Inhalt

Cover

Titelpagina

 

Facetten van het Boeddhisme

2.4

 

 

 

 

 Wilsacties (kamma)

 en de gevolgen ervan

 

 

 

 

samengesteld door Nico Moonen

2021/2564

 

herziene en vermeerderde versie van het geschrift uit 2002.

Copyright

 

 

Copyright © 2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Ten geleide

 

Over de redenen waarom men in een bepaalde toestand, in een bepaalde sfeer van bestaan geraakt, bestaan meerdere meningen. In het volgende is de Boeddhistische leer daarover volgens de Theravāda-traditie uiteengelegd. Daarom zijn hier de Pāli termen gebruikt en niet de gangbare Sanskriet woorden.

 

De wet van wilsacties en morele gevolgen, kamma-vipāka, is door de Boeddha ontdekt. Deze wet regelt het verschijnen van iemand in een bepaalde sfeer van bestaan. Ten gevolge van eigen daden is men in een bepaalde toestand gekomen.

 

Volgens A. Bodde kan de mens alleen als mens herboren worden, reïncarneren, en niet als dier. Ook is volgens hem niets goddelijks in de mens. De mens is geschapen, is een deel van de schepping, maar niet een deel van de Schepper. Ook beweert A. Bodde dat er een collectief karma is (met collectief resultaat). Als voorbeeld noemt hij Nazi-Duitsland dat collectief het negatieve karma zou moeten verwerken door goede daden (o.a. gaven aan onderontwikkelde gebieden, gaven aan misdeelde kinderen e.d.). Hij gaat uit van een ziel die van het ene leven naar het andere leven “verhuist”. Die ziel kan ook zonder lichaam ergens bestaan (in een soort wachtruimte). De menswording zou volgens hem niet via evolutie zijn gegaan, maar door zielsverhuizing van een menselijke ziel in een aap. De aap kreeg zo een menselijke aard.

Zijn opvattingen zijn niet boeddhistisch. Het is een synthese van hindoe-opvattingen en christelijke theorieën.

Wat de Boeddha onderwees over kamma (Skrt. karma), wordt in het volgende uiteengezet.

 

1. Kamma – vipaka : wilsactie en moreel resultaat

 

Alvorens uit te weiden over de leer van de Boeddha over wilsacties en de gevolgen ervan, zal eerst een korte omschrijving worden gegeven van het begrip kamma en van kamma-resultaat. Kamma betekent: wilsactie hetzij in daad, woord of gedachte. Het is actie en niet het resultaat ervan. Het resultaat van een wilsactie heet vipāka. Vaak wordt gesproken over de leer van kamma of over de wet van kamma. Maar juister is: de leer van kamma-vipāka, of de wet van wilsactie en morele gevolgen.

Deze wet van oorzaak en gevolg is neutraal. Het is degene die de wet toepast die deze wet ten goede of ten kwade gebruikt. Ook geld is neutraal. Toch zegt men vaak dat geld de wortel is van alle kwaad. Hierbij vergeet men dat geld ook voor goede doeleinden gebruikt kan worden. Het is de gebruiker van geld die het ten goede of ten kwade kan besteden. Het is de mens die aan iets een bepaalde inhoud geeft. Alles is leeg, dat wil zeggen: alles is zonder eigen inhoud, zonder bijbedoelingen, zonder bijbetekenis. Het is juist de mens die alles vult met zijn eigen mening en zodoende een neutraal iets goed of slecht noemt.

 

Zoals vermeld is kamma wilsactie. Lieden die in hun slaap wandelen bijvoorbeeld, verrichten dan geen kamma. Daden tijdens de slaap hebben geen morele gevolgen. Zij kunnen natuurlijk wel fysieke gevolgen hebben. De wil moet absoluut bij de daad betrokken zijn. Dan pas spreekt men van kamma. Om vreemde woorden zoveel mogelijk te vermijden, zullen kammas, d.w.z. wilsactiviteiten in daad, woord of gedachten, worden aangeduid met de woorden 'wilsacties', 'gedrag' of 'gedragingen'. De gevolgen van wilsacties zullen worden omschreven met 'morele gevolgen'.

 

Vele gevolgen ontspringen uit meerdere oorzaken. Er is niet één oorzaak en er is niet één gevolg. Zo kan een enkel zaad uitgroeien tot een grote boom. De boom draagt vruchten die zaad leveren. De zaden zijn weer de oorzaak van vele andere bomen die alle nieuwe zaden kunnen leveren. Maar het zaad alleen kan geen boom voortbrengen. Het heeft weer de hulp nodig van andere omstandigheden, zoals bodemgesteldheid, water, zon e.d. Ook mag het zaad niet vernietigd worden. Eén oorzaak van iets komt niet voor. Alles is aan meerdere voorwaarden gebonden. Zoals een doek uit vele draden is geweven, zo is alles verweven met elkaar.

En zoals met het zaad, zo is het ook met wilsactie en de morele gevolgen. De daad is geconditioneerd, is aan voorwaarden gebonden. Zij is wel steeds een gevolg van willen maar het willen is weer afhankelijk van andere omstandigheden. Er komt pas een einde aan het willen wanneer het doel bereikt is.

 

Elke actie heeft zijn normale fysieke gevolgen. Maar als er geen wilskracht achter zit, heeft zo'n daad geen morele gevolgen in termen van geluk of leed. De wil bepaalt ons leven hier en nu én in de toekomst. De mens is de schepper van zijn eigen wereld, van de wereld waarin hij leeft. Niemand anders is er die ons leven bepaalt tenzij ons eigen willen.

 

“Waardoor wordt de wereld geleid?

Waardoor wordt ze meegetrokken?

Onder welke macht alleen

zal iedereen komen te staan?

 

Door de geest wordt de wereld geleid.

Door de geest wordt ze meegetrokken.

En enkel in de macht van de geest

zal iedereen komen te staan.” [S.I.7.2]

 

En in het Dhammapada wordt gezegd:

 

“De geest is de voorloper van alle kwade staten, de geest is het belangrijkste; door de geest worden ze geschapen. Als iemand spreekt of handelt met verdorven geest zal ten gevolge daarvan hem of haar lijden volgen, net zoals het wiel de hoef volgt van de os.” [Dhp.1]

 

“De geest is de voorloper van alle goede staten,

de geest is het belangrijkste;

door de geest worden ze geschapen.

Als iemand spreekt of handelt met zuivere geest

zal ten gevolge daarvan hem of haar geluk volgen,

net zoals de schaduw iemand niet verlaat.” [Dhp.2]

 

2. De wortels voor het ontstaan van de daden

 

Er zijn zes wortels van wilsacties: drie onheilzame en drie heilzame. De drie onheilzame acties zijn: begeerte, afkeer en onwetendheid. De drie heilzame acties zijn: onzelfzuchtigheid, welwillendheid en juist inzicht, het zijn zonder onwetendheid. [A.III.34; A.III.70; A.IV.39]

 

De wilsactie die ontstaat ten gevolge van begeerte, afkeer en onwetendheid zal vruchten dragen ofwel in dit leven, ofwel in een van de volgende levens. Zo’n daad zal daar vruchten dragen waar die betreffende persoon ook wedergeboren wordt. En waar die daad ook vruchten draagt, daar krijgt men deel aan de vrucht, hetzij in dit leven, in het volgende of in een later leven. [A.III.34]

De resultaten van wilsacties zijn ondoorgrondelijk.” [A.IV.77]

 

De wilsactie die ontstaat ten gevolge van onzelfzuchtigheid (het zijn zonder begeerte), welwillendheid (het zijn zonder afkeer) en juist inzicht (het zijn zonder onwetendheid) is – in zoverre begeerte, afkeer en onwetendheid verdwenen zijn – overwonnen, ontworteld, vernietigd; ze is niet meer onderworpen aan nieuw ontstaan.

Deze drie oorzaken voor het ontstaan van daden zijn er.” [A.III.34]

 

“Of de dwaas nu zijn daden heeft verricht

uit begeerte, afkeer of onwetendheid,

hetzij kleine of grote daden,

daarvoor moet hij lijden.

Er is geen andere mogelijkheid.

Maar wanneer de volgeling met helder weten

onwetendheid, begeerte en afkeer doorschouwt,

het weten in zich opwekt,

dan kan hij een slecht bestaan ontgaan.”

[A.III.34]

 

3. Zes redenen van ontstaan van de daden

 

Er zijn drie redenen voor het ontstaan van de daden. Welke drie?

Hebzucht is een reden voor het ontstaan van de daden; haat is een reden voor het ontstaan van de daden; verblinding is een reden voor het ontstaan van de daden.

Niet ontstaat uit hebzucht het vrij zijn van hebzucht, maar uit hebzucht ontstaat gewoon weer hebzucht.

Niet ontstaat uit haat het vrij zijn van haat, maar uit haat ontstaat gewoon weer haat.

Niet ontstaat uit verblinding de niet-verblinding, maar uit verblinding ontstaat gewoon weer verblinding. [A.VI.39]

 

Niet worden ten gevolge van een daad die uit hebzucht, haat en verblinding is geboren, hemelse wezens of menselijke wezens waarneembaar of een ander soort van gelukkig bestaan; maar ten gevolge van een daad geboren uit hebzucht, haat en verblinding worden de werelden van de hellen waarneembaar, het dierenrijk, het rijk van de geesten of een andere soort van oord van lijden.

Deze drie redenen voor het ontstaan van de daden zijn er. [A.VI.39]

 

Drie verdere redenen voor het ontstaan van de daden zijn er. Welke drie?

Het vrij zijn van hebzucht is een reden voor het ontstaan van de daden; het vrij zijn van haat is een reden voor het ontstaan van de daden; niet-verblinding is een reden voor het ontstaan van de daden.

Uit het vrij zijn van hebzucht ontstaat geen hebzucht, maar uit het vrij zijn van hebzucht ontstaat weer vrij zijn van hebzucht.

Uit het vrij zijn van haat ontstaat geen haat, maar uit het vrij zijn van haat ontstaat weer vrij zijn van haat.

Uit niet-verblinding ontstaat geen verblinding, maar uit niet-verblinding ontstaat weer niet-verblinding. [A.VI.39]

 

Niet worden ten gevolge van een daad die uit hebzuchtloosheid, haatloosheid en niet-verblinding is geboren, de werelden van de hellen of het rijk van de dieren, het rijk van de geesten waarneembaar of een ander soort van ongelukkig bestaan; maar ten gevolge van een daad geboren uit hebzuchtloosheid, haatloosheid en niet-verblinding worden de werelden van de hemelse wezens waarneembaar, of van menselijke wezens of een andere soort van oord van gelukkig bestaan.

Deze drie redenen voor het ontstaan van de daden zijn er. [A.VI.39]

 

4. Ontstaan en einde van de begeerte

 

Er zijn drie verdere oorzaken voor het ontstaan van wilsacties, namelijk op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen ontstaat begeerte.

Hoe ontstaat die begeerte dan? – Men overweegt vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen in de geest, men denkt erover na. Terwijl men zo overweegt, ontstaat in iemand de begeerte. Met begeerte is men aan die dingen geboeid; want de smet van de geest door hevig verlangen wordt een boei genoemd. Zo ontstaat op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen de begeerte. [A.III.113]

 

Drie andere oorzaken van ontstaan van wilsacties zijn er, namelijk: op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen ontstaat geen begeerte.

Hoe ontstaat dan geen begeerte? – Men ziet het toekomstige resultaat in van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen. Omdat men dat resultaat kent, vermijdt men ze. Terwijl men ze vermijdt en de geest ervan afwendt, onderkent men ze, ze wijs doordringend.

Zo ontstaat op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen geen begeerte. [A.III.113]

 

5. Het slechte ruïneert zichzelf

 

Een jonge monnik leed aan indigestie en stierf met een sterk gevoel van gehechtheid aan zijn nieuwe gewaad. Ten gevolge daarvan werd hij wedergeboren als een insect. De Boeddha sprak toen over de slechte gevolgen van begeerte.

“Net zoals roest in ijzer ontstaat en het ijzer wegvreet waaruit het ontstaan is, juist zo leiden de eigen daden de overtreder naar staten van ellende.” [Dhp. 240 (XVIII.3)]

 

6. Goede en slechte daden tot erfenis

 

Eigenaren en erfgenamen van hun daden zijn de wezens, aan hun daden ontsproten, ermee verbonden, zij hebben hun daden tot toevlucht, en de goede en slechte daden die zij verrichten, zullen zij tot erfenis hebben. [A.X.205]

 

Iemand brengt een levend wezen om, steelt, leidt een onrechtvaardig leven in zinnelijke lusten, hij is een leugenaar, een roddelaar, praat ruw, kletst, is hebzuchtig, hatelijk en heeft verkeerde opvattingen. Hij kruipt weg in daden, kruipt weg in woorden, kruipt weg in gedachten. Krom zijn zijn daden in acties, krom zijn zijn daden in woorden, krom zijn zijn daden in gedachten, krom is zijn pad van bestaan, krom is zijn wedergeboorte. Wie evenwel een krom spoor van bestaan, een kromme wedergeboorte heeft, zal één van deze twee paden van bestaan kunnen verwachten: een extreem kwaalvolle hel of de dierlijke baarmoeder van de kruipende dieren. [A.X.205]

Wat nu geldt als de dierlijke baarmoeder van de kruipende dieren? Slangen, schorpioenen, duizendpoten, mangoesten, katten, muizen, uilen of wat er verder nog aan wezens van de dierlijke baarmoeder is die wegkruipen bij het zien van de mens. Zo vindt de wedergeboorte van een wezen plaats volgens zijn aard: overeenkomstig naar wat men doet, wordt men wedergeboren, en de wedergeborenen worden door de indrukken getroffen. Daarom zijn de wezens de erfgenamen van hun daden. [A.X.205]

 

Eigenaren en erfgenamen van hun daden zijn de wezens, aan hun daden ontsproten, ermee verbonden, zij hebben hun daden tot toevlucht, en de goede en slechte daden die zij doen, zullen zij tot erfenis hebben. [A.X.205]

 

Iemand ziet af van het doden, van stelen, hij leidt een rechtvaardig leven, hij is geen leugenaar, geen roddelaar, zijn taalgebruik is aangenaam om te horen, hij kletst niet, en hij heeft echt inzicht. Hij kruipt niet weg in daden, kruipt niet weg in woorden, kruipt niet weg in gedachten. Recht zijn zijn daden in handelen, recht zijn zijn daden in woorden, recht zijn zijn daden in gedachten, recht is zijn pad van bestaan, recht is zijn wedergeboorte. Wie nu een recht pad van bestaan heeft, een rechte wedergeboorte, die kan één van deze twee paden van bestaan verwachten: een extreem gelukkige hemel of wedergeboorte in een voornaam geslacht, een machtig adellijk geslacht, een machtig brahmanen-geslacht, een machtig burger-geslacht, dat rijk is, met veel goederen, heel vermogend, rijk aan zilver en goud, bezittingen, geld en graan. Zo vindt de wedergeboorte van een wezen plaats volgens zijn aard: overeenkomstig naar wat men doet, wordt men wedergeboren, en de wedergeborene ervaart de indrukken. Daarom zijn de wezens de erfgenamen van hun daden. [A.X.205]

 

Eigenaren en erfgenamen van hun daden zijn de wezens, aan hun daden ontsproten, ermee verbonden, zij hebben hun daden tot toevlucht, en de slechte en goede daden die zij doen, zullen zij als erfenis hebben. [A.X.205]

 

7. Waarom is er een verschil onder de mensen?

 

Bij meerdere gelegenheden werd aan de Boeddha gevraagd waarom er onder de mensen zo'n verschil bestaat. “De een heeft een hoge positie en de ander een lage, de een leeft lang en de ander kort; er zijn zieke en gezonde mensen, mooie en lelijke, rijke en arme, mensen zonder invloed en invloedrijke mensen, domme en wijze mensen. Wat is de oorzaak en reden dat er onder de menselijke wezens zoveel verschillen bestaan? Waarom worden sommigen na de dood in een lagere wereld wedergeboren, in een ongelukkige sfeer, in een hel? En waarom worden anderen na de dood wedergeboren in een gelukkige sfeer, in een hemel?” [M.135]

 

Het antwoord van de Verhevene luidde: “Wezens zijn eigenaren van hun wilsacties, erfgenamen van hun wilsacties; zij hebben wilsacties als hun verwekker, als familielid en als hun tehuis en toevlucht. Door wilsacties wordt onderscheid gemaakt in hoog en laag. Vanwege een niet deugdzame en onjuiste levenswandel verschijnt men in een lagere sfeer; vanwege een deugdzame en juiste levenswandel verschijnt men in een hogere sfeer.” [A.II.16; A.II.17; M.135]

 

Omdat dit korte antwoord niet begrepen werd, gaf de Boeddha een verdere uitleg: “Iemand verricht slechte dingen in daden, woorden en gedachten. En hij doet geen goede dingen in daden, woorden en gedachten. Als gevolg daarvan wordt hij in een lagere sfeer wedergeboren.

