizen van Anathapindika en van de ouders van Angulimala. Tevens zag hij het nonnenklooster, het Pubbarama-klooster en de twee zuilen van Asoka, en verder een bakstenen tempel met het beeld van de Boeddha en enkele ruïnes van stoepas.
Tot 1863 bleven de ruïnes van Śravastī in de vergetelheid. Toen werden zij ontdekt door Sir Alexander Cunningham en geïdentificeerd met Savatthi.
Tegenwoordig zijn er meerdere kloosters met gastenverblijven gebouwd. En er is ook een modern nonnenklooster.
stoepas voor de arahants. In dit deel van het Jetavana klooster werd veel gemediteerd.
Ananda Bodhi boom
residentie van de Boeddha
ziekenhal
zaal voor de leken
ruïnes van nonnenklooster
ruïnes van nonnenklooster
klooster geschonken door Prins Jeta
klooster geschonken door prins Jeta
Jain tempel nabij het Jetavana klooster
huis van Angulimala
huis van Anathapindika
Mankula heuvel
meditatie boven op de Mankula heuvel
Modern nonnenklooster te Sravasti
Foto op cover:
Residentie van de Boeddha in het Jetavana-klooster te Sravasti.
De plattegrond is overgenomen uit: Venkataramayya, M.: Śrāvasti. (2nd ed.) New Delhi 1981. (1st ed. 1956).
De foto's zijn uit eigen collectie.
Deze gegevens kunnen ook geraadpleegd worden op website
http://www.facettenvanhetboeddhisme.nl/4.6.%20Sravasti.html
Texte: alles uit dit e-boek mag worden overgenomen
Tag der Veröffentlichung: 16.11.2014
Alle Rechte vorbehalten