Iemand verricht goede dingen in daden, woorden en gedachten. En hij doet geen slechte dingen in daden, woorden en gedachten. Als gevolg daarvan wordt hij in een hogere sfeer wedergeboren.” [A.II.17]

 

En elders zei de Boeddha: “Een man of vrouw doodt levende wezens, is moordzuchtig, wreed; hij of zij gebruikt graag geweld, is meedogenloos ten opzichte van alle levende wezens. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende, in een ongelukkige toestand, in de hel. En indien hij of zij na de dood in plaats van in een staat van ellende geboren wordt in de menselijke staat, dan is die persoon een kort leven beschoren.

Dit is de weg die leidt naar een kort leven, namelijk het doden van levende wezens, moordzucht, wreedheid, geweld en meedogenloosheid ten opzichte van alle levende wezens. [M.135]

 

Maar alwie het doden van levende wezens heeft opgegeven, wie afziet van doden en wreedheid, wie zorgzaam is en barmhartig, wie vol mededogen let op het welzijn van alle levende wezens, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in plaats van in een hemelse wereld geboren wordt in de menselijke staat, dan is die persoon een lang leven beschoren.

Dit is de weg die leidt naar een lang leven, namelijk het afzien van doden, het opgeven van wreedheid, zorgzaam en barmhartig zijn, en vol mededogen letten op het welzijn van alle levende wezens. [M.135]

 

Een man of vrouw brengt anderen letsel toe, doet andere levende wezens pijn met de hand, met stokken of met messen. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon vaak ziek.

Dit is de weg die leidt naar ziekte, namelijk anderen letsel toebrengen en anderen pijn doen. [M.135]

 

Maar wie andere wezens geen letsel toebrengt, wie anderen geen pijn doet met de hand, met stokken of met messen, die persoon verschijnt ten gevolge van zulke wilsacties na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon gezond.

Dit is de weg die leidt naar gezondheid, namelijk ervan afzien anderen pijn te doen, ervan afzien andere levende wezens letsel toe te brengen. [M.135]

 

Een man of vrouw wordt vlug boos, wordt vlug kwaad. Zelfs als een kleinigheid is gezegd, is die persoon woedend, boos, kwaadgezind. Hij of zij toont een slecht humeur, haat en knorrigheid. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon lelijk.

Dit is de weg die leidt naar lelijkheid, namelijk boosheid, woede, een slecht humeur, haat en knorrigheid. [M.135]

 

Maar wie niet vlug boos is, wie niet vlug kwaad wordt, wie niet om een kleinigheid woedend, boos, kwaadgezind is, wie geen slecht humeur, haat of knorrigheid toont, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon mooi.

Dit is de weg die leidt naar schoonheid, namelijk niet boos worden, niet kwaad worden, geen slecht humeur hebben en geen haat of knorrigheid tonen. [M.135]

 

Een man of vrouw is jaloers; hij of zij benijdt de winst van anderen, de eer, het respect, de begroetingen en giften die zij krijgen. En hij of zij misgunt anderen dat. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon onbeduidend, zonder invloed.

Dit is de weg die leidt naar onbeduidendheid, namelijk jaloersheid, nijd, afgunst. [M.135]

 

Maar wie niet jaloers is, wie de winst van anderen niet benijdt en ook niet de eer, het respect, de begroetingen en giften die zij krijgen; en wie anderen dat niet misgunt, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon invloedrijk.

Dit is de weg die leidt naar invloed, namelijk niet jaloers zijn, geen afgunst hebben. [M.135]

 

Een man of vrouw geeft geen voedsel, drank, kleding, sandalen, bloemenkransen, reukwerken, zalf, bed, onderdak en licht aan monniken of goden. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon arm.

Dit is de weg die leidt naar armoede, namelijk het niet geven van voedsel, drank, kleding, sandalen, bloemenkransen, reukwerken, zalf, bed, onderdak en licht aan monniken of goden. [M.135]

 

Maar wie voedsel, drank, kleding, sandalen, bloemenkransen, reukwerken, zalf, bed, onderdak en licht geeft aan monniken en goden, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon rijk.

Dit is de weg die leidt naar rijkdom, namelijk het geven van voedsel, drank, kleding, sandalen, bloemenkransen, reukwerken, zalf, bed, onderdak en licht aan monniken en goden. [M.135]

 

Een man of vrouw is verstokt en hoogmoedig; men brengt geen eer aan wie eer betoond moet worden, men staat niet op voor wie men moet opstaan, men geeft geen zitplaats aan wie een zitplaats aangeboden moet worden, men gaat niet opzij voor wie men opzij moet gaan, men aanbidt niet degene die aanbeden moet worden, men toont geen respect en geen hoogachting jegens degenen die men moet respecteren en hoogachten. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon van lage afkomst.

Dit is de weg die leidt naar lage afkomst, namelijk verstoktheid en hoogmoed. [M.135]

 

Maar wie niet verstokt en niet hoogmoedig is; wanneer men eer brengt aan wie eer betoond moet worden; wanneer men opstaat voor wie men moet opstaan; wanneer men een zitplaats geeft aan wie een zitplaats aangeboden moet worden; wanneer men opzij gaat voor wie men opzij moet gaan; wanneer men degene aanbidt die aanbeden moet worden; wanneer men respect en hoogachting toont jegens degenen die men moet respecteren en hoogachten, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon van hoge afkomst.

Dit is de weg die leidt naar hoge afkomst, namelijk niet verstokt en niet hoogmoedig zijn. [M.135]

 

Een man of vrouw bezoekt een monnik of godheid en vraagt dan niet: “Wat is heilzaam en wat is onheilzaam? Wat moet gecultiveerd worden en wat niet? Welke daden hebben nadelige gevolgen? Of welke daden leiden naar geluk en welzijn?” Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon dom.

Dit is de weg die leidt naar domheid, namelijk het nalaten van vragen stellen. [M.135]

 

Maar wie een monnik of godheid bezoekt en dan wel vraagt: ‘Wat is heilzaam en wat is onheilzaam? Wat moet gecultiveerd worden en wat niet? Welke daden hebben nadelige gevolgen? Of welke daden leiden naar geluk en welzijn?’ ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon wijs.

Dit is de weg die leidt naar wijsheid, namelijk het stellen van vragen aan monnik of godheid. [M.135]

 

De weg die naar een kort leven leidt, maakt dus dat mensen kort leven. De weg die naar een lang leven leidt, maakt dat mensen lang leven. De weg die naar ziekte leidt, maakt dat mensen ziek zijn. De weg die naar gezondheid leidt, maakt dat mensen gezond zijn. De weg die naar lelijkheid leidt, maakt dat mensen lelijk zijn. De weg die naar schoonheid leidt, maakt dat mensen mooi zijn. De weg die naar onbeduidendheid leidt, maakt dat mensen onbeduidend zijn. De weg die naar invloed leidt, maakt dat mensen invloedrijk zijn. De weg die naar armoede leidt, maakt dat mensen arm zijn. De weg die naar rijkdom leidt, maakt dat mensen rijk zijn. De weg die naar lage afkomst leidt, maakt dat mensen van lage afkomst zijn. De weg die naar hoge afkomst leidt, maakt dat mensen van hoge afkomst zijn. De weg die naar domheid leidt, maakt dat mensen dom zijn. De weg die naar wijsheid leidt, maakt dat mensen wijs zijn. [M.135]

 

Wezens zijn eigenaren van hun wilsacties, erfgenamen van hun wilsacties; zij hebben wilsacties als hun verwekker, als familielid en als hun tehuis. Door wilsacties wordt onderscheid gemaakt in hoog en laag.” [M.135]

 

Zo luidde de uiteenzetting van de Boeddha over wilsacties (kammas) en de gevolgen ervan (kamma-vipāka). [M.135]

 

8. Waarom is de ene vrouw lelijk en de andere mooi?

 

Bij een andere gelegenheid vroeg koningin Mallika (echtgenote van koning Pasenadi) aan de Verhevene: "Heer, wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?

En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is, met een niet mooie gedaante, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht?

En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?

En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht?"

 

De Boeddha gaf ten antwoord:

“Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Aan asceten en brahmanen geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.

Indien zij nu na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitzien en zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht.”

 

“Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Maar aan asceten en brahmanen geeft zij maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.

Indien zij nu na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitzien, maar zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht.”

 

"Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Maar aan asceten en brahmanen geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.

Indien zij na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, maar zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht."

 

"Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Ook geeft zij aan asceten en brahmanen maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.

Indien zij na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, en zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht."

 

"Dat zijn de oorzaken, de redenen waarom een vrouw lelijk of mooi is, arm of rijk, zonder of met macht." [A.IV.197]

 

9. Vijf gewenste dingen

 

“Er zijn vijf gewenste, begeerde, aangename dingen, die moeilijk in de wereld te verkrijgen zijn, namelijk:1) een lang leven, 2) schoonheid, 3) geluk, 4) eer en 5) hemelse wedergeboorte.

Maar die vijf aangename dingen verkrijgt men niet door gebeden en geloften.

 

Het is niet passend voor iemand die een lang leven wenst, dat hij daarom smeekt, daaraan behagen vindt of er hevig naar verlangt. Om een lang leven te krijgen moet men het pad volgen dat naar een lang leven leidt. Want als men dat pad volgt, zal men een hoge ouderdom bereiken; en men zal een lang leven krijgen, zij het in de hemel of als mens.

Het is niet passend voor iemand die schoonheid wenst, geluk wenst, eer wenst, dat hij daarom smeekt, er behagen in schept of er hevig naar verlangt. Om die dingen te verkrijgen moet men het er naar toe leidende pad begaan. Wanneer men dat er naar toe leidende pad begaat, zal men schoonheid, geluk, en eer bereiken. Schoonheid, geluk en eer zal men krijgen, zij het hemelse of menselijke.

Het is niet passend voor iemand die hemelse wedergeboorte wenst, dat hij daarom smeekt, er behagen in schept of er hevig naar verlangt. Om hemelse wedergeboorte te verkrijgen moet men het er naar toe leidende pad begaan. Wanneer men over dat er naar toe leidende pad gaat, zal men hemelse wedergeboorte bereiken. Een leven in de hemelse werelden zal hem ten deel vallen.

Wie een lang leven wenst, schoonheid, wie naar eer en roem begeert en ernaar streeft, en ook wie naar hemels geluk en hoge stand streeft, wie voor zich zulke hoge goederen verlangt, hem geven wijzen deze goede raad: men moet zich met ernstig streven oefenen in goede werken en in edele daden. Als men zo als een wijs man serieus streeft, zal men tweevoudig heil voor zich verwerven: in deze wereld en ook in het toekomstige bestaan. Wie zo op zijn heil bedacht is, hem noemt men een wijze man.” [A.V.43]

 

10. Verkeerde meningen over wilsacties en de gevolgen ervan

 

Een verkeerde mening over wilsacties is de mening over collectieve, nationale of religieuze wilsacties en collectieve gevolgen ervan. Iets dergelijks bestaat niet. Vaak echter gebeurt het dat mensen samen in een groep eenzelfde soort actie uitvoeren of dezelfde soort gedachten hebben. Zij beïnvloeden elkaar, worden eng met elkaar betrokken. Zo'n massale handel- of denkwijze kan als gevolg hebben dat die personen een of meer levens in elkaars gezelschap vertoeven of dat zij dezelfde ervaringen meemaken. Een 'collectieve wilsactie’ is alleen maar een verzameling van de individuele wilsacties, juist zoals een menigte alleen maar een verzameling is van individuen.

 

Door de Verhevene werden drie andere verkeerde meningen over wilsacties genoemd. “Er zijn drie bronnen van verkeerde meningen. Zulke meningen worden opgegeven door wijze mensen. Die drie bronnen van verkeerde meningen zijn gebaseerd op het ontkennen van de wet van wilsacties en morele gevolgen. Die verkeerde meningen zijn de volgende:

 

1. Er zijn personen die geloven dat alles het resultaat is van daden uit voorgaande levens.

2. Er zijn anderen die geloven dat alles het resultaat is van een schepping door een Opperste Heerser.

3. Er zijn weer anderen die geloven dat alles ontstaat zonder reden of zonder oorzaak.”

 

“Maar dan zou men, als men een moordenaar, een dief, een echtbreker e.d. wordt, niet verantwoordelijk zijn voor slechte daden, indien dat te wijten was aan vroegere acties, of als dat geschapen was door een Opperste Heerser, of als dat zo maar gebeurde, zonder oorzaak of reden.” [A.III.62]

 

Omdat de volgorde van morele resultaten niet vaststaat, zijn er meerdere meningen over wilsacties en de resultaten ervan. Soms meent men dat een goede daad gevolgd wordt door een niet goed resultaat. Men spreekt bijvoorbeeld iemand vriendelijk toe en men wordt onvriendelijk beantwoord. Of men is steeds vrijgevig en wordt dan toch bestolen. Men zou dan kunnen menen dat er wilsacties zijn met goede bedoelingen en met een slecht moreel gevolg. Zo'n mening is evenwel verkeerd. Over ons gedrag en de morele gevolgen is er maar één juiste opvatting. Als men onheilzame wilsacties verricht, zal het gevolg ervan onheilzaam zijn. En als men heilzame wilsacties doet, zal het gevolg ervan heilzaam zijn. Maar wanneer het ene resultaat komt en wanneer het andere, dat is niet bekend. Zo kan iemand na zijn dood in een gelukkige bestemming terecht komen, hoewel hij een onheilzame daad heeft gedaan. De reden daarvoor is misschien dat die persoon vóór of na zijn onheilzame daad een heilzame daad verrichtte. Of hij had juist inzicht op het ogenblik van zijn dood. Het resultaat van een wilsactie zal men ondervinden in dit leven, of in het volgende leven, of in een toekomstig bestaan. Hoewel het ene resultaat zich kan dringen vóór het andere, kan men de morele gevolgen niet ontkomen. Zo kan een deugdzaam en goed persoon een lage geboorte krijgen door de kracht van vroegere onheilzame wilsacties. Maar vroeg of laat zullen de goede wilsacties die door hem zijn begaan, vruchten dragen. Zij hoeven maar een kans te krijgen.

Dit is goed uitgelegd in de volgende leerrede: De grote uiteenzetting over wilsacties.

 

11. De grote uiteenzetting over wilsacties

 

Wanneer men een wilsactie met lichaam, taal of geest heeft begaan waarvan het resultaat als aangenaam gevoeld moet worden, dan voelt men iets aangenaams. Wanneer men een wilsactie met lichaam, taal of geest heeft begaan waarvan het resultaat als pijnlijk gevoeld moet worden, dan voelt men iets pijnlijks. Wanneer men een wilsactie met lichaam, taal of geest heeft begaan waarvan het resultaat als noch pijnlijk noch aangenaam gevoeld moet worden, dan voelt men iets dat noch pijnlijk noch aangenaam is.’

 

Er zijn vier soorten van personen die men in de wereld kan vinden:

 

(1) Een persoon doodt levende wezens, neemt wat niet gegeven werd, gedraagt zich verkeerd bij zin-genot, spreekt de onwaarheid, spreekt hatelijk, uit grove woorden, kletst; hij is hebzuchtig, heeft een geest vol kwaadwil, en heeft verkeerde meningen. Na de dood wordt die persoon wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, ja zelfs in de hel.

 

(2) Een andere persoon doodt levende wezens, neemt wat niet gegeven werd, gedraagt zich verkeerd bij zin-genot, spreekt de onwaarheid, spreekt hatelijk, uit grove woorden, kletst; hij is hebzuchtig, heeft een geest vol kwaadwil, en heeft verkeerde meningen. Na de dood wordt die persoon wedergeboren op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemel.

 

(3) Een andere persoon onthoudt zich ervan levende wezens te doden, onthoudt zich ervan te nemen wat niet gegeven werd, onthoudt zich van verkeerd gedrag bij zin-genot, onthoudt zich van het spreken van de onwaarheid, van hatelijk spreken, van het uiten van grove woorden, van kletsen; hij is niet hebzuchtig, heeft een geest zonder kwaadwil, en heeft juiste meningen. Na de dood wordt die persoon wedergeboren op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemel.

 

(4) Nog een andere persoon onthoudt zich ervan levende wezens te doden, onthoudt zich ervan te nemen wat niet gegeven werd, onthoudt zich van verkeerd gedrag bij zin-genot, onthoudt zich van het spreken van de onwaarheid, van hatelijk spreken, van het uiten van grove woorden, van kletsen; hij is niet hebzuchtig, heeft een geest zonder kwaadwil, en heeft juiste meningen. Na de dood wordt die persoon wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, ja zelfs in de hel.

 

Daar krijgt de een of andere monnik of brahmaan zo’n concentratie van het hart dat hij met het hemelse oog die persoon sub 1 hier ziet. En hij ziet dat die persoon na de dood wedergeboren is in omstandigheden die vol ontberingen zijn. Op grond daarvan zegt hij: ‘Inderdaad, er zijn slechte daden, er is een resultaat van verkeerd gedrag.’ En hij zegt: ‘Na de dood wordt iedereen die zich gedraagt zoals die persoon sub 1, wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel.’ Zo blijft hij stoer bij datgene wat hijzelf meent te weten op grond van wat hij met het hemelse oog heeft gezien. En hij blijft erbij dat alleen dit waar is en dat al het andere verkeerd is.

 

Ananda, daar krijgt de een of andere monnik of brahmaan zo’n concentratie van het hart dat hij met het hemelse oog die persoon sub 2 hier ziet. En hij ziet dat die persoon na de dood op een gelukkige bestemming is wedergeboren. Op grond daarvan zegt hij: ‘Inderdaad, er zijn geen slechte daden, er is geen resultaat voor verkeerd gedrag. Iedereen die zich gedraagt zoals die persoon sub 2 wordt na de dood op een gelukkige bestemming wedergeboren.’ Zo blijft hij stoer bij datgene wat hijzelf meent te weten op grond van wat hij met het hemelse oog heeft gezien. En hij blijft erbij dat alleen dit waar is en dat al het andere verkeerd is.

 

Ananda, daar krijgt de een of andere monnik of brahmaan zo’n concentratie van het hart dat hij met het hemelse oog die persoon sub 3 hier ziet. En hij ziet dat die persoon na de dood wedergeboren is op een gelukkige bestemming. Op grond daarvan zegt hij: ‘Inderdaad, er zijn goede daden, er is een resultaat van goede daden. En hij zegt: ‘Na de dood wordt iedereen die zich gedraagt zoals die persoon sub 3, wedergeboren op een gelukkige bestemming.’ Zo blijft hij stoer bij datgene wat hijzelf meent te weten op grond van wat hij met het hemelse oog heeft gezien. En hij blijft erbij dat alleen dit waar is en dat al het andere verkeerd is.

 

Maar Ananda, daar krijgt de een of andere monnik of brahmaan zo’n concentratie van het hart dat hij met het hemelse oog die persoon sub 4 hier ziet. En hij ziet dat die persoon na de dood wedergeboren is in omstandigheden die vol ontberingen zijn. Op grond daarvan zegt hij: ‘Inderdaad, er zijn geen goede daden, er is geen resultaat van goede daden.’ En hij zegt: ‘Na de dood wordt iedereen die zich gedraagt als die persoon sub 4, wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn.’ Zo blijft hij stoer bij datgene wat hijzelf meent te weten op grond van wat hij met het hemelse oog gezien heeft. En hij blijft erbij dat alleen dit waar is en dat al het andere verkeerd is.

 

Ananda, wanneer een monnik of brahmaan zegt dat er slechte daden zijn en dat er een resultaat van verkeerd gedrag is, dan ben ik het daarin met hem eens.

Ananda, wanneer een monnik of brahmaan zegt: ‘Inderdaad, er zijn goede daden, er is een resultaat van goed gedrag,’ dan ben ik het daarin met hem eens.

Ananda, wanneer iemand stoer blijft bij datgene wat hij zelf meent te weten en erbij blijft dat alleen dit waar is en dat al het andere verkeerd is, dan ben ik het daarin niet met hem eens. En wel omdat het weten van een Tathagata over de grote uiteenzetting van de daden iets anders zegt.

 

Ananda, wat die persoon [sub 1] betreft die levende wezens doodt, neemt wat niet gegeven werd, zich verkeerd gedraagt bij zin-genot, die de onwaarheid spreekt, hatelijk spreekt, grove woorden uit, kletst; die hebzuchtig is, die een geest vol kwaadwil heeft en die verkeerde meningen heeft, en die na de dood wedergeboren wordt in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel: ofwel heeft die persoon vroeger een kwade daad verricht, die als pijnlijk gevoeld moet worden, ofwel heeft die persoon later een kwade daad verricht die als pijnlijk gevoeld moet worden, of die persoon heeft op het tijdstip van de dood verkeerde visie gekregen en aangenomen. Op grond daarvan is die persoon na de dood wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel. En omdat die persoon hier levende wezens heeft gedood, heeft genomen wat niet werd gegeven, zich verkeerd heeft gedragen bij zin-genot, de onwaarheid heeft gesproken, hatelijk heeft gesproken, grove woorden heeft geuit, gekletst heeft; omdat die persoon hebzuchtig is geweest, een geest vol kwaadwil heeft gehad, en verkeerde meningen heeft gehad, daarom zal die persoon het resultaat ervan ofwel hier en nu ondervinden ofwel in de volgende geboorte of in een van de volgende levens.

 

Ananda, wat die persoon [sub 2] betreft die levende wezens doodt, neemt wat niet gegeven werd, zich verkeerd gedraagt bij zin-genot, die de onwaarheid spreekt, hatelijk spreekt, grove woorden uit, kletst; die hebzuchtig is, die een geest vol kwaadwil heeft en die verkeerde meningen heeft, en die na de dood wedergeboren is op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld: ofwel heeft die persoon vroeger een goede daad verricht, die als aangenaam gevoeld moet worden, ofwel heeft die persoon later een goede daad verricht die als aangenaam gevoeld moet worden, of die persoon heeft op het tijdstip van de dood juiste visie gekregen en aangenomen. Op grond daarvan is die persoon na de dood wedergeboren op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld. Maar omdat die persoon hier levende wezens heeft gedood, heeft genomen wat niet werd gegeven, zich verkeerd heeft gedragen bij zin-genot, de onwaarheid heeft gesproken, hatelijk heeft gesproken, grove woorden heeft geuit, gekletst heeft; omdat die persoon hebzuchtig is geweest, een geest vol kwaadwil heeft gehad, en verkeerde meningen heeft gehad, daarom zal die persoon het resultaat ervan ofwel hier en nu ondervinden of in de volgende geboorte of in een van de volgende levens. [M.136]

 

Ananda, wat die persoon [sub 3] betreft die zich ervan onthield levende wezens te doden, die zich ervan onthield te nemen wat niet werd gegeven, die zich onthield van verkeerd gedrag bij zinsgenot, die zich onthield van verkeerd spreken, van hatelijk spreken, van het uiten van grove woorden, van kletsen; die niet hebzuchtig is, die een geest zonder kwaadwil heeft en die juiste meningen heeft, en die na de dood wedergeboren is op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld: ofwel heeft die persoon vroeger een goede daad verricht, die als aangenaam gevoeld moet worden, ofwel heeft die persoon later een goede daad verricht die als aangenaam gevoeld moet worden, of die persoon heeft op het tijdstip van de dood juiste visie gekregen en aangenomen. Op grond daarvan is die persoon na de dood wedergeboren op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld. En omdat die persoon zich hier ervan onthouden heeft levende wezens te doden, zich ervan onthouden heeft te nemen wat niet werd gegeven, zich onthouden heeft van verkeerd gedrag bij zinsgenot, zich onthouden heeft van verkeerd spreken, van hatelijk spreken, van grove woorden, van geklets; omdat die persoon niet hebzuchtig is geweest, een geest zonder kwaadwil heeft gehad, en juiste meningen heeft gehad, daarom zal die persoon het resultaat ervan ofwel hier en nu ondervinden ofwel in de volgende geboorte of in een van de volgende levens. [M.136]

 

Ananda, wat die persoon [sub 4] betreft die zich ervan onthoudt levende wezens te doden, die zich ervan onthoudt te nemen wat niet werd gegeven, die zich onthoudt van verkeerd gedrag bij zin-genot, die zich onthoudt van verkeerd spreken, van hatelijk spreken, van het uiten van grove woorden, van kletsen; die niet hebzuchtig is, die een geest zonder kwaadwil heeft en die juiste meningen heeft, en die na de dood wedergeboren is in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel: ofwel heeft die persoon vroeger een kwade daad verricht, die als pijnlijk gevoeld moet worden, ofwel heeft die persoon later een kwade daad verricht die als pijnlijk gevoeld moet worden, of die persoon heeft op het tijdstip van de dood verkeerde visie gekregen en aangenomen. Op grond daarvan is die persoon na de dood wedergeboren in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel. Maar omdat die persoon zich hier ervan onthouden heeft levende wezens te doden, zich ervan onthouden heeft te nemen wat niet werd gegeven, zich onthouden heeft van verkeerd gedrag bij zinsgenot, zich onthouden heeft van verkeerd spreken, van hatelijk spreken, van grove woorden, van geklets; omdat die persoon niet hebzuchtig is geweest, een geest zonder kwaadwil heeft gehad, en juiste meningen heeft gehad, daarom zal die persoon het resultaat ervan ofwel hier en nu ondervinden of in de volgende geboorte of in een van de volgende levens.

 

Ananda, zo zijn er daden die niet in staat zijn om tot goede resultaten te leiden, en die niet in staat ertoe schijnen te zijn. Er zijn daden die niet in staat zijn om tot goede resultaten te leiden, en die in staat ertoe schijnen te zijn. Er zijn daden die in staat zijn om tot goede resultaten te leiden, en die in staat ertoe schijnen te zijn. En er zijn daden die in staat zijn om tot goede resultaten te leiden en die niet in staat ertoe schijnen te zijn.”

 

Dit is wat de Verhevene zei. De eerwaarde Ananda was tevreden en verheugd over de woorden van de Verhevene. [M.136]

 

12. Niet elke wilsactie heeft eenzelfde moreel resultaat

 

Zoals in De grote uiteenzetting over wilsacties door de Boeddha is uitgelegd, heeft niet elke wilsactie eenzelfde moreel gevolg. De Boeddha zei hierover: “Als iemand zou zeggen dat een persoon een daad verricht en dienovereenkomstig zal boeten ervoor, als dat zo was, dan zou het nutteloos zijn om een leven in heiligheid te leiden. Er zou dan geen gelegenheid zijn om een einde aan lijden te maken. Maar als iemand zou zeggen dat een persoon een daad verricht en dienovereenkomstig verdient ervoor te lijden, als dat zo was, dan zou een leven in heiligheid nut hebben. Er zou dan wel een gelegenheid zijn om een einde aan lijden te maken.” [A.III.101]

 

“Iemand heeft een klein vergrijp begaan, en dit brengt hem in de hel. Iemand anders heeft een soortgelijk klein vergrijp begaan, maar dat heeft reeds in dit leven resultaat. En in een toekomstig bestaan is er geen enkele uitwerking meer van die daad.

De mens die een klein vergrijp heeft begaan en daardoor in de hel terecht komt, is iemand die geen inzicht heeft in het lichaam, die de deugdzaamheid niet ontplooit, die zijn geest en wijsheid niet ontwikkelt, die beperkt van geest is en die zelfs ten gevolge van kleinigheden te lijden heeft. Zo’n mens kan zelfs door een klein vergrijp in de hel terecht komen.

En de mens die een soortgelijk klein vergrijp begaat, dat reeds in dit leven resultaat heeft en bij wie in een toekomstig bestaan geen enkele uitwerking meer van die daad zich kenbaar maakt – hij is iemand die het inzicht in het lichaam en de deugdzaamheid heeft ontplooid, die zijn geest en wijsheid heeft ontwikkeld, die niet beperkt van geest is, die een groot karakter heeft, en die niet begrensd is door de hartstochten. Bij zo'n mens heeft die wilsactie reeds in dit leven resultaat. En in een toekomstig bestaan is er geen enkele uitwerking meer van die daad.” (A.III.101]

 

Met andere woorden, de morele gevolgen van een wilsactie zijn niet steeds en niet voor ieder gelijk. Zij zijn onder andere afhankelijk van de graad waarin wij willen.

Ook hangt de werking van het resultaat af van de hoeveelheid verdienste die men in de loop van vele levens heeft verworven. Als men veel verdienste heeft en men doet een onheilzame actie, dan kan het onheilzame in het niet vallen tegen de grote verdienste. Die verdienste werkt dan als bescherming. De Boeddha gebruikte hier sprekende voorbeelden: “Als men een hoeveelheid zout in een kopje water doet, dan wordt dat water zout en ondrinkbaar. En wel omdat de hoeveelheid water maar gering is. Als dezelfde hoeveelheid zout in een grote rivier gegooid wordt, dan wordt het water van die rivier niet zout en ondrinkbaar. En waarom niet? - Omdat de hoeveelheid water groot is. Hetzelfde is ook met het volgende. Als iemand een kleine boete moet betalen, is dat bezwaarlijk voor een arm mens, zonder bezittingen. Maar voor een rijk mens is het geen bezwaar. De eerste zal daarom in de gevangenis terecht komen, de laatste zal de boete betalen en verder vrij zijn.” [A.III.101]

Zo kan een wilsactie soms veel en soms weinig resultaat hebben, al naargelang de graad van verdienste.

 

13. Kamma bepaalt de geboorte

 

Dagelijks placht een monnik die een Arahant was het huis te bezoeken van een edelsteenslijper wiens vrouw aalmoezen voor de monnik klaarmaakte. Op een dag was de steenslijper niet aanwezig en een vogel at in bijzijn van die monnik een robijn. De steenslijper vond de robijn niet. Hij vroeg aan de monnik of die de robijn had. Deze ontkende. De steenslijper verdacht de monnik echter en meedogenloos kwelde hij hem. Bloed kwam uit het lichaam van de monnik. De vogel kwam het bloed drinken. De steenslijper sloeg de vogel dood. De monnik vertelde toen wat er gebeurd was. De steenslijper opende de maag van de vogel, vond de edelsteen en smeekte om vergiffenis. Op verzoek van de monniken legde de Boeddha uit dat wilsacties de geboorte bepalen. De steenslijper werd na zijn dood wedergeboren in de hel. De arahant ging heen in Nibbana.

“Sommigen worden geboren in een moederschoot. Mensen die kwaad doen worden geboren in staten van ellende. Degenen met goed gedrag gaan naar gelukzalige staten. Degenen zonder smetten gaan heen in Nibbana.” [Dhp. 126 (IX.10)]

 

14. De leerrede over de verschoppeling

 

Eens vertoefde de Verhevene te Sāvatthī in het Jetavana-klooster van Anāthapindika. De Verhevene had zich ’s-morgens aangekleed, nam nap en (buiten)gewaad en begaf zich naar Sāvatthī om er voedsel te vergaren. In het huis van de brahmaan Aggika-Bhāradvāja brandde toen het offervuur: een offergave werd gebracht. De Verhevene die te Sāvatthī van huis tot huis ging op zijn ronde voor voedsel, kwam zo ook bij het huis van de brahmaan Aggika-Bhāradvāja. Deze zag de Verhevene van verre naderbij komen en riep hem toe: “Jij daar, kale, blijf daar. Ellendige asceet, blijf daar. Jij ellendige verschoppeling, blijf staan.” Na deze woorden sprak de Verhevene tot de brahmaan Aggika-Bhāradvāja: “Brahmaan, ken jij dan de verschoppeling of de dingen die iemand tot een verschoppeling maken?” - “Heer Gotama, ik ken de verschoppeling niet, noch de dingen die iemand tot verschoppeling maken. Het zou goed zijn als de Heer Gotama mij deze zaak zó toonde dat ik de verschoppeling leer kennen of de dingen die iemand tot verschoppeling maken.” - “Brahmaan, dan luister, let goed op. Ik zal spreken.” - “Jawel, Heer,” gaf de brahmaan Aggika-Bhāradvāja ten antwoord.

De Verhevene sprak aldus:

 

“Iemand die toornig is, vol haat, boosaardig, een lasteraar, met slechte bedoelingen, huichelachtig, ken hem als verschoppeling.

 

Iemand die hier levende wezens, hetzij dieren of vogels, letsel toebrengt, wie voor levende wezens geen medelijden heeft, ken hem als verschoppeling.

 

Wie dorpen en steden belegert en verwoest, wie berucht is als tiran, ken hem als verschoppeling.

 

Wie, hetzij in het dorp of in het bos, door diefstal neemt wat niet gegeven is, ken hem als verschoppeling.

 

Wie schulden maakt en na aanmaning dan loochent met de woorden: 'Ik ben je niets schuldig', ken hem als verschoppeling.

 

Wie een kleinigheid begeert en dan iemand overvalt op de weg, hem doodt en de kleinigheid neemt, ken hem als verschoppeling.

 

Wie voor eigen heil, voor dat van anderen of omwille van geld valse getuigenis aflegt, wanneer hij als getuige gevraagd is, ken hem als verschoppeling.

 

Wie met vrouwen van verwanten of van vrienden echtbreuk pleegt, met geweld of met haar toestemming, ken hem als verschoppeling.

 

Wie zijn ouders, wanneer zij oud en bejaard zijn, niet ondersteunt hoewel hij daartoe in staat is, ken hem als verschoppeling.

 

Wie zijn moeder of vader, broer, zuster of schoonmoeder slaat of met woorden krenkt, ken hem als verschoppeling.

 

Wie het onheilzame aanbeveelt wanneer hem naar het heilzame gevraagd wordt, wie onduidelijke raad geeft, ken hem als verschoppeling.

 

Wie een slechte daad begaat en dan wenst: 'Dat men het niet van mij te weten komt,' wie in het geheim kwaad doet, ken hem als verschoppeling.

 

Wie bij een ander op bezoek gaat en er de maaltijd nuttigt, maar de gast niet eert door hem, wanneer hij een tegenbezoek brengt, een maaltijd aan te bieden, ken hem als verschoppeling.

 

Wie een priester of asceet, wanneer het tijd is voor het eten, met woorden krenkt en hem niets geeft, ken hem als verschoppeling.

 

Wie vol verblinding vertelt wat niet gebeurd is, omdat hij naar gering voordeel verlangt, ken hem als verschoppeling.

 

Wie zichzelf roemt en anderen geringschat, wie zich door een dergelijke hoogmoed zelf vernederd heeft, ken hem als verschoppeling.

 

Wie twistziek is, gierig en vol slechte wensen, hebzuchtig en vol valsheid, zonder schaamte en onbescheiden, ken hem als verschoppeling.

 

Wie smalend spreekt over de Boeddha of zijn discipel, hetzij monnik of leek, ken hem als verschoppeling.

 

Maar wie zich als heilige uitgeeft zonder heilige te zijn, wie aldus een dief is in de wereld inclusief Brahmā, ken hem als de laagste verschoppeling.

 

Zij zijn het die 'verschoppeling' heten; Ik heb ze u nu verkondigd.

 

Niet door geboorte is men een verschoppeling, niet door geboorte is men een brahmaan. Maar door zijn daad is men een verschoppeling, door zijn daad is men een brahmaan.

 

Ook hieruit is het te begrijpen; Ik geef u een voorbeeld. Sopaka was de zoon van een verschoppeling, een Candāla, die als Mātanga algemeen bekend was. Deze Mātanga had de hoogste roem bereikt welke zeer moeilijk te verkrijgen is. Veel edelen en ook brahmanen kwamen bij hem hun opwachting maken. Hij had de weg van de goden beklommen, het smetteloze hoge pad. Na begeerte en zin-genot te hebben opgegeven, is hij naar de Brahma-wereld gegaan. Zijn afkomst hield hem niet ervan af in de Brahma-wereld herboren te worden.

 

Er zijn brahmanen, geboren in een familie van geleerden, die met de Vedas goed vertrouwd zijn. Ook hen kan men vaak met slecht gedrag zien. In dit leven reeds worden zij berispt, en in het volgende gaan zij naar de lagere wereld. Hun afkomst hield hen niet af van die lagere weg of van berisping.

 

Niet door geboorte is men een verschoppeling, niet door geboorte is men een brahmaan. Maar door zijn daad is men een verschoppeling, door zijn daad is men een brahmaan.” [Sn.I.7, vv 116-142]

 

15. Twee soorten resultaat

 

Voor iemand met verborgen handelingswijze is een van beide resultaten te verwachten: hel of dierenwereld. Voor iemand met open handelingswijze is een van beide resultaten te verwachten: godenwereld of mensenwereld. Voor iemand met verkeerde opvatting is een van beide resultaten te verwachten: hel of dierrijk. Voor iemand met juist inzicht is een van beide resultaten te verwachten: godenwereld of mensenwereld. In de hel of in het dierenrijk komt de zedeloze. In de godenwereld of in de wereld van de mensen komt degene met reine zeden. [A.II.27-30]

 

Er zijn vier slechte wegen, namelijk de weg van begeerte, van haat, van angst en van onwetendheid. Wie uit begeerte, haat, angst en illusie van het juiste pad afwijkt, diens aanzien wordt kleiner.

Er zijn vier goede wegen, namelijk de weg van onbaatzuchtigheid, van haatloosheid, van niet verblind zijn en van vreesloosheid. Wie vrij van begeerte, vrij van haat, vrij van angst en vrij van waan niet van het juiste pad afwijkt, diens aanzien neemt toe. [A.IV.17-19]

 

Er zijn vier soorten van personen: Degene (arm of rijk) die zich slecht gedraagt, wordt in een lagere sfeer van bestaan wedergeboren. Degene (arm of rijk), die zich goed gedraagt, wordt in een hogere sfeer wedergeboren, in de hemel. [S.3.21]

 

16. Zelf is men verantwoordelijk

 

Een devote leek luisterde de hele nacht naar de leer. 's Morgens waste hij zijn gelaat in een vijver. Een dief werd toen achtervolgd en hij gooide zijn gestolen goederen dicht bij de devote leek en vluchtte weg. De mensen dachten dat de onschuldige man de dief was en sloegen hem dood. De Boeddha legde uit dat die leek wel onschuldig was maar dat hij zo'n tragische dood ondervond ten gevolge van een vroegere slechte wilsactie. Die leek had namelijk in een vroeger leven iemand anders gedood. Daarna sprak de Boeddha over zelfverantwoordelijkheid.

“Door iemand zelf is het kwaad gedaan; het is zelf veroorzaakt. Kwaad slijpt de onwijze mens net zoals een diamant een harde edelsteen slijpt.” [Dhp. 161 (XII.5)]

 

Goede daden hebben goede gevolgen; slechte daden hebben slechte gevolgen. Wilsacties in daad, woord en gedachten zijn ons eigendom; de gevolgen ervan nemen we mee naar een volgend bestaan. Daarom moet men goede werken doen als voorraad voor een toekomstig bestaan. Verdienstelijke werken worden in de andere wereld een vaste basis voor de levende wezens. [S.3.20; zie ook S.3.22]

 

17. Licht en duisternis

 

Vier soorten mensen zijn er in de wereld, namelijk iemand die van duisternis naar duisternis zich haast; iemand die van duisternis naar licht zich haast; iemand die van licht naar duisternis zich haast; iemand die van licht naar licht zich haast.

 

Wie haast zich van duisternis naar duisternis? – Iemand wordt in een lage kaste wedergeboren, onder de verschoppelingen of in de lagere kasten van bijvoorbeeld mandenvlechters en schoonmakers. Hij wordt wedergeboren in een familie die arm is, die gebrek heeft aan eten en drinken, die met moeite zich in leven kan houden. Daarbij is hij lelijk en onaanzienlijk, of hij is kreupel, ziek, blind, of lam. Hij heeft geen deel aan goed eten en drinken, aan voertuig, bloemen, parfums, slaapplaats, woning en verlichting. En hij leidt een slechte levenswandel in daden, woorden en gedachten. Vanwege dat slechte gedrag komt hij na de dood in een lagere wereld, in de afgronden van bestaan, in de hel.

 

Wie haast zich van duisternis naar licht? – Iemand wordt in een lage kaste wedergeboren, onder de verschoppelingen of in de lagere kasten van bijvoorbeeld mandenvlechters en schoonmakers. Hij wordt wedergeboren in een familie die arm is, die gebrek heeft aan eten en drinken, die met moeite zich in leven kan houden. Daarbij is hij lelijk en onaanzienlijk, of hij is kreupel, ziek, blind, of lam. Hij heeft geen deel aan goed eten en drinken, aan voertuig, bloemen, parfums, slaapplaats, woning en verlichting. Maar hij leidt een goede levenswandel in daden, woorden en gedachten. Vanwege dat goede gedrag komt hij na de dood in een goede sfeer van bestaan, in een hemelse wereld.

 

Wie haast zich van licht naar duisternis? – Iemand wordt in een voorname familie wedergeboren, in een machtige familie van adel of in een machtige brahmanen-familie. Of hij wordt wedergeboren in een machtige burgerfamilie, een rijke, met veel goederen, heel vermogend. Hij ziet er goed uit, met een imponerende figuur, begiftigd met schoonheid. Hij heeft eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, parfums, bed en verlichting. Maar hij leidt een slechte levenswandel in daden, woorden en gedachten. Vanwege dat slechte gedrag komt hij na de dood in de lagere sferen van bestaan, in de hel.

 

Wie haast zich van licht naar licht? – Iemand wordt in een voorname familie wedergeboren, in een machtige familie van adel of in een machtige brahmanen-familie. Of hij wordt wedergeboren in een machtige burgerfamilie, een rijke, met veel goederen, heel vermogend. Hij ziet er goed uit, met een imponerende figuur, begiftigd met schoonheid. Hij heeft eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, parfums, bed en verlichting. En hij leidt een goede levenswandel in daden, woorden en gedachten. Vanwege dat goede gedrag komt hij na de dood in een goede sfeer van bestaan, in een hemelse wereld. [A.IV.85]

 

Kortom: als men een slechte levenswandel leidt in daden, woorden en gedachten, vanwege dat slechte gedrag komt men na de dood in een lagere wereld, in de afgronden van bestaan, in de hel.

Als men een goede levenswandel leidt in daden, woorden en gedachten, vanwege dat goede gedrag komt men na de dood in een goede sfeer van bestaan, in een hemelse wereld.

 

18. Donkere daden en heldere daden

 

Een andere leerrede over gedrag met donker resultaat en met licht resultaat is de volgende.

 

Te Haliddavasana in het land Koliya. Twee naakte asceten, Punna en Seniya, gedroegen zich als dieren. De een deed een os na; de ander een hond. Gevraagd werd aan de Boeddha waar zij wedergeboren zouden worden. De Verhevene gaf de volgende antwoorden.

“Iemand die als een hond leeft, wordt na de dood wedergeboren in het gezelschap van honden. En als hij van mening was dat hij door deze ascese in een hemelse wereld wedergeboren zou worden, dan is dat een verkeerde mening. Hij kan dan na de dood in het gezelschap van honden wedergeboren worden of in de hel.

Iemand die als een os leeft, verschijnt na de dood in het gezelschap van ossen. En als hij van mening was dat hij door die ascese in een hemelse wereld wedergeboren zou worden, dan is dat een verkeerde mening. Hij kan dan na de dood in de dierenwereld wedergeboren worden of in de hel.”

Seniya en Punna, de naakte asceten, sprongen op en begonnen te huilen omdat zij die honden-oefening en ossen-oefening lang in praktijk hadden gebracht. Zij vroegen aan de Boeddha hen in de Dhamma te onderwijzen zodat zij hun honden- en ossen-oefening konden opgeven.

De Boeddha sprak toen met hen over vier soorten daden en vier soorten resultaten ervan.

1) donkere daad met donker resultaat;

2) heldere daad met helder resultaat;

3) donkere/heldere daad met donker/helder resultaat;

4) noch donkere noch heldere daad met noch donker noch zwart resultaat. Die daad leidt naar vernietiging van handelen.

 

(1) “Wat is donkere daad met donker resultaat? – Men verricht een leed brengende daad met lichaam, taal of geest. Daarna wordt men wedergeboren in een leed brengende wereld.7 Daar komt men in contact met leed brengende dingen. Men heeft leed brengende gevoelens, uiterst pijnlijk, zoals in het geval van wezens in de hel. Zo gebeurt de wedergeboorte van iemand op grond van de daden die men verricht heeft. De wezens zijn de erfgenamen van hun daden. Dit noemt men donkere daad met donker resultaat.

 

(2) Wat is heldere daad met helder resultaat? - Men verricht een niet leed brengende daad met lichaam, taal of geest. Daarna verschijnt men na de dood in een niet leed brengende wereld. Daar komt men in contact met niet leed brengende dingen. Daardoor heeft men niet leed brengende gevoelens, uiterst aangenaam, zoals in het geval van de goden met stralende heerlijkheid. Zo gebeurt de wedergeboorte van iemand op grond van de daden die men verricht heeft. De wezens zijn de erfgenamen van hun daden. Dit noemt men heldere daad met helder resultaat.

 

(3) Wat is donkere en heldere daad met donker en helder resultaat? - Men verricht een daad met lichaam, taal of geest welke daad zowel leed als niet leed brengt. Daarna verschijnt men na de dood in een wereld die zowel leed als niet leed brengt. Daar komt men in contact met dingen die zowel leed als niet leed brengen. Daardoor heeft men gevoelens die zowel leed als niet leed brengen, geluk en pijn gemengd, zoals in het geval van de mensen en enige wezens in de lagere werelden. Zo gebeurt de wedergeboorte van iemand op grond van de daden die men verricht heeft. De wezens zijn de erfgenamen van hun daden. Dit noemt men donkere en heldere daad met donker en helder resultaat.

 

(4) En wat is een daad die noch donker noch helder is, met noch donker noch helder resultaat, welke daad naar de vernietiging van handelen leidt? - De wil om de daden sub 1, 2 en 3 te overwinnen, dat is een daad die niet donker noch helder is, die geen donker en geen helder resultaat heeft; dat is een handeling die leidt naar de vernietiging van handelen.

Dit zijn de vier soorten van handelen.” [M.57]

 

19. Het kwaad verteert de boosdoener

 

De volmaakte heilige Moggallana zag een peta in de gedaante van een grote slang, helemaal in brand. De Boeddha vertelde dat dit was vanwege de kwade daden van die peta. In de tijd van de Boeddha Kassapa was die peta een dief en wreed mens die herhaaldelijk het huis van een rijke man in brand stak. Ook stak hij het klooster in brand dat die rijke man aan de Sangha geschonken had.

“Als een dwaas verkeerde daden verricht, beseft hij niet de kwade aard ervan. Door zijn eigen daden wordt de domme man gekweld, zoals iemand die verbrand wordt.” [Dhp. 136 (X.6)]

 

20. Corrupte monniken lijden

 

De eerwaarde Moggallana zag vijf petas die leken op een skelet, geheel in brand. De Boeddha legde uit dat die petas in een vroeger leven monniken waren geweest met een slechte levenswijze.

“Velen met een geel gewaad hebben een slecht karakter en zijn onbeheerst in gedachten, woorden en daden. Kwaaddoeners worden ten gevolge van hun slechte daden wedergeboren in een staat van ellende.” [Dhp. 307 (XXII.2)]

 

21. Boosdoeners lijden hier en hierna

 

Een slachter voorzag in zijn levensonderhoud door op wrede manier varkens te slachten. Op het einde van zijn leven leed hij erg veel. Voor zijn dood kroop hij over de grond en uitte geluiden als een varken. Hij leed geestelijk en lichamelijk veel pijn. Na zijn dood werd hij wedergeboren in een staat van ellende.

“Degene die kwaad doet, treurt hier en later. Hij treurt omdat hij de onzuiverheid van zijn eigen daden waarneemt.” [Dhp. 15 (1.10)]

 

22. De dwaas en de wijze

 

Te Savatthi in het Jetavana klooster sprak de Verhevene tot de bhikkhus over de dwaas en over de wijze.

 

“Bhikkhus, er zijn drie kentekenen van een dwaas, drie attributen. Een dwaas is iemand die slechte gedachten denkt, slechte woorden spreekt en slechte daden verricht.”

 

“Een dwaas voelt pijn en droefenis hier en nu op drie manieren. Wanneer een dwaas iemand is die levende wezens, doodt, die steelt, die zich verkeerd gedraagt bij (seksueel) zin-genot, die liegt, en die zich overgeeft aan wijn, jenever en bedwelmende middelen die de basis zijn voor achteloosheid, en hij heeft dan plaats genomen in een bijeenkomst, of hij zit aan de rand van de straat of op een openbaar plein, en de mensen daar discussiëren over bepaalde pijnlijke aangelegenheden, dan denkt de dwaas: ‘Deze mensen discussiëren over bepaalde pijnlijke aangelegenheden. Die dingen zijn in mij te vinden, en men ziet dat ik me ermee bezig houdt.’ Dat is de eerste manier van pijn en droefenis die een dwaas hier en nu voelt.”

 

“Verder, wanneer een betrapte dief gepakt wordt, ziet een dwaas hoe koningen hem op vele manieren laten folteren. Dan denkt de dwaas dat koningen wegens slechte handelingen als deze een betrapte dief, als hij gepakt wordt, op veel manieren laten folteren. Die dingen zijn in mij te vinden, en men ziet dat ik daarmee te maken heb.’ Dat is de tweede manier van pijn en droefenis die een dwaas hier en nu voelt.”

 

“Verder, wanneer een dwaas op zijn stoel zit of op zijn bed ligt of op de grond uitrust, dan wordt hij bedekt door die slechte handelingen die hij in het verleden heeft verricht, door zijn verkeerd gedrag in lichaam, taal en geest. Zij overdekken hem en hullen hem in. Dan denkt de dwaas: ‘Ik heb niet gedaan wat goed is, heb niet gedaan wat heilzaam is, ik heb geen toevlucht voor mij gemaakt voor gewetensangsten. Ik heb gedaan wat slecht is, ik heb gedaan wat wreed is, ik heb gedaan wat kwaad is. Wanneer ik sterf zal ik naar de plaats van bestemming gaan van degenen die niet gedaan hebben wat goed is, die niet gedaan hebben wat heilzaam is, die voor zich geen toevlucht voor gewetensangsten gemaakt hebben, die gedaan hebben wat kwaad is, wat wreed is, wat boos is.' Hij is verdrietig, treurt en klaagt, hij weent en slaat zich op de borst en wordt in de war gebracht. Dat is de derde manier van pijn en droefenis die een dwaas hier en nu voelt.”

 

“Een dwaas die zich verkeerd heeft gedragen in lichaam, taal en geest, verschijnt na de dood in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige plaats van bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel.

 

Wanneer men terecht van iets kan zeggen: ‘Dat is uiterst ongewenst, uiterst onwelkom, uiterst onaangenaam,’ dan is de hel de plek waarvan men dit terecht kan zeggen.”

 

(hel)

Na deze woorden vroeg een bhikkhu aan de Verhevene of men een gelijkenis kan geven.

De Verhevene zei: “Bhikkhu, dat kan. Stel dat men een betrapte dief pakt en voor de koning brengt om hem te bestraffen. De koning laat hem ‘s morgens met 100 speren doorboren. ‘s Middags is die dief nog in leven en weer wordt hij met 100 speren doorboord. ‘s Avonds is die dief nog in leven en weer wordt hij met 100 speren doorboord. Bhikkhus, wat menen jullie? Zal die man pijn en droefenis voelen wanneer hij met 300 speren doorboord is?”

“Eerwaarde Heer, elke man zou pijn en droefenis voelen wanneer hij met een speer doorboord wordt, te zwijgen van 300 speren.”

Toen hief de Verhevene een kleine steen op, ter grootte van zijn hand, en richtte zich als volgt tot de bhikkhus: “Bhikkhus, wat menen jullie, wat is groter, deze kleine steen hier of de Himalaya, de koning van de bergen?”

“Eerwaarde Heer, de kleine steen is niets tegenover de Himalaya; ze kunnen helemaal niet vergeleken worden.”

“Bhikkhus, juist zo telt de pijn en droefenis niet die iemand zou voelen wanneer hij met 300 speren doorboord werd, vergeleken met het lijden in de hel. Ze zijn niet te vergelijken.

De wachters van de hel folteren iemand op veel manieren. Men ondervindt pijnlijke, scherpe, pijnigende gevoelens. Maar men sterft er niet voordat die slechte handelingen niet uitgeput zijn.

Bhikkhus, ik zou op veelvuldige manier over de hel kunnen vertellen. Zo veel dat het moeilijk is een gelijkenis voor het lijden in de hel te vinden.”

 

(dierenrijk)

“Bhikkhus, er zijn dieren die zich voeden met gras, met vers of met gedroogd gras, zoals olifanten, paarden, runderen, ezels, geiten, en herten en andere dieren van die aard. Een dwaas die vroeger hier genotzuchtig was en kwade handelingen verrichtte, verschijnt na de dood onder de dieren die zich met gras voeden.

Er zijn dieren die zich met mest voeden. Zij ruiken mest van verre en rennen erheen met de gedachte dat zij kunnen vreten. Welke dieren voeden zich met mest? Gevederde dieren, zwijnen, honden en jakhalzen en andere dieren van die aard. Een dwaas die vroeger hier genotzuchtig was en kwade handelingen verrichtte, verschijnt na de dood onder de dieren die zich voeden met mest.

Er zijn dieren die in donkerheid geboren worden, ouder worden en sterven. Welke dieren zijn dat? Motten, maden en wormen, en andere dieren van die aard. Een dwaas die vroeger hier genotzuchtig was en kwade handelingen verrichtte, verschijnt na de dood onder de dieren die in donkerheid geboren worden, ouder worden en sterven.

Er zijn dieren die in het water geboren worden, ouder worden en sterven. Het zijn vissen, schildpadden, krokodillen en andere dieren van die aard. Een dwaas die vroeger hier genotzuchtig was en kwade handelingen verrichtte, verschijnt na de dood onder de dieren die in het water geboren worden, ouder worden en sterven.

Er zijn dieren die in vuiligheid geboren worden, ouder worden en sterven. Het zijn die dieren die in een rottende vis geboren worden, ouder worden en sterven, of in een vergaan lijk of in een verdorven poel of in een afvalput of in een riool. Een dwaas die vroeger hier genotzuchtig was en kwade handelingen verrichtte, verschijnt na de dood onder de dieren die in vuiligheid geboren worden, ouder worden en sterven.

Bhikkhus, ik zou op veelvuldige manier kunnen vertellen over het dierenrijk. Zoveel dat het moeilijk is een gelijkenis voor het lijden in het dierenrijk te vinden.”

 

(gelijkenis van blinde zeeschildpad)

Stel dat een man een juk met een gat erin in de zee gooide. Het juk dreef dan door de oostenwind, de westenwind, de noordenwind en de zuidenwind respectievelijk naar het westen, het oosten, het zuiden en het noorden. Stel er was een blinde schildpad die slechts één keer elke honderd jaar opdook. Bhikkhus, wat menen jullie? Zou die blinde schildpad de hals door het gat van dat juk steken?”

“Eerwaarde heer, zij zou dat ooit, na heel lange tijd, kunnen doen.”

“Bhikkhus, die blinde schildpad zou minder tijd nodig hebben om de hals door het gat van dat juk te steken, dan een dwaas nodig zou hebben, wanneer hij eens in de verderfenis is geraakt, om het menselijk bestaan weer te krijgen, zo zeg ik. Waarom is dat zo? Omdat daar geen Dhamma-praktijk is, geen uitoefenen van datgene wat rechtschapen is, van wat heilzaam is; er is geen opeenhopen van verdiensten. Daar heerst elkaar opvreten en opgevreten worden, en het afslachten van de zwakke.

 

(menselijk bestaan)

Wanneer ooit, aan het einde van een lange periode, die dwaas in het menselijke bestaan terugkeert, dan vindt zijn wedergeboorte plaats in een lage familie - in een familie van onberoerbaren of van jagers of bamboe-arbeiders of wagenmakers of straatvegers - in een familie die arm is, met weinig te eten en te drinken, die slechts met moeite overleeft, waar hij zelden voeding en kleding vindt. En hij is lelijk, onaanzienlijk en misvormd, ziekelijk, blind, met verkreupelde hand, lam of verlamd. Hij krijgt geen eten, drinken, kleding, voertuig, sieraden, parfums en crèmes, bed, onderdak en licht. Hij gedraagt zich verkeerd in lichaam, taal en geest. En daarna verschijnt hij na de dood in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel.

 

Bhikkhus, stel dat een dobbelspeler bij de eerste ongelukkige worp zijn kind en vrouw verloor en zijn hele bezit; bovendien ging hij ook nog zelf in gevangenschap. Toch is een dergelijke ongelukkige worp zoals deze te verwaarlozen. Een veel ongelukkiger worp is het wanneer een dwaas, die zich verkeerd gedraagt in lichaam, taal en geest, na de dood weder verschijnt in omstandigheden die vol ontberingen zijn, op een ongelukkige bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel. Daarmee is de rang van de dwaas compleet tot voltooiing gebracht.” [M.129]

 

(de wijze)

“Bhikkhus,er zijn drie kentekenen, drie attributen van een wijze. Een wijze is iemand die goede gedachten denkt, goede woorden spreekt en goede daden verricht. Wanneer een wijze dat niet zou doen, hoe kan een wijze dan van hem weten dat hij een wijs, rechtschapen mens is? Maar omdat een wijze goede gedachten denkt, goede woorden spreekt en goede daden verricht, daarom weet een wijze dat die persoon een wijs, rechtschapen mens is.

Een wijze voelt geluk en vreugde hier en nu op drie manieren. Wanneer een wijze plaats heeft genomen in een bijeenkomst, of aan de rand van de straat zit of op een openbaar plein, en de mensen daar discussiëren over bepaalde pijnlijke aangelegenheden, en wanneer de wijze iemand is die de vijf regels van deugdzaamheid navolgt, dan denkt hij: ‘Deze mensen discussiëren over bepaalde pijnlijke aangelegenheden. Die dingen zijn in mij niet te vinden. En men ziet dat ik me er niet mee bezig houdt.’ Dat is de eerste manier van geluk en vreugde die een wijze hier en nu voelt.”

 

“Verder, wanneer een betrapte dief gepakt wordt, ziet een wijze hoe de koning hem op veel manieren laat folteren. Dan denkt de wijze: ‘De dief wordt wegens kwade handelingen gefolterd. Maar die dingen zijn in mij niet te vinden; en men ziet dat ik me er niet mee bezig houdt.’ Dat is de tweede manier van geluk en vreugde die een wijze hier en nu voelt.

 

Verder, wanneer een wijze op zijn stoel zit of op zijn bed ligt of op de grond uitrust, dan bedekken hem de goede handelingen die hij in het verleden heeft verricht - zijn goed gedrag in lichaam, taal en geest. Zij overdekken hem en hullen hem in. Dan denkt de wijze: ‘Ik heb niet gedaan wat kwaad is, ik heb niet gedaan wat wreed is, ik heb niet gedaan wat boos is. Ik heb gedaan wat goed is, heb gedaan wat heilzaam is, ik heb voor mij een toevlucht voor mijn gewetensangsten opgericht. Wanneer ik sterf, zal ik naar de bestemming gaan van degenen die niet gedaan hebben wat kwaad, wreed, boos is, maar die gedaan hebben wat goed is, wat heilzaam is, die voor zich een toevlucht voor de gewetensangsten hebben opgericht.’ Hij is onbezorgd, treurt en klaagt niet, hij weent niet en slaat zich niet op de borst; en hij wordt niet in de war gebracht. Dat is de derde manier van geluk en vreugde die een wijze hier en nu voelt.”

 

“Een wijze die zich heeft toegewijd aan goed gedrag in lichaam, taal en geest, verschijnt na de dood op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemel.”

 

(hemel)

“Wanneer men terecht van iets kan zeggen dat het uiterst gewenst, uiterst welkom is, uiterst aangenaam, dan is het de hemel. Het is moeilijk om een gelijkenis te vinden voor het geluk in de hemel.”

 

Na die woorden stelde een bhikkhu de vraag of de Verhevene een gelijkenis kon geven.

“Bhikkhu, men kan een gelijkenis geven. Stel, een universeel heerser bezat de zeven schatten en de vier soorten van succes, en hij voelde op grond daarvan geluk en vreugde. Wat zijn die zeven schatten?

Wanneer een gezalfde adellijke koning op de Uposatha dag van de 15e dag in de maand zijn hoofd heeft gewassen en omhoog gaat naar het hogere paleisgedeelte om er de Uposatha vieringen te houden, dan verschijnt voor hem het hemelse kostbare wiel met duizend spaken, band en naaf. Dat wiel is in elk opzicht volledig. Wanneer hij het ziet, denkt de gezalfde koning: ‘Ik heb gehoord dat, wanneer het hemelse wiel verschijnt, de koning een universeel heerser wordt. Ben ik nu een universeel heerser?’

Dan verheft de gezalfde koning zich van zijn zitplaats, neemt een waterbakje in de linker hand, besprenkelt het kostbare wiel met de rechter hand en zegt: ‘Draai je, goed en kostbaar wiel, behaal de overwinning.’ Dan draait het kostbare wiel zich en rolt in oostelijke richting. De universeel heerser volgt het met zijn viervoudige strijdmacht. In welke streek het kostbare wiel ook blijft staan, daar slaat de universeel heerser met zijn viervoudige strijdmacht het kamp op. En koningen van de tegenpartij in de oostelijke richting komen naar de universeel heerser toe en zeggen: ‘Kom, grote koning, wees welkom. Geef uw bevelen, geef raad.’ Dan spreekt de universeel heerser als volgt: ‘Jullie moeten geen levende wezens doden; jullie moeten niet nemen wat niet werd gegeven; jullie moeten geen verkeerd (seksueel) gedrag hebben bij zin-genietingen; jullie moeten niet de onwaarheid zeggen; jullie moeten geen bedwelmende drank drinken; jullie moeten eten wat jullie gewend zijn te eten.’ En de koningen van de tegenpartij in de oostelijke richting onderwerpen zich aan de universeel heerser. Dan duikt het kostbare wiel onder in de oostelijke oceaan en duikt weer op.

En dan draait het kostbare wiel zich en rolt in zuidelijke richting - in westelijke richting - in noordelijke richting. [Dan volgt steeds hetzelfde verhaal maar dan wat betreft de zuidelijke, westelijke of noordelijke richting].

Wanneer nu het kostbare wiel over de aarde tot aan de rand van de oceaan overwonnen heeft, dan keert het in de koninklijke hoofdstad terug en blijft, alsof het aan de spil is vastgemaakt, staan aan het portaal van het binnenpaleis van de universeel heerser, als versiering ervan. Zo is het kostbare wiel dat aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser de kostbare olifant, helemaal wit, met zevenvoudige houding, met bovennatuurlijke krachten, door de lucht vliegend, de koning van de olifanten met de naam ‘Uposatha’. Wanneer de gezalfde koning die olifant ziet, heeft hij op de volgende manier vertrouwen tot hem: 'Het zou prachtig zijn op de olifant te rijden als die zich liet temmen.’ Dan laat de kostbare olifant zich temmen, zoals een edele volbloed olifant die gedurende een lange periode goed getemd werd. De universeel heerser test de kostbare olifant, bestijgt hem ‘s morgens, doorkruist de hele aarde tot aan de rand van de oceaan en keert terug in de koninklijke hoofdstad om te ontbijten. Zo is de kostbare olifant die aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser het kostbare paard, helemaal wit, met ravenzwart hoofd, met manen als munja-gras, met bovennatuurlijke krachten, door de lucht vliegend, de koning van de paarden, met naam Valahaka (Donderwolk). Wanneer de gezalfde koning het paard ziet, heeft hij er op de volgende manier vertrouwen in: ‘Het zou prachtig zijn dit paard te rijden, als het zich liet temmen.’ Dan laat dat paard zich temmen, zoals een edel volbloed paard dat gedurende een lange tijd goed getemd werd. De universeel heerser test het paard op een morgen, bestijgt het, doorkruist de hele aarde tot aan de rand van de oceaan en keert dan terug in de koninklijke hoofdstad om er te ontbijten. Zo is het kostbare paard dat aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser het kostbare juweel. Dat juweel is een mooie beryl van zeer grote zuiverheid, met acht facetten en goed gespleten. De glans van het kostbare juweel verspreidt zich nu over een omtrek van een hele mijl. De universeel heerser test het kostbare juweel, trekt zijn viervoudige strijdmacht samen, bevestigt het juweel aan de top van zijn bannier en breekt op in de duisternis van de nacht. Dan beginnen alle bewoners van de nabijgelegen dorpen bij het schijnsel ervan met hun werk, omdat zij denken dat het dag is. Zo is het kostbare juweel dat aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser de kostbare vrouw, mooi, bevallig en gracieus, in het bezit van de hoogste schoonheid van uitzien, niet te groot noch te klein, noch te slank, noch te krachtig, noch te donker noch te licht, de menselijke schoonheid overtreffend zonder hemelse schoonheid te bereiken. De aanraking van de kostbare vrouw is als een bosje kapok of een bal watten. Wanneer het koel is, zijn haar ledematen warm; wanneer het warm is, zijn haar ledematen koel. Van haar lichaam gaat de geur uit van sandelhout; en van haar mond de geur van lotusbloemen. Zij staat vóór de universeel heerser op en gaat na hem naar bed. Zij is erop uit om te dienen, heeft een aangenaam gedrag en spreekt lieflijk. Omdat zij de universeel heerser nooit ontrouw is, niet eens in gedachten, hoe zou zij hem dan lichamelijk ontrouw kunnen zijn? Zo is de kostbare vrouw die aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser de kostbare rentmeester. Het hemelse oog dat door daden van het verleden geboren wordt, openbaart zich in hem. Daardoor ziet hij verborgen schatten, zowel met eigenaars als ook zonder. Hij gaat naar de universeel heerser toe en zegt: ‘Majesteit, leef onbezwaard. Ik zal voor de financiële zaken zorgen.’ De universeel heerser test de rentmeester en vaart met een boot op de rivier de Ganges. In het midden van de rivier zegt hij dan aan de kostbare rentmeester: ‘Rentmeester, ik heb goud en goudstaven nodig.’ - ‘Majesteit, dan laat de boot in de richting van een van de oevers sturen.’ - ‘Rentmeester, ik heb het goud en de goudstaven eigenlijk precies hier nodig.’ Dan steekt de kostbare rentmeester beide handen in het water en trekt een pot vol goud en goudstaven naar boven, en hij vraagt: ‘Majesteit, is dit genoeg, is dit voldoende?’ - ‘Rentmeester, dat is genoeg, dat is voldoende.’ Zo is de kostbare rentmeester die aan een universeel heerser verschijnt.

Verder verschijnt aan de universeel heerser de kostbare raadgever, die wijs is, bezonnen en scherpzinnig, in staat de universeel heerser ertoe te bewegen datgene te steunen wat te steunen waard is, en datgene af te wijzen wat afgewezen moet worden, en dat door te zetten wat doorgezet moet worden. Hij gaat naar de universeel heerser toe en zegt: ‘Majesteit, leef onbezwaard. Ik zal voor u regeren.’ Zo is de kostbare raadgever die aan een universeel heerser verschijnt.

Dit zijn de zeven kostbaarheden die een universeel heerser bezit.”

 

“Wat zijn de vier soorten van succes. Een universeel heerser ziet er goed uit, is bevallig en gracieus, in het bezit van hoogste schoonheid van uitzien, en hij overtreft andere mensen daarin. Dat is de eerste soort van succes die een universeel heerser geniet.

Verder leeft een universeel heerser lang en houdt lang stand, en hij overtreft andere mensen daarin. Dat is de tweede soort van succes die een universeel heerser bezit.

Verder is een universeel heerser vrij van ziekten en lijden; hij heeft een goede spijsvertering, niet te koel noch te warm, en hij overtreft andere mensen daarin. Dat is de derde soort van succes die een universeel heerser bezit.

Verder is een universeel heerser lief en dierbaar aan de brahmanen en gezinshoofden. Zoals een vader zijn kinderen lief en dierbaar is, zo is ook de universeel heerser de brahmanen en gezinshoofden lief en dierbaar. Ook zijn brahmanen en gezinshoofden een universeel heerser lief en dierbaar. Zoals kinderen een vader lief en dierbaar zijn, zo zijn ook brahmanen en gezinshoofden een universeel heerser lief en dierbaar. Eens reed een universeel heerser in een pretpark met zijn viervoudige strijdmacht rond. Toen gingen brahmanen en gezinshoofden naar hem toe en zeiden: ‘Majesteit, rijdt langzaam, zodat wij u langer kunnen zien.’ En ook de universeel heerser zei aan zijn wagenmenner: ‘Wagenmenner, rijdt langzaam zodat ik de brahmanen en gezinshoofden langer kan zien.’ Dat is de vierde soort van succes die een universeel heerser bezit.

 

“Bhikkhus, wat menen jullie? Zal een universeel heerser geluk en vreugde voelen wanneer hij deze zeven kostbaarheden en deze vier soorten van succes bezit?”

“Eerwaarde heer, een universeel heerser zal geluk en vreugde voelen wanneer hij ook maar één kostbaarheid bezit, helemaal te zwijgen over zeven kostbaarheden en vier soorten van succes.”

Toen hief de Verhevene een kleine steen op, ter grootte van zijn hand, en hij wendde zich als volgt tot de bhikkhus:

“Bhikkhus, wat menen jullie? Wat is groter, deze kleine steen hier of de Himalaya, de koning van de bergen?”

"Eerwaarde heer, de kleine steen telt niet naast de Himalaya; dat is geen vergelijk.”

"Bhikkhus, juist zo telt het geluk en de vreugde niet die een universeel heerser zou voelen wanneer hij de zeven kostbaarheden en de vier soorten van succes bezat, naast het hemelse geluk. Het is geen vergelijk.”

 

“Wanneer de wijze ooit, aan het einde van een lange periode, [vanuit de hemel] in het menselijk bestaan terugkeert, dan heeft zijn wedergeboorte plaats in een hoge familie - in een familie van rijke adellijken, of rijke brahmanen of rijke gezinshoofden - in een familie die rijk is, met grote rijkdom, met een groot bezit, met goud en zilver in overvloed, met credit en vermogen in overvloed, met geld en granen in overvloed. Hij ziet er goed uit, is bevallig en gracieus, in het bezit van hoogste schoonheid van uitzien. Hij krijgt eten en drinken, kleding, voertuigen, sieraden, parfums en crèmes, bed, onderdak en licht. Hij gedraagt zich goed in lichaam, taal en geest, en nadat hij dat gedaan heeft, verschijnt hij na de dood op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld.

Bhikkhus, stel dat een speler bij zijn allereerste gelukkige worp een groot vermogen zou winnen. Dan is toch een gelukkige worp zoals die te verwaarlozen; het is een veel gelukkigere worp wanneer een wijze, die zich goed gedraagt in lichaam, taal en geest, na de dood weer verschijnt op een gelukkige bestemming, ja zelfs in de hemelse wereld. Daarmee is de rang van de wijze compleet tot voltooiing gebracht.”

 

Dat is wat de Verhevene zei. De bhikkhus waren tevreden en verheugd over de woorden van de Verhevene. [M.129]

 

23. Onderscheid in wilsacties naar sterkte van resultaat

 

Naar de sterkte van moreel resultaat wordt er onderscheid gemaakt in:

1. zware (ernstige) wilsacties;

2. wilsacties uit gewoonte;

3. wilsacties vlak voor de dood;

4. verzamelde wilsacties (opeenhoping van wilsacties).

 

ad 1. Er zijn vijf zware wilsacties met onmiddellijk resultaat. Het zijn: vadermoord, moedermoord, het doden van een Arahant, verwonding van een Boeddha, en het veroorzaken van een schisma in de Orde van de monniken. [A.V.129]

Deze handelingen behoren tot sterk onheilzaam gedrag dat onbekwaam is tot goed resultaat. Het morele gevolg van zo'n gedrag komt vóór het resultaat van zwakke onheilzame gedragingen.

 

 

ad 2. De ernstige wilsacties en die uit gewoonte, hetzij heilzaam, hetzij onheilzaam, dragen eerder vrucht dan de minder ernstige en dan de wilsacties die zelden volvoerd worden.

 

ad 3. De wilsactie vlak voor de dood is de heilzame of onheilzame wilsactie die men onmiddellijk voor de dood heeft. Vaak kan het de reflex zijn van een actie die men in het verleden heeft verricht, of een teken ervan. Of het is een teken van het toekomstige bestaan. Deze wilsactie vlak voor de dood veroorzaakt de sfeer waar men wedergeboren wordt.

Als heilzaam gedrag gevolgd wordt door een onheilzame wilsactie op het moment van de dood, maakt die laatste wilsactie het heilzame gedrag onbekwaam tot onmiddellijk goed resultaat.

Als onheilzame wilsacties gevolgd worden door heilzame daden op het ogenblik van de dood, dan dragen de laatste heilzame wilsacties als eerste vrucht en zijn bekwaam tot goed resultaat.

 

ad 4. Bij afwezigheid van een ernstige wilsactie, een wilsactie uit gewoonte of een wilsactie vlak voor de dood wordt de wereld waarin men wedergeboren wordt, veroorzaakt door de opeenhoping van wilsacties.

Er is sterk heilzaam gedrag dat vruchten draagt zelfs vóór veel opgehoopte onheilzame wilsacties.

 

Moreel resultaat heeft de voorwaarden nodig waarin het kan gaan werken. Als de voorwaarden niet voorhanden zijn, kan het moreel resultaat niet te voorschijn komen. Zo zal wedergeboorte in een lage staat van bestaan heilzame resultaten van gewoonte­-gedragingen verhinderen of vertragen. En juist zoals er gebeurtenissen zijn die niet veroorzaakt worden door wilsacties, evenzo zijn er ook daden die geen moreel resultaat hebben. Gewoonlijk zijn zulke wilsacties echter zwak en relatief onbelangrijk.

 

24. De boosdoener klaagt hier en hierna

 

Devadatta probeerde de Boeddha te vermoorden. Later werd Devadatta negen maanden lang ziek. Hij kreeg spijt van zijn boze daden en vroeg aan zijn discipelen hem naar de Boeddha te brengen. Op weg naar de Boeddha stierf hij onder tragische omstandigheden. Na zijn dood werd hij wedergeboren in een zeer pijnlijke staat van ellende.

“Hier en later lijdt degene die kwaad doet. Hij denkt: 'Ik heb kwaad gedaan,' en daarom lijdt hij. Verder lijdt hij omdat hij naar een staat van ellende is gegaan.” [Dhp. 17 (1.12)]

 

25. Kwelling van een Arahant

 

Te wijten aan een slechte daad tegenover zijn ouders in het verre verleden werd de Arahant Moggallana bijna doodgeslagen door bandieten. Hij kon door zijn bovennatuurlijke krachten enigszins herstellen en naar het klooster gaan om eer te bewijzen aan de Boeddha. Daarna ging hij heen in Nibbana. Later werden die bandieten door de koning gevangen genomen en levend verbrand.

“Diegene die met de stok degene kwaad doet die zonder stok en onschuldig is [d.w.z. de Arahant], zal spoedig tot een van deze staten komen: Hij zal onderhevig zijn aan hevige pijn, ziekte, lichamelijk letsel, of zelfs ernstige ziekten; of hij zal krankzinnig worden, of onderdrukt worden door de koning, of van iets erg beschuldigd worden, of hij zal zijn familieleden verliezen, of zijn vermogen zal vernietigd worden, of vuur zal zijn huis verbranden. Na de dood zal die onwijze man wedergeboren worden in de hel.” [Dhp. 137-140 (X.9-120]

 

26. Kwelling van onschuldigen is als stof tegen de wind in

 

Een jager ging op jacht met zijn honden. Onderweg kwam hij een monnik tegen. De jager dacht dat dit een slecht voorteken was en dat hij nu wel niets zou schieten. Hij kon inderdaad geen dier doden. Op de terugweg zag de jager dezelfde monnik. Hij dacht dat hij niets geschoten had omdat hij die monnik had ontmoet. Hij werd boos en joeg zijn honden tegen de monnik. Deze klom in een boom. De jager doorboorde toen de voetzolen van die monnik met zijn pijlen. Die kon van de pijn zijn gewaad niet vasthouden en het viel op de jager en bedekte hem. De honden dachten dat de monnik uit de boom was gevallen en beten de jager dood. De monnik vroeg of hij iets verkeerds had gedaan. De Boeddha zei dat hij niet verantwoordelijk was voor de dood van de jager. Hij legde de slechte resultaten uit die iemand ten deel vallen die een onschuldig persoon kwelt.

“Wie een onschuldig, zuiver persoon kwelt, op die persoon komt het kwaad terug als stof dat tegen de wind in is gegooid.” [Dhp. 125 (IX.9)]

 

27. Ook kleinigheden kunnen grote verdiensten hebben

 

Eens bezocht de eerwaarde Maha Moggallāna de wereld van de goden (devas). En hij zag dat veel goden er in luxueuze herenhuizen leefden. Hij vroeg hun welke goede daden zij verricht hadden dat zij in de godenwereld herboren waren. Zij gaven hem verschillende antwoorden. Een van hen zei dat hij in de godenwereld herboren was omdat hij steeds de waarheid had gesproken. Een vrouwelijke godheid zei dat zij daar was herboren omdat zij als hulp in de huishouding niet boos was geworden op haar baas. Zij had ook geen kwaadwil jegens hem gekoesterd hoewel hij haar vaak had geslagen en had uitgescholden. Vanwege het feit dat zij zich had beheerst en zonder haat alles had verdragen, was zij in de godenwereld wedergeboren. Weer anderen waren in de godenwereld herboren omdat zij iets dat binnen hun mogelijkheden lag, gegeven hadden voor het welzijn van anderen.

 

Bij zijn terugkeer uit de godenwereld vroeg de eerwaarde Maha Moggallāna aan de Boeddha of het mogelijk was door zulke nietige dingen, zoals het spreken van de waarheid of het geven van kleine bedragen of geringe gaven, zulke grote voordelen te verkrijgen. Het antwoord van de Boeddha luidde: “Heb je niet zelf met eigen ogen gezien en met eigen oren gehoord wat de goden zeiden? Er mag bij jou geen enkele twijfel over bestaan. Zelfs kleine daden van verdienste leiden iemand beslist naar de wereld van de goden.”

En verder sprak hij: “Men moet de waarheid spreken. Men moet niet boos worden. Men moet geven zelfs van een karige voorraad aan degene die vraagt. Over deze drie paden kan iemand in de godenwereld komen.” [Dhp.224 (XVII.4)]

 

28. Gelukkig is de weldoener hier en hierna

 

Een vrome jongeman leidde een religieus leven. Hij hield ervan liefdadige werken de doen. Vrijgevig gaf hij regelmatig eten en andere benodigdheden aan heilige mannen. Hij was het hoofd van veel vrome leken te Savatthi. Hij had veel kinderen en zij allen waren vrijgevig zoals hun vader. Op zijn sterfbed vroeg hij aan de Sangha om suttas voor hem te reciteren. Tijdens de recitatie van het Maha-Satipatthana sutta zag hij gelukkige visioenen. Zes versierde koetsen van zes hemelse werelden kwamen en nodigden hem uit om naar de respectievelijke wereld te komen. Hij koos voor de Tusita hemel waar hij na een vredige dood werd wedergeboren.

“Hier en later verheugt de weldoener zich. Hij verheugt zich omdat hij de zuiverheid van zijn eigen daden waarneemt.” [Dhp.16 (1.11)]

 

29. Verdiensten verwelkomen de deugdzame

 

Nandiya, een devote en rijke persoon hoorde de leerreden van de Boeddha over het voordeel van het bouwen van kloosters voor de bhikkhus. Daarom liet hij te Isipatana het Mahavihara klooster bouwen. Toen het klooster klaar was, bood hij het aan de Boeddha aan. Terstond rees een herenhuis voor Nandia op in de Tavatimsa hemel. Nog voor zijn dood was een plaats in de hemelse wereld voor hem gereed om hem te ontvangen. De Boeddha sprak toen de verzen:

“Iemand die lang afwezig was en veilig van verre terugkeert, wordt door zijn verwanten, vrienden en goede kennissen verwelkomd.

Evenzo zullen de goede daden van iemand die goed doet hem ontvangen die van deze wereld naar de volgende is gegaan, zoals verwanten die een dierbare ontvangen bij zijn terugkeer.” [Dhp.219-220 (XV.9)]

 

30. Vóór de dood vertrouwen in de Boeddha

 

Mattha Kundali, de zoon van een gierige miljonair was erg ziek. Zijn vader wilde geen arts laten komen omdat hij dan geld moest uitgeven. De Boeddha zag met zijn goddelijk oog dat de jongen op sterven lag en hij verscheen voor hem. Toen de jongen de Boeddha zag, was hij vol vreugde. Hij stierf met een zuiver hart, vol vertrouwen in de Boeddha. Daarom werd hij wedergeboren in een hemelse sfeer van bestaan.

Vanuit zijn hemelse verblijf zag hij zijn oude vader verdrietig bij zijn graf staan. Hij verscheen voor zijn vader en gaf hem de raad naar de Boeddha te gaan, aalmoezen te geven en naar de preek van de Boeddha te luisteren. De vader deed wat hem was aangeraden. Na de leerrede vroegen de monniken of iemand wedergeboren kon worden in een hemelse sfeer enkel en alleen door diep vertrouwen te hebben in de Boeddha, zonder de regels van deugdzaamheid te hebben nagevolgd en zonder edelmoedigheid beoefend te hebben. Op verzoek van de Boeddha verscheen Mattha Kundali in zijn hemelse glorie voor de monniken en vertelde dat hij in de Tavatimsa hemel was wedergeboren. Toen waren de monniken overtuigd ervan dat men zo'n glorie kan verkrijgen enkel door vertrouwen in de Boeddha.

Op het einde van de leerrede besefte de oude man de Dhamma en gaf veel van zijn vermogen ten behoeve van de Dhamma.

“Als de geest goed is, volgen goede sferen van bestaan.” [Dhp.2 (1.2)]

 

31. Begrip van de leer; resultaat van het heilzame vóór het onheilzame

 

Tambadatthika voegde zich bij een bende dieven en beging veel misdaden. Later werd hij een beul. Toen hij gepensioneerd was, ging hij naar de rivier en zag er de eerwaarde Sariputta. Tambadatthika dacht dat hij lang een beul was geweest. Maar nu was het tijd om voedsel te geven aan de monnik. Daarom nodigde hij de eerwaarde Sariputta uit voor de maaltijd. Na het maal preekte Sariputta de leer. Maar Tambadatthika kon zich niet goed concentreren vanwege zijn vroegere beroep en hij vroeg met preken te stoppen. De eerwaarde Sariputta vroeg hem toen of hij als beul de misdadigers had gedood uit vrije wil of omdat het hem was opgedragen. Tambadatthika zei dat hij niet wilde doden maar dat het hem door de koning was opgedragen. Sariputta vroeg hem toen wat hij dan voor kwaad had gedaan. Het gemoed van Tambadatthika werd kalmer en hij vroeg aan de eerwaarde Sariputta verder te gaan met de preek. Na de preek vergezelde hij de eerwaarde Sariputta een stuk en keerde toen naar huis terug. Onderweg stierf hij ten gevolge van een ongeval.

Hoewel hij tijdens zijn leven veel slechte dingen had gedaan, werd hij wedergeboren in de Tavatimsa hemel omdat hij de leer begreep. De Boeddha legde uit dat zijn goede wedergeboorte te danken was aan het mededogen en het heilzame advies van de eerwaarde Sariputta. De lengte van de toespraak is niet van belang. Een enkele zin van de Dhamma die juist begrepen wordt, kan veel goeds veroorzaken.

“Beter dan duizend uitspraken met nutteloze woorden is één heilzaam woord bij het horen [of lezen] waarvan men tot vrede komt.” [Dhp.100 (VIII.1)]

 

32. Aan de vrucht kent men kwaad of goed

 

Anathapindika steunde heel edelmoedig de Sangha en verloor het grootste deel van zijn vermogen. Hij werd bekritiseerd vanwege zijn buitengewone gaven. Hij ignoreerde alle kritiek en bleef doorgaan met zijn edelmoedige daden. De Boeddha waardeerde zijn edelmoedigheid en zei:

“Ook iemand die kwaad doet ondervindt goed zolang als het kwaad niet tot rijping komt. Maar als het vrucht draagt dan ondervindt hij de slechte resultaten ervan.”

“Ook een goed persoon ondervindt kwaad zolang als het goede niet tot rijping komt. Maar als het vrucht draagt dan ondervindt hij de goede resultaten ervan.” [Dhp. 119-120 (IX.4)]

 

33. Waar is wilsactie opgeborgen?

 

Waar is wilsactie opgeborgen? Deze vraag werd door koning Milinda gesteld aan de eerwaarde Nagasena. Het antwoord luidde: “Koning, men zegt niet dat wilsactie is opgehoopt in deze stroom van bewustzijn of in een of ander deel van het lichaam. Maar afhankelijk van geest en zaak rust zij en zij manifesteert zich op het geschikte moment. Het is juist zoals met appels; die zijn niet opgeborgen in de appelboom. Maar afhankelijk van de boom ontstaan zij in het daarvoor geschikte seizoen.”

 

34. Een slechte daad draagt niet onmiddellijk vrucht

 

De eerwaarde Moggallana zag eens een peta met een menselijk hoofd en met het lichaam van een slang. De Boeddha legde uit dat er in het verre verleden een Paccekaboeddha was geweest. De mensen liepen door een veld naar zijn klooster. De eigenaar van dat veld was bang dat de mensen te veel schade aan het veld toebrachten en daarom stak hij het klooster van de Paccekaboeddha in brand. De mensen werden boos en sloegen hem dood. Als gevolg van zijn slechte daad werd hij wedergeboren als een peta in de gedaante van een slang.

“Waarlijk, een slechte daad draagt niet onmiddellijk vrucht, juist zoals melk niet direct kwark wordt. Het smeult en volgt de dwaas als vuur dat bedekt is met as.” [Dhp.71 (V.12)]

 

35. Onderverdeling naar tijd van resultaat

 

Met betrekking tot de tijd wanneer moreel resultaat wordt ondervonden, maakt men de volgende onderverdeling:

1. wilsacties met resultaat hier en nu, in dit leven;

2. wilsacties met resultaat in het volgende leven;

3. wilsacties met resultaat in latere levens;

4. wilsacties zonder resultaat.

 

Wilsacties kunnen eventueel zonder moreel resultaat zijn. Dat is het geval als de omstandigheden ontbreken die nodig zijn voor het plaatshebben van de morele resultaten. Ook kunnen wilsacties zó zwak zijn dat zij door overwicht of tegenwerking van andere wilsacties geen resultaat kunnen verwekken. In dat geval worden zij wilsacties zonder resultaat genoemd. De derde soort wilsacties die vruchten draagt in latere levens, zal steeds moreel resultaat produceren. Waar en wanneer er een mogelijkheid is, zal zo'n wilsactie vrucht dragen, hoe lang de ronde van wedergeboortes ook duurt. [A.III.101]

 

36. Onderverdeling naar functie

 

Naar functie zijn de wilsacties in vier verschillende soorten te verdelen:

1. voortplantingsgedrag;

2. ondersteunend gedrag;

3. tegenwerkend gedrag;

4. vernietigend gedrag.

 

Voortplantingsgedrag produceert de vijf groepen van bestaan (lichamelijkheid, gevoelens, gewaarwording, geestelijke formaties en bewustzijn) bij de wedergeboorte en gedurende de hele levensstroom.

Ondersteunend gedrag is zelf zonder moreel resultaat. Het is alleen maar in staat om andere morele resultaten die al bestaan, te ondersteunen.

Ook tegenwerkend gedrag is zonder eigen resultaat. Het onderdrukt ander (zwakker) moreel resultaat vanwege zijn heilzame of onheilzame kracht. Het vertraagt of verhindert daardoor het ontstaan van dat andere moreel resultaat.

Vernietigend gedrag zijn wilsacties met zo'n macht dat zij volledig de invloed van zwakker gedrag vernietigen. In de plaats daarvan wordt het onheilzame of heilzame moreel resultaat van de eigen wilsacties gesteld.

Een goed voorbeeld van vernietigend gedrag is het verhaal over Angulimala. Hij was een beruchte moordenaar en werd door de Boeddha bekeerd. Later werd hij niet alleen een monnik vol mededogen, maar hij bereikte zelfs het hoogste niveau van heiligheid. Daarna ging hij heen in de staat van Nibbāna. De monniken vroegen hoe het mogelijk was dat zo'n moordenaar een heilige was geworden. En de Verhevene antwoordde: “Iedereen die zijn kwade daad bedekt met een goede daad, verlicht deze wereld zoals de maan zonder wolken.” [Dhp.173]

 

Men oogst de vruchten van wilsacties. Maar niet alle morele gevolgen worden ondervonden in deze kringloop van bestaan. Anders zou een bevrijding van ellende, geboorte en dood onmogelijk zijn. Soms kan men de gevolgen van onheilzame wilsacties uitwissen door het doen van krachtige heilzame wilsacties.

 

Het zal wel duidelijk zijn dat ons leven een mengeling is van vreugde en leed als gevolg van heilzame en onheilzame daden. De Verhevene zei hierover:

“Er is donker gedrag met donker resultaat; er is helder gedrag met helder resultaat; er is donker-en-helder gedrag met donker-en-helder resultaat; en er is gedrag dat noch donker noch helder is, met noch donker noch helder resultaat. Dit laatste leidt naar de uitdoving van wilsactiviteiten.

 

Wat is donker gedrag met donker resultaat? - Men produceert een wilsactie in daad, woord of gedachte, verbonden met kwelling. Als gevolg daarvan zal men verschijnen in een wereld met kwelling. Als dat gebeurt, wordt men geraakt door kwellende kontakten, d.w.z. pijnlijke aanrakingen met oog, oor, neus, tong, lichaam en geest. Wanneer men daardoor geraakt wordt, heeft men kwellende gevoelens. Die zijn heel pijnlijk zoals in het geval van wezens in de hel. Zo is het verschijnen van een wezen te wijten aan zichzelf; men verschijnt als resultaat van de wilsacties die men heeft verricht. Als men is verschenen, wordt men geraakt door contacten. Zo zijn wezens erfgenamen van hun wilsacties. Dit heet donker gedrag met donker resultaat.

 

Wat is helder gedrag met helder resultaat? - Men produceert een wilsactie in daad, woord of gedachte, niet verbonden met kwelling. Als gevolg daarvan wordt men geraakt door niet-kwellende gevoelens. Die zijn heel plezierig, zoals in het geval van de goden met stralende glorie. Zo is het verschijnen van een wezen te danken aan zichzelf; men verschijnt als resultaat van de wilsacties die men heeft verricht. Als men is verschenen, wordt men geraakt door contacten. Zo zijn wezens erfgenamen van hun wilsacties. Dit heet helder gedrag met helder resultaat.

 

Wat is donker-en-helder gedrag met donker-en-helder resultaat? - Men produceert een wilsactie in daad, woord of gedachte, verbonden zowel met kwelling als met niet-kwelling. Als gevolg daarvan zal men verschijnen in een wereld zowel met als zonder kwelling. Als dat gebeurt, wordt men geraakt door zowel kwellende als niet-kwellende kontakten. Wanneer men daardoor geraakt wordt, heeft men kwellende en niet-kwellende gevoelens. Plezier en pijn is er gemengd, zoals in het geval van menselijke wezens en sommige godheden en sommige bewoners van de werelden van ellende. Zo is het verschijnen van een wezen te danken aan zichzelf; men verschijnt als resultaat van de wilsacties die men heeft verricht. Als men is verschenen, wordt men geraakt door kontakten. Zo zijn wezens erfgenamen van hun wilsacties. Dit heet donker-en-helder gedrag met donker-en-helder resultaat.

 

Wat is noch donker noch helder gedrag met noch donker noch helder resultaat dat leidt naar de uitblussing van wilsactiviteiten? - Elk willen in afzien van het soort gedrag dat donker is met donker resultaat, en elk willen in afzien van het soort gedrag dat helder is met helder resultaat, en elk willen in afzien van het soort gedrag dat donker-en-helder is met donker-en-helder resultaat: dit heet noch donker noch helder gedrag met noch donker noch helder resultaat.

 

Dit zijn de vier soorten wilsacties zoals die door de Boeddha zijn verkondigd na zelfverwerkelijking met directe kennis.” [A.IV.232-238]

 

37. Te vermijden en uit te oefenen

 

Eens ging de eerwaarde Ānanda naar de Verhevene toe, groette hem vol eerbied en ging terzijde neerzitten. De Verhevene zei toen aan Ānanda:

“Een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten moet men serieus vermijden. Wie een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten uitoefent, heeft als nadeel het volgende te verwachten:

- Men maakt zichzelf verwijten;

- De wijzen die het merken, berispen iemand;

- Slechte geruchten verspreiden zich;

- Men sterft een onrustige dood;

- Na de dood verschijnt men in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in de hel.

Zulke nadelen zijn te verwachten.

 

Een goed gedrag in daden, woorden en gedachten moet men serieus uitoefenen. Wanneer een goed gedrag in daden, woorden en gedachten serieus nagevolgd wordt, dan zijn de volgende zegeningen te verwachten:

- Men maakt zichzelf geen verwijten;

- De wijzen die het merken, prijzen iemand;

- Een goede faam verspreidt zich;

- Men sterft een rustige dood.

- Na de dood verschijnt men op een gelukkig pad, in een hemelse wereld.

Zulke zegeningen zijn dan te verwachten.” [A.II.18].

 

38. Een slecht gerichte geest is de ergste vijand

 

Een veehoeder gaf enkele dagen maaltijden aan de Boeddha en zijn monniken. Op de laatste dag na de preek bereikte de veehoeder het eerste niveau van heiligheid. Toen de Verhevene vertrok vergezelde hij hem enige tijd en keerde daarna terug. Op zijn terugweg werd hij gedood door de pijl van een jager. De monniken merkten op dat de veehoeder niet zou zijn gedood door die pijl als de Boeddha hem niet had bezocht. De Boeddha gaf ten antwoord dat die veehoeder onder geen enkele omstandigheden had kunnen ontsnappen aan de dood ten gevolge van een vroegere slechte wilsactie. Hij voegde toe dat de met opzet slecht gerichte geest erg vijandig tegen iemand kan zijn.

“Wat voor kwaad een dwaas toebrengt aan een andere dwaas, of een hater aan een andere hater, een slecht gerichte geest kan veel meer kwaad doen.” [Dhp. 42 (III.8)]

 

39. Men is niet van zichzelf

 

Een rijke maar gierige man was wedergeboren als een afzichtelijke bedelaar. Op zekere dag betrad hij het huis waar hij had gewoond in zijn vroegere leven. Hij werd naar buiten gegooid op een hoop afval. De Boeddha kwam toen voorbij, en vertelde aan de zoon van die bedelaar dat deze zijn eigen gestorven vader was.

“Zonen heb ik, rijkdom heb ik. Aldus meent de dwaas dat hij in zekerheid is. Waarlijk, hij is niet van zichzelf. Hoe kunnen dan zonen en rijkdom van hem zijn?” [Dhp. 62 (V.3)]

 

40. Wees waakzaam

 

Een prinselijk paar was kinderloos. De Boeddha legde uit dat zij kinderloos waren omdat zij in een vorig leven verkeerd gehandeld hadden. Na een schipbreuk strandden zij op een verlaten eiland. Daar aten zij de eieren van vogels; ook aten zij jonge en oude vogels zonder enig gevoel van wroeging. Zij waren zo zeer bezig met behoud van hun eigen leven dat zij de levens vernietigden van onschuldige vogels en hun jongen. Daarom konden zij nu geen kinderen krijgen.

“Als men zichzelf dierbaar is, moet men zichzelf goed beschermen. Tijdens elk van de drie nachtwaken moet de wijze man waken.” [Dhp. 157 (XII.1)]

 

41. Geen fatalisme

 

De leer van wilsactie en moreel resultaat is geen leer van fatalisme. De mens is een product van zijn vroegere daden. En een deel van zijn toekomst is eveneens een gevolg van het verleden. Maar de mens heeft een vrije wil. Dat is heel belangrijk. Met die vrije wil kan hij nu en hier zijn leven en zijn toekomst bepalen. “De wil noem ik actie, want door willen verricht men de daad met het lichaam, door woorden of in gedachten. Er zijn wilsacties die in toestanden van ellende rijpen. Er zijn wilsacties die in de wereld van de mensen rijpen. En er zijn wilsacties die in gelukkige sferen rijpen.” [A.VI.63]

 

“In hoeverre is de leer zichtbaar hier en nu? In hoeverre heeft ze onmiddellijk resultaat en in hoeverre nodigt ze uit tot eigen onderzoek? In hoeverre is ze direct te ervaren door de wijze? - Zij die begerig zijn, vol haat, vol verkeerde inzichten, zij streven naar eigen onheil, naar dat van anderen en naar beider onheil. Zij lijden pijn en leed in de geest. Zij hebben een verkeerde manier van leven in daden, woorden en gedachten. En zij hebben geen weet van het ware voordeel voor zichzelf, voor anderen en voor beiden.

Maar als begeerte, haat en verkeerde inzichten zijn opgegeven, dan streven zij niet naar eigen onheil, niet naar dat van anderen en niet naar beider onheil. En zij lijden geen pijn en leed in de geest. Zij leiden geen slecht leven en zij begrijpen het ware voordeel voor zichzelf, voor anderen en voor beiden.

Zo is de leer hier en nu zichtbaar, zo heeft ze onmiddellijke resultaten, zo nodigt ze uit tot eigen onderzoek. En zo is de leer direct te ervaren door de wijze.”38 [A.III.54-55]

 

“Als iemand zich gedraagt overeenkomstig de leer en oprecht van gedrag is, en wanneer hij of zij dan zou wensen na de dood in de een of andere gelukkige sfeer van bestaan te komen, dan is dat mogelijk. Niet vanwege het wensen, maar omdat hij/zij zich gedraagt overeenkomstig de leer, oprecht.

Als iemand volgens de leer leeft, oprecht van gedrag, en wanneer hij of zij dan zou wensen de directe kennis te verwerkelijken, wanneer hij/zij wil opgaan in en verblijven in de bevrijding van het hart en de bevrijding door inzicht, dan is dat mogelijk. Niet vanwege het wensen, maar omdat hij/zij zich gedraagt overeenkomstig de leer, oprecht.” [M.41]

 

Velen bidden tot de goden. Kunnen die godheden ons wel helpen? - De goden leven in een andere wereld dan de onze. Maar dat wil niet zeggen dat zij geen hulp kunnen bieden. Ook dieren leven in een andere sfeer van bestaan. Toch kunnen zij ons behulpzaam zijn en wij kunnen de dieren helpen. Juist zoals de mens met dieren om kan gaan, evenzo bestaan er godheden die in staat zijn om met de menselijke wereld contact te hebben. En zij kunnen bepaalde gebeurtenissen verhinderen; zij kunnen ons ook behulpzaam zijn. Maar niemand kan de vijf systemen van wetten veranderen, ook een Boeddha niet; dus zeker de godheden niet. Zij kunnen natuurlijk wel voorwaarden scheppen waardoor moreel resultaat vroeger of later tevoorschijn zal komen. Of zij kunnen goede raad geven (in dromen bijvoorbeeld).

 

Benadrukt moet worden dat niet alles een gevolg is van wilsacties. Daarom mag er geen discriminatie zijn. En ook moet – indien mogelijk - steeds en overal geholpen worden. Dit is duidelijk door de Boeddha onderwezen. Eens sprak hij over de behandeling en verzorging van zieken. Hij beschrijft er drie typen van patiënten:

1. Zij die niet meer genezen, of zij nu goede medicijn en een goede behandeling krijgen of niet.

2. Zij die genezen ongeacht het wel of niet krijgen van medische verzorging.

3. Zij die genezen alleen met een juiste verzorging en goede medische behandeling. [A.III.22]

Omdat wij niet weten tot welk type de zieke behoort, moet iedere zieke goede medicijn en een goede behandeling krijgen.

 

Dat de leer van wilsacties en morele gevolgen (kamma – vipāka) geen fatalisme is, maar door eigen gedrag ten goede gewijzigd kan worden, toont de volgende leerrede.

 

42. Zegeningen van mettā, karunā, muditā en upekkhā

 

Eens richtte de Boeddha zich tot zijn volgelingen met deze leerrede: “Ik verklaar, volgelingen, dat de resultaten van wilsacties die men vaak deed, niet worden uitgewist. De morele gevolgen ervan zullen worden ondervonden hetzij in dit leven, hetzij in het volgende leven of in een toekomstig bestaan. En zolang als de activiteiten die men wilde, uitvoerde en vaak deed, niet zijn ondervonden, net zolang is er geen einde aan onvoldaanheid en lijden.

 

Maar vrij van begeerte, vrij van afkeer, niet verward, met helder begrip en oplettend verblijft een edele volgeling met zijn hart vol van liefdevolle vriendelijkheid (mettā). En hij doordringt één richting, en evenzo de tweede, de derde en de vierde richting, en op gelijke wijze opwaarts en neerwaarts en rondom. Hij verblijft met zijn hart vervuld van liefdevolle vriendelijkheid, terwijl hij de gehele wereld waar dan ook en in gelijke mate doordringt. En hij doet dit overvloedig, onmetelijk, vrij van vijandschap en vrij van angst.

Hij weet verder: ‘Vroeger was mijn geest eng en onontwikkeld; maar nu is mijn geest onbeperkt en goed ontwikkeld. Geen wilsactiviteit van een beperkte orde zal erin verblijven.’

Als iemand vanaf zijn jeugd liefdevolle vriendelijkheid (mettā) ontwikkelt, de bevrijding van het hart, dan zal hij geen kwade daad kunnen doen. En als hij geen kwade daad doet, zal hem geen leed kwellen. Waarlijk, liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, moet ontwikkeld worden door man en vrouw. Noch man noch vrouw kan na de dood het lichaam meenemen; stervelingen hebben bewustzijn als verbindende schakel. Maar de edele volgeling weet: ‘Wat voor slechte daden ik voorheen ook deed met dit lichaam, de morele gevolgen ervan zullen worden ondervonden hier in dit leven en zij zullen mij niet verder volgen.’

Liefdevolle vriendelijkheid, indien op zo’n manier ontwikkeld, zal leiden naar de staat van niet-wederkeer in het geval van de volgeling die gevestigd is in de wijsheid van deze leer, maar die niet verder doorgedrongen is naar een hogere bevrijding.

 

Vrij van begeerte, vrij van afkeer, niet verward, met helder begrip en oplettend verblijft de edele volgeling met zijn hart vol van mededogen (karunā). En hij doordringt één richting, en evenzo de tweede, de derde en de vierde richting, en op gelijke wijze opwaarts en neerwaarts en rondom. Hij verblijft met zijn hart vervuld van mededogen, terwijl hij de gehele wereld waar dan ook en in gelijke mate doordringt. En hij doet dit overvloedig, onmetelijk, vrij van vijandschap en vrij van angst.

Hij weet nu: ‘Vroeger was mijn geest eng en onontwikkeld; maar nu is mijn geest onbeperkt en goed ontwikkeld. Geen wilsactiviteit van een beperkte orde zal erin verblijven.’

Als iemand vanaf zijn jeugd mededogen ontwikkelt, de bevrijding van het hart, dan zal hij geen kwade daad kunnen doen. En als hij geen kwade daad doet, zal hem geen leed kwellen. Waarlijk, mededogen, de bevrijding van het hart, moet ontwikkeld worden door man en vrouw. Noch man noch vrouw kan na de dood het lichaam meenemen; stervelingen hebben bewustzijn als verbindende schakel. Maar de edele volgeling weet: ‘Wat voor slechte daden ik voorheen ook deed met dit lichaam, de morele gevolgen ervan zullen worden ondervonden hier in dit leven en zij zullen mij niet verder volgen.’

Mededogen, indien op zo’n manier ontwikkeld, zal leiden naar de staat van niet-wederkeer in het geval van de volgeling die gevestigd is in de wijsheid van deze leer, maar die niet verder doorgedrongen is naar een hogere bevrijding.

 

Vrij van begeerte, vrij van afkeer, niet verward, met helder begrip en oplettend verblijft de edele volgeling met zijn hart vol van medevreugde (muditā). En hij doordringt één richting, en evenzo de tweede, de derde en de vierde richting, en op gelijke wijze opwaarts en neerwaarts en rondom. Hij verblijft met zijn hart vervuld van medevreugde, terwijl hij de gehele wereld waar dan ook en in gelijke mate doordringt. En hij doet dit overvloedig, onmetelijk, vrij van vijandschap en vrij van angst.

Hij weet nu: ‘Vroeger was mijn geest eng en onontwikkeld; maar nu is mijn geest onbeperkt en goed ontwikkeld. Geen wilsactiviteit van een beperkte orde zal erin verblijven.’

Als iemand vanaf zijn jeugd medevreugde ontwikkelt, de bevrijding van het hart, dan zal hij geen kwade daad kunnen doen. En als hij geen kwade daad doet, zal hem geen leed kwellen. Waarlijk, medevreugde, de bevrijding van het hart, moet ontwikkeld worden door man en vrouw. Noch man noch vrouw kan na de dood het lichaam meenemen; stervelingen hebben bewustzijn als verbindende schakel. Maar de edele volgeling weet: ‘Wat voor slechte daden ik voorheen ook deed met dit lichaam, de morele gevolgen ervan zullen worden ondervonden hier in dit leven en zij zullen mij niet verder volgen.’

Medevreugde, indien op zo’n manier ontwikkeld, zal leiden naar de staat van niet-wederkeer in het geval van de volgeling die gevestigd is in de wijsheid van deze leer, maar die niet verder doorgedrongen is naar een hogere bevrijding.

 

Vrij van begeerte, vrij van afkeer, niet verward, met helder begrip en oplettend verblijft de edele volgeling met zijn hart vol van gelijkmoedigheid (upekkhā). En hij doordringt één richting, en evenzo de tweede, de derde en de vierde richting, en op gelijke wijze opwaarts en neerwaarts en rondom. Hij verblijft met zijn hart vervuld van gelijkmoedigheid, terwijl hij de gehele wereld waar dan ook en in gelijke mate doordringt. En hij doet dit overvloedig, onmetelijk, vrij van vijandschap en vrij van angst.

Hij weet nu: ‘Vroeger was mijn geest eng en onontwikkeld; maar nu is mijn geest onbeperkt en goed ontwikkeld. Geen wilsactiviteit van een beperkte orde zal erin verblijven.’

Als iemand vanaf zijn jeugd gelijkmoedigheid ontwikkelt, de bevrijding van het hart, dan zal hij geen kwade daad kunnen doen. En als hij geen kwade daad doet, zal hem geen leed kwellen. Waarlijk, gelijkmoedigheid, de bevrijding van het hart, moet ontwikkeld worden door man en vrouw. Noch man noch vrouw kan na de dood het lichaam meenemen; stervelingen hebben bewustzijn als verbindende schakel. Maar de edele volgeling weet: ‘Wat voor slechte daden ik voorheen ook deed met dit lichaam, de morele gevolgen ervan zullen worden ondervonden hier in dit leven en zij zullen mij niet verder volgen.’

Gelijkmoedigheid, indien op zo’n manier ontwikkeld, zal leiden naar de staat van niet-wederkeer in het geval van de volgeling die gevestigd is in de wijsheid van deze leer, maar die niet verder doorgedrongen is naar een hogere bevrijding.” [A.X.208]

 

43. Arahants en kamma

 

Ook Arahants, volmaakte heiligen, ondervinden de gevolgen van hun vroegere verkeerde wilsacties. Maar zij produceren geen nieuw kamma, geen nieuwe wilsacties meer. Er worden wel nog daden verricht, maar zij hebben geen enkele gedachte meer van “ik” of “mijn”. Als volmaakte heiligen zijn zij volledig bevrijd van de mening “ik ben”. De onwetendheid is bij hen volledig opgeheven.

 

Enkele voorbeelden dat ook Arahants kamma-resultaten ondervinden, volgen hier.

 

44. De blinde Arahant

 

Iemand van middelbare leeftijd werd een monnik. Energiek leidde hij een beschouwend leven en bereikte de volmaakte heiligheid. Maar hij werd blind.

Op zekere dag liep hij op en neer en doodde zonder opzet veel insecten. Sommige monniken zagen dat en klaagden bij de Boeddha dat die monnik het vergrijp van doden had begaan. De Boeddha legde uit dat die monnik dat zonder opzet had gedaan en dat hij een arahant was.

De Boeddha vertelde dat die monnik in een vroeger leven een arts was geweest. Hij had toen een oogzalf aan een arme vrouw gegeven. Zij beloofde dat, als zij weer kon zien, zij en haar kinderen als bedienden voor de arts zouden werken. Door de oogzalf kon die vrouw weer zien. Maar zij hield zich niet aan haar belofte. Zij beweerde dat zij nu slechter kon zien dan voorheen. De arts gaf haar daarop een andere zalf waardoor zij blind werd. Als gevolg van die wrede daad werd de arahant blind.

En verder zei de Verhevene: “Als de geest niet goed is, volgt het niet-goede.” [Dhp. 1 (I.1)]

 

45. Zelfoverwinning

 

Een rijke jongedame werd verliefd op een dief en trouwde met hem. Later nam de dief zijn vrouw naar een rots en wilde haar sieraden stelen en haar doden. Zij smeekte alleen haar sieraden te nemen en haar leven te sparen. De vrouw gaf voor dat zij voor de laatste keer eer aan hem wilde bewijzen, ging achter hem staan en duwde hem naar beneden. Later werd zij een non. Zij ontmoette de Eerwaarde Sariputta, vernam de Dhamma en bereikte volmaakte heiligheid. De monniken praatten erover hoe zij na iemand gedood te hebben een Arahant was geworden na een paar woorden over de Dhamma.

De Boeddha sprak toen over de uitwerking van de woorden van waarheid en het belang van zelfoverwinning.

“Ook al reciteert men 100 verzen met nutteloze woorden, beter is één enkel woord van de Dhamma bij het horen [of lezen] waarvan men tot rust komt.”

“Ook al overwint men een miljoen mensen op het slagveld, toch is diegene de edelste overwinnaar die zichzelf heeft overwonnen.” [Dhp. 102-103 (VIII.3)]

 

46. Overweging

 

Iedereen zou vaak het volgende moeten overwegen: “Eigenaar en erfgenaam van mijn daden ben ik, uit mijn daden ben ik ontsproten, ik ben ermee verbonden, heb ze tot toevlucht en de goede en slechte daden die ik doe zal ik tot erfenis hebben.” [A.V.57]

 

“Waarom moet men vaker overwegen dat men eigenaar en erfgenaam is van zijn daden, dat men uit eigen daden ontsproten is, dat men ermee verbonden is, dat zij de toevlucht zijn en dat de goede en slechte daden die men doet, iemands erfenis worden? - Een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten is eigen aan de wezens. Maar wie dat feit vaker overweegt, bij hem verdwijnt dat slechte gedrag helemaal of het wordt minder. Daarom moet men vaker overwegen dat men eigenaar en erfgenaam is van de goede en slechte wilsacties.”

 

En verder overweegt men als volgt: ‘Ik ben immers niet de enige die eigenaar en erfgenaam is van zijn goede en slechte daden. Maar overal waar wezens zijn die komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens zijn eigenaar en erfgenaam van hun goede en slechte daden.' [A.V.57]

 

Terwijl iemand dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad. Dat pad onderhoudt hij nu, gaat er met volharding op. En zo worden bij hem de boeien geopend en de neigingen verdwijnen. [A.V.57]

 

En verder denkt hij: 'Laat nu mijn kracht ingespannen zijn, onbuigzaam; laat de oplettendheid tegenwoordig zijn, niet verward; laat het lichaam gekalmeerd, onbewogen zijn en de geest geconcentreerd, één geworden.' Terwijl hij zo de leer tot beweegreden neemt, geeft hij het slechte op, beoefent het goede, geeft het verwerpelijke op, beoefent het onberispelijke en bewaart zijn hart in reinheid. [A.III.40]

 

"In de hele wereld is er geen schuilplaats

voor degene die kwaad doet.

Laat daarom degene die slim is en bezonnen,

zich leiden door het geweten, en

- ook rekening houdend met de wereld -

laat hij zich leiden door de leer

en haar trouw in zijn levenswandel volgen.

Met waarachtigheid als steun

zal de wijze nooit verliezen.

Als energieke strijder

bedwingt hij Māra en verslaat de dood."

[A.III.40]

 

 

Geraadpleegde bronnen

 

Baptist, Egerton C. : The Buddhist Doctrine of Kamma. Colombo, 1978.

 

Bodde, Albert: Karma en reïncarnatie : Een zoektocht naar liefde en logica in de schepping. Deventer : Ankh-Hermes, 1997.

 

Dhammapāla, Bhikkhu : Broadcasts on Buddhism. (2nd ed.) - Kandy : BPS, 1969. The Wheel No. 132/134. (1st ed. Colombo: YMBA, 1944).

 

Dharmasiri, Gunapala : A Buddhist Critique on the Christian Concept of God : A Critique of the Concept of God in Contemporary Christian Theology and Philosophy of Religion from the Point of View of Early Buddhism. Colombo: Lake House Investments, 1974.

 

Ñānamoli Thera (tr.) : The Buddha's Words on Kamma. Four Discourses of the Buddha from the Middle Length Collection. Edited by Khantipālo Bhikkhu. Kandy : BPS, 1977. The Wheel No. 248/249.

 

Ñânananda, Bhikkhu (Transl.): An Anthology from the Samyutta Nikâya with notes. Part Two. Transl. by Bhikkhu Ñânananda. Kandy : BPS, 1972. The Wheel No. 183/185.

 

Nyanatiloka (Übers.) Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Übers. von Nyanatiloka; hrsg. von Nyanaponika. Köln : DuMont Schauberg, 1969. Neue Gesamtausgabe in fünf Bänden. 3. revid. Neuauflage. (Band I.)

 

Story, Francis : Gods and the Universe in Buddhist Perspective. Essays on Buddhist Cosmology and related subjects. Kandy: BPS, 1972. The Wheel No. 180/181.

 

Story, Francis : 'Action,' The Wheel No. 221/224 (Kandy 1975), p. 1-9.

 

Story, Francis : 'Kamma and Causality,' The Wheel No. 221/224 (Kandy 1975), p. 10-23.

 

Story, Francis : 'Karma and Freedom,' The Wheel No. 221/224 (Kandy 1975), p. 99-105.

 

Story, Francis: 'Collective Karma,' The Wheel No. 221/224 (Kandy 1975), p. 106-110.

 

Majjhima nikaya

M. 41, 57, 129, 135, 136,

Samyutta Nikaya

S.I.7.2; S.3.20-22,

Anguttara Nikaya

A.II.16-18; 27-30,

A.III.22, 34; 40, 54-55, 62, 69-70; 101, 113,

A.IV.17-19, 39, 77, 85, 197, 232-238,

A.V.43, 57, 129,

A.VI.39, 63,

A.X.47, 205, 208,

Dhammapada

Dhp. 1, 2, 15-17, 42, 62, 66, 71, 100, 102-103, 119-120, 125-126, 136-140, 157, 161, 173, 219-221, 224, 240, 307,

Sutta-nipata

Sn.I.7, vv 116-142

 

Afkortingen

A = Anguttara Nikaya

D = Digha Nikaya

Dhp = Dhammapada

M = Majjhima Nikaya

S = Samyutta Nikaya

Sn = Sutta Nipata

 

 

 

 

Verantwoording

 

 

Foto op omslag:

Boom aan de rivier Neranjara, Buddha Gaya, India. Blik in de richting van de berg waar de grot van ascese zich bevindt. 

Impressum

Texte: alles uit dit e-boek mag worden overgenomen, mits voor eigen gebruik
Tag der Veröffentlichung: 19.10.2014

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /