Cover

WBCM




 



West Brabant Cosumer Medicines



Yuoan Brasseur 22


1.

Vaag herinnerde Sjon zich een verjaardag in een grijs verleden waarop zijn vader en een vriend het plan bespraken om een schuur vol te zetten met papavers en heroïne te gaan verhandelen.

“Gewoon geen controle en tegen de tijd dat ze er achter komen, heb je zoveel verdiend dat het allemaal niks meer uitmaakt.”

Dat was vóór de grote kassen naar West Brabant kwamen. Zijn vader was op z’n 55ste met ontslag gegaan en exact 30 jaar later ’s morgens rond 2 uur in het bijzijn van gezinsleden overleden aan een overdosis legale morfine.

Sjon House* zat op een ongemakkelijke stoel in de wachtkamer van wethouder Gabriels. Govert Gabriels* was een oude jeugdkameraad, die het nooit een probleem had gevonden dat er een beetje gesjoemeld werd met de plaatselijke ordehandhaving.

De naden in het systeemplafond vertoonden her en der onregelmatigheden en de gipsplaten waren op meerdere plaatsen behoorlijk verkleurd. De wethouder zat op zijn plaats. Alleen jammer dat hij Sjon nu al een dik half uur liet wachten. De vergoeding voor geleverde diensten zou daardoor drastisch verminderd worden.

Het toestel op haar bureau begon aan een trillend dansje en Jacky*, de secretaresse van Govert, controleerde wie het was. Ze likte aan haar lippen.

“Wethouder Gabriels kan je nu ontvangen, Sjon.”

Jacky en Sjon waren wel eens samen naar dance-feesten geweest. Ze was een pittige, arrogante tante. Daar hield Sjon van. Helaas hield ze ook van domme mannen met een six-pack, een porsche en fantastische seks met lesbiennes. Sjon had het eerste niet, de 2e vond hij niet mooi en de 3e vond hij niks aan. De klik kwam niet. Ze leek behulpzaam en kwam misschien nog van pas.

“Dag Govert. Hoe is ‘t?” begon Sjon terwijl hij de deur openzwaaide. De wethouder zat achter een laptop met zijn handen op het toetsenbord en tuurde hem aan.

“Goed goed. Ga zitten.” Hij klapte de laptop dicht, schoof deze naar een hoek en steunde met zijn ellebogen op de werktafel. Hij paste zich een air van werkelijke interesse aan.

“Eigenaars van enkele leegstaande gebouwen op het industrieterrein hebben van jou een uiterst verbazingwekkende email ontvangen.”

“Was ie niet duidelijk dan?

“Jazeker, dat is ’t 'm nou net.” De wethouder klapte de laptop open, draaide het scherm naar Sjon toe en toonde de email.

Geachte meneer Fritsen*,

Met belangstelling constateer ik dat uw pand aan de Industrieweg 55* reeds vijf maanden leeg staat. Vriendelijk verzoek ik u om mij gedurende 2 jaar het alleen gebruiksrecht toe te kennen tegen een vergoeding van € 250,- per maand. Dit bedrag is inclusief energiekosten. Ik verplicht mij ertoe daarvoor het achterstallige onderhoud van het gebouw op me te nemen.

Uw pand zal worden gebruikt voor het fabriceren van consumer-medicines. De benodigde apparatuur zal uiteraard door mij worden aangeschaft. U heeft er geen omkijken naar. Ter compensatie van enige hinder uwerzijds zal elke maand 5% van de opbrengst van de consumer-medicines uit uw pand op een rekening naar keuze worden overgemaakt.

Gezien de leegstand in bedrijfsgebouwen, zie ik uw positieve reactie graag per omgaande tegemoet.

Hoogachtend,

Sjon House

“Nou, hartstikke duidelijk toch?”

De wethouder legde zijn handen achter zijn hoofd en verstrengelde zijn vingers. “Wat zijn consumer medicines, Sjon? Iets met drugs?”

“Je weet dat medicijnen tegenwoordig vooral gemaakt worden door de chemische industrie. Maar dat betekent niet dat de rol van planten binnen de geneeskunde is uitgespeeld. Ik wil medicijnen voor consumenten maken op basis van planten.”

“Geen heroïne, cocaïne, hasj?”

Sjon keek hem even stilzwijgend aan, schudde daarna meewarig nee, natuurlijk niet.

“Ach ja.” Nu leunde Govert zo ver achterover in zijn stoel als mogelijk was. “En wat bedoel je met de benodigde apparatuur? Alles wettelijk?”

Sjon grijnsde om het gemak waarmee de wethouder de geijkte vragen stelde.

“Ik maak gebruik van klimaatcellen van PlantyFood*. Je kunt daarin je planten telen zonder dat er een straaltje zonlicht aan te pas komt. De planten worden binnenskamers opgekweekt onder speciale, watergekoelde led-lampen. Via koelplafonds en luchtbehandeling worden temperatuur, luchtvochtigheid en koolstofdioxidegehalte in de klimaatkamer voortdurend gemonitord en optimaal op elkaar afgestemd. Alles wordt hergebruikt. Dankzij deze groeicellen is planten kweken overal en op elk moment mogelijk, zonder dat de omgeving er hinder van ondervindt.”

Govert knikte goedkeurend en tuitte zijn lippen. Zijn volgende opmerking mompelde hij haast. “250 euro inclusief energiekosten. Dat is haast diefstal.”

Sjon haalde zijn schouders op. “Ik installeer ORBAT accu’s. Organische redox flow batterijen bestaan uit in water opgeloste organische materialen. De chinonen – organische verbindingen – kunnen samen een ‘redoxpaar’ vormen en een chemische reactie uitlokken, waarbij elektronen uit de ene stof in de andere worden opgenomen – chemische energie wordt omgezet in elektriciteit. De redoxreactie bestaat uit oxidatie en reductie. Bij oxidatie scheidt het organisch materiaal positief geladen waterstofionen van elektronen, en bij de reductie ontvangt de andere stof deze ionen en elektronen. Elk elektron heeft een extreem kleine lading van -1,6x10 tot de 19e coulomb. Er zijn meer dan zes triljoen elektronen nodig om een stroom van één ampère per seconde te maken. De stroom elektronen wordt opgevangen door de anode en kathode van de accu. De chinonen in de wateroplossing blijven ongeveer 5000 cycli van op- en ontladen stabiel. Daarmee heeft de accu een levensduur van om en nabij de 15 jaar. Traditionele batterijen zoals lithiumbatterijen laten het na zo’n 1000 cycli afweten. Elk chinonmolecuul bevat twee elektronen die bij de redoxreactie afgesplitst kunnen worden, terwijl de metaalmoleculen er maar één hebben. Een plantenaccu kan dubbel zo veel energie kwijt in hetzelfde volume.”

“Wauw.” Govert schoot rechtop, sloot de laptop en kwam met zijn laatste – en voor hemzelf de belangrijkste – vraag. “Hoe kan de gemeente meeprofiteren van je idealistische, duurzame plan?”

Met een uitgestreken smoel deed Sjon zijn voorstel. “Als je mij een vergunning geeft voor 2 jaar kan ik 5% van alle opbrengsten op een rekeningnummer naar keuze overmaken. En naar verwachting blijft er elektriciteit over, die ik terug kan leveren aan Essent*. Wat dat oplevert, kan aan de gemeente toevallen.”

“Goed, goed. Goeie constructie, Sjon. Zo kan ik mijn besluit wel verkopen.”

De wethouder stond op, kwam van achter zijn bureau, schudde Sjon’s hand met de ene, klopte met de andere op Sjon’s schouder en liep met hem naar de wachtruimte.

“Eind van de week heb je je vergunning. Daar zorg ik voor.”

“Dank, wethouder. Altijd goed te weten dat de gemeente ondernemersinitiatieven stimuleert.”

“Dag Sjon.” Vriendelijk lachte Jacky hem na.


2.

In het licht van de neonlampen liep Sjon van zijn witte bestelbus op de Antwerpse kade bij Dok 4* naar de bewuste container. Havenmeester Hendrik* wachtte op hem met een klembord onder de arm. Ze groetten elkaar.

“Hoe is ’t met de koters, Hendrik?”

“Het gewone gedonder, meneer House. Maar moeders wordt elke dag schoner.”

De havenmeester ontgrendelde de deuren en opende de container. “Ik heb de pakketten al voor u opgezocht.” Hij zette de gebruikelijke, water- en reukdicht verpakte grijze dozen voor Sjon neer. Sjon gaf hem de envelop met het afgesproken bedrag.

“Dank, meneer House. Komt van pas in deze drukke tijden. Ik help u er aan herinneren dat volgende maand de controle is.”

Import en export via de havens van Antwerpen en Rotterdam volgde een patroon. Controle van alle containers was onmogelijk. Transport werd gedoogd, als regelmatig een mooie vangst werd gedaan om het imago op te poetsen. Sjon zorgde bij controles dat er altijd iets kon worden gevonden.

“Ja, ok. Ik zorg dat er tussen de koffie een bruin pakket in de container zit met Colombiaanse bladeren. Daar moet je een wit voetje mee kunnen halen.”

De havenmeester stak zijn duim op, sloot de container af en Sjon kuierde terug naar zijn bestelauto, parkeerde voor de dozen, laadde ze in en verliet rustig Dok 4, zoals hij elke eerste donderdag van de maand rond 3 uur ’s morgens gewend was.

De apparatuur in een hoek van de 2e hal was anders. De drager van de witte lab-jas ook. Omdat Sjon geen idee had hoe hij het nieuwe materiaal in bruikbare hoeveelheden moest maken, had hij contact gezocht met een kennis van een kennis van een kennis die studente was op het Avans* laboratoriumcollege.

Hij had haar gepaaid met zijn idealistische pitch:

Ik wil medicijnen maken op basis van de koolstof van planten. Daarmee kunnen we bacteriën, virussen en kankercellen doden door ze “vacuüm te verpakken”. Ze krijgen geen zuurstof meer en verstikken. Veel medicijnen zijn so wie so niet gericht op herstel, maar op het uitschakelen van virussen, bacteriën en kankercellen. Je mag je eigen lab inrichten en krijgt 25% van de opbrengsten.”

De negentienjarige Suzie* had toegehapt. Na enig onderzoek, kocht Sjon de gewenste hulpmiddelen. Samen installeerden ze de systemen. Ze werkten elke dinsdag, woensdag en donderdag om zwarte drab uit de planten te halen en daarmee te pogen vellen te maken van één atoomlaag dik, 200x sterker dan staal, tot 20% van de eigen lengte uitrekbaar, en elektriciteit beter geleidend dan koper, warmte beter geleidend dan enig ander materiaal met een atoomrooster dat tot 97,7% licht, maar nog geen waterstofatoom door zou laten en zeer goed bestand zou zijn tegen zuren en basen.

Na vier maanden hadden ze het proces zo ver onder de knie, dat ze voorstellen konden doen voor geautomatiseerde productie. Restte nog het onderzoek naar hoe het grafeen het lichaam weer moest verlaten.

Waar eerst de hal verder leeg was, vulde Sjon de ruimte met verbrandingsovens, mixers, osmosefilters, centrifuges, spreid-, herschik- en vulmachines. Ze verbeterden enkele bestaande medicijnen en creëerden nieuwe door extracten te combineren.

Een enorme dreun wekte Sjon tegen vijf uur uit een droomloze slaap tussen scherven van de ramen. Hij kiepte zijn pantoffels leeg, schoof voorzichtig zijn blote voeten erin, stond op en keek uit zijn ex-raam. Buiten was de ravage rondom de plaats waar zijn auto had gestaan onbeschrijfelijk.

Buurtbewoners stonden in pyjama in hun voortuin te kijken naar het slagveld. Waar delen van de gevels waren getroffen door stukken carrosserie, zaten gaten of hingen gebroken gevel-elementen aan hun laatste spijker of schroef. Veel ramen waren gebarsten, een enkele was door de luchtdruk in stukken naar binnen geblazen. Drie wielen lagen nauwelijks een meter van hun oorspronkelijke positie. Een stoel lag omgekeerd midden op de doorgaande weg.

Sjon’s huis stond aan een parallelweg. De weg was onlangs opnieuw bestraat. Helaas voor de werkers lag een groot deel van de klinkers niet meer op zijn plaats. Er zat nu een kuil die de straat en de stoep afsloot voor doorgaand verkeer. De heg tussen de parallelweg en de hoofdstraat miste een meter of vijf. Zover Sjon kon zien, lag de hoofdweg over een afstand van een zestigtal meters bezaaid met stukken van zijn auto, struiken uit de heg, klinkers en brokken stoeptegel.

De telefoon ging. Hij nam op. “Met 112. Klopt het dat er bij u voor de deur een explosie is geweest?”

“Jazeker.”

“Ok. Dan sturen we zo snel mogelijk de hulptroepen.”

De kleren die hij gisteravond had uitgedaan en over een stoel had gehangen, zaten vol splinters. In de kastdeur zat een glasscherf die hij met enig wrikken loskreeg en tussen de andere op de vloer liet vallen. Hij kleedde zich snel, ging de wenteltrap af en aanschouwde de benedenverdieping. Er stond niets meer op dezelfde plaats. Zelfs de zware meubels waren omgekieperd. De achterruit zat er nog in, maar was vol krassen veroorzaakt door de voorruit.

Sirenes. Een grote rode wagen met blauwe zwaailichten. Mannen met zwarte pakken en witte helmen. Toen Sjon de restanten van zijn voordeur opzij duwde en buiten stapte, arriveerde er een gele ziekenauto. Een brandweerman liep het tuinpaadje op. Sjon zei: “Ik mankeer niks.”

Buren werden aan de tand gevoeld. De wegen voor het huis werden afgezet met rood-witte linten. Na enkele minuten stopte een witte politiebus. Een mollige man stapte uit, overzag de chaos en stevende op Sjon af. Schudde hem de hand.

“Frans de Leeuw*.” Hij keek nog eens om zich heen, daarna gluurde hij naar binnen. “Alles in orde meneer?”

“Met mij gaat het goed. Mijn auto is niet veel meer waard, vrees ik.”

Na de gebruikelijke inleidende vragen, kwam Frans ter zake. “Idee wie uw auto niet mooi vond?”

“Nou,” begon Sjon.

Van de overkant van de hoofdweg kwam Jan Achtervol*, terwijl hij het vierde wiel voor zich uit rolde. Niet opgehouden door de heg, legde hij het op de oorspronkelijke plaats bij de drie andere. “Weer compleet! Lag bij mij in de tuin. Dacht ‘k breng ’t even terug.”

“Dank je, Jan.”

Met lichte interesse volgde de politieman het gebeuren. “Kennis?”

Een twintig jaar lang was Jan vrijwilliger bij de lokale computerclub geweest. Elke week kwamen de leden bij elkaar in het gemeenschapshuis. De contacten tijdens en na afloop van de verenigingsactiviteiten waren altijd vriendelijk en gezellig. Ook bij bezoeken aan andere clubs was Jan van de partij. Hij reed een Engels merk met twee carburatoren.

“Goeie kennis volgens mij.”

Een van de brandweermannen naderde met een verwrongen pijp in zijn handen. “Bom.”

Het fysieke herstel vergde enige weken. Na de aannemers, opruimers en de vegers, legden de stratenmakers de klinkers op hun plaats en herplantten de gemeentewerkers het ontbrekende stuk heg.

Mentaal vond er in zijn hersenen iets bijzonders plaats. Naast de schrik om de bedreiging, borrelde het idee op om op basis van wilgenbastextract een verbeterde pijnstiller te ontwikkelen.

Ze konden gewoon acetylsalicylzuur dat pijn verzacht en ontstekingen remt en een groot aantal andere ziekten en aandoeningen kan genezen en voorkomen, recombineren met vitamine C, ampakine en psylocibine. Het zou helpen bij ziekten en aandoeningen als kanker, diabetes, depressiviteit, reuma, aderverkalking en schizofrenie door de ontsteking binnen de perken te houden. Ook zou een geringe dosis (1 tablet per dag) psychische klachten kunnen verhelpen. Vanwege de bloedverdunnende werking kon het gebruikt worden om bloedpropjes en hart- en vaatziekten te voorkomen en voortijdige sterfte 10% doen dalen bij regelmatig gebruik. Het middel zou ook de hersenen scherp houden en via psylocibine het kortetermijngeheugen flink verbeteren.

Het Npas4-gen regelt het opbouwen van nieuwe netwerken en is beslissend voor het vormen van herinneringen. Het gen is gekoppeld aan de hippocampus, een knooppunt dat alle onderdelen van de herinnering, zoals de input van ogen en oren, bewaart. De plaats waar je je herinneringen bewaart, is het langetermijngeheugen. De herinneringen worden in een wijdvertakt netwerk van zenuwverbindingen opgeslagen, een fysiek zenuwspoor in de hersenen. Het kortetermijngeheugen werkt in de paar seconden dat de zenuwsignalen actief zijn. De signalen worden vastgehouden doordat het kortetermijngeheugen de informatie voor zichzelf herhaalt. Na een seconde of 30 wordt de lus onderbroken en dooft het signaal uit. Als een herinnering van het vluchtige kortetermijngeheugen overgaat naar het langetermijngeheugen, is ze permanent geworden en kan niet zomaar worden gewist.

Sjon verwoordde zijn idee in de Word tekstverwerker. Suzie las het en was onmiddellijk enthousiast. Ze haalden stukjes wilgenbast van een rijtje langs de sloot even verderop, bedachten beproevingen om het benodigde te extraheren, splitsten, voegden toe en fabriceerden hun eerste tabletten.

Als proefpersoon had Sjon al iemand in gedachten. Een aantal avonden hupte hij over de nieuwe heggestruiken, stak de doorgaande weg over en drukte op de deurbel bij Jan Achtervol. Vriendelijk werd hij binnengelaten voor een mok decafkoffie (anders slaap ik niet - beweerde Jan).

Een jaar of tien daarvoor was Jan nog nieuwsgierig geweest. Erger dan Aagje. Tegenwoordig begon hij wat wazig te worden in zijn hoofd. Zijn woorden. Sjon roerde een tablet in zijn koffie en verwisselde de mokken.

"Hebben ze al iemand gevonden?" vroeg Jan na een dag of twee. Ze hadden over hun hobbie computers gekletst. Dingen uit het verleden wist hij nog goed. Recentere gebeurtenissen verbleekten waar je bij zat. "Die Frans de Leeuw lijkt me een snuggere vent. Moet binnen de kortste keren gepiept zijn."

Sjon wist genoeg. "'t Blijft politie, hè."


3.

Omdat anders het bedrijfsgebouw eenzaam aan de Industrieweg was gelegen, viel het bijzonder op, dat op dezelfde dag viermaal bezoek aanklopte. Fritsen, Frans de Leeuw en een vrouw met een afgezaagd jachtgeweer, die zoals ze later zou zeggen Froukje* genoemd wilde worden.

Fritsen knikte goedkeurend, nadat hij diep gesnoven had, geen geuren had opgevangen en de apparatuur had bekeken. "Ziet er goed uit. Eh, nog bedankt meneer House voor de centen. Zo mag u nog wel een paar jaar doorgaan hoor."

Frans de Leeuw vertelde dat ze geen enkel spoor hadden. Hij controleerde de bakken met planten, proefde van enkele poedertjes en verliet het pand met de stelling "We houden contact."

De vrouw - Froukje - schoot één mixer van 24,7 duizend aan gort en opperde "We hebben allemaal kinderen...". Ze liet een geprint vel achter. Of ze maar per direct wilden stoppen met hun gedoe, op straffe van grovere maatregelen. En dan niet zoiets simpels als een autobom.

Frans de Leeuw stapte enkele minuten na Sjon's 112-gesprek opnieuw binnen, bezag het papier en bestudeerde de kapotte machine. "Froukje, zei ze?" En even later "Nooit eerder gezien zeker?"

Sjon beschreef Froukje (kortgekapt, blond tegen wit aan, volle rood gestifte lippen, zwart leren jack en broek en laarzen, ietwat gevuld, ongeveer zoals u). De inspecteur trok licht met een wenkbrauw bij het laatste. Gevoelig punt, dacht Sjon en noteerde in gedachten iets van een poedertje tegen zwaarlijvigheid.

"Afgezaagd jachtgeweer, zei je?" Hij pende ijverig de informatie in een notitie-boekje. "Hebben we in ieder geval een start." Naar Sjon opkijkend, vroeg hij "En, van plan om het gedoe hier op te geven? Vast niet." En hij verliet het pand, stapte in zijn politieauto en reed rustig weg.

"Gelukkig was je niet hier."

Suzie had nauwelijks één been binnen gezet en ze wilde net haar witte lab-jas aantrekken. "Wat is er gebeurd?"

En hij vertelde haar van de bezoeken.

"Je moet zelf maar bepalen of je risico wil lopen."

"Ik wil die Froukje wel eens tegenkomen."

"Ze schoot die mixer tot schroot."

"Ik ben geen mixer. Of eigenlijk toch wel, maar dan een andere." Ze lachten allebei.

De verkoop van hun consumer medicines ging van goed ("gewone" extracten) naar beter (de Achtervol tabletten). Geld waterviel op Sjon's bankrekening, vertakte zich van daar en vormde borrelende bronnen op de rekeningen van Suzie, wethouder Gabriels en ondernemer Fritsen.

Sjon kocht betere machines. Suzie introduceerde Katherina* (Kathy voor vrienden), een briljante medestudente. Haar woorden. En hij huurde een beveiligingsfirma in. Dagelijks kwam Zander Tayte* op onregelmatige tijden tweemaal langs om een oogje in het zeil te houden, grapjes te maken en een hart onder de riemen te stoppen. Hij flirtte openlijk met de meisjes.

Katherina stelde direct voor een separaat onderzoek te doen naar meer mogelijkheden voor grafeen. "Ook andere dan medicijnen", verduidelijkte ze. En ze fataseerde: "Toepassen in flinterdunne (0,3 nanometer), flexibele schermen, betere zonnecellen, razendsnelle computers. Inkt met grafeen kan op textiel worden gedrukt. Stof met zonnecellen, een mobielscherm dat je op je huid plakt, pleisters die wondgenezing of hartritme in de gaten houden. Kleding met grafeeninkt kun je wassen, drogen, verkreukelen en uitrekken zonder dat je de elektronica beschadigt. Grafeen gemengd met latex als materiaal dat dunner, sterker en veel flexibeler is dan condooms die nu op de markt zijn." Zander dacht dat het laatste het meeste zou kunnen opbrengen.

Een paar weken ging voorbij, zonder dat hij hoorde van Froukje of Frans de Leeuw. En op een dag, geloof het of niet, kwam hij ze allebei opnieuw tegen, donderdagochtend rond 3 uur bij Dok 4.

Havenmeester Hendrik had net zijn envelop geïncasseerd. Sjon draaide zich om en daar stonden ze. Blonde Froukje met de handen boven haar hoofd, Frans de Leeuw met getrokken pistool, kogelwerend vest met het woord POLITIE erop, benen iets uit elkaar op een tiental meters van haar vandaan, half achter een stapel pallets. Net als in de film.

"Dag meneer House," groette de politieman.

"Hoi," zei Froukje.

"Tsja," begon Sjon. Hendrik kuierde nonchalant weg tussen de containers. "Da's nou ook toevallig dat ik jullie hier tref."

De Leeuw vroeg: "Wat zit er in die dozen?"

"Planten."

"Wat voor planten?"

"Tropische."

"Legaal?"

"Zeker."

Waarop de blondine kuchte, grijnsde en commentaar leverde. "Zo illegaal als maar mogelijk is."

Sjon mocht mee naar het bureau. Froukje mocht in een van de leegstaande cellen wachten, terwijl hij de inklaringspapieren te voorschijn haalde en een klein deel van de doosinhoud afstond voor controle. Sjon legde uit: "Jungle-planten bevatten verschillende medicinale ingrediënten. Er is nog weinig onderzoek naar gedaan, maar er komt steeds meer informatie over vrij." Uiteraard was er geen verboden stof aanwezig, dus hij mocht zonder mankeren huiswaarts gaan. Froukje mocht nog even blijven om te helpen bij het politie-onderzoek.


4.

Emma Wilpert* staarde uit het raam van haar kantoor op de derde verdieping in Breda*. Na het telefoontje van Frans de Leeuw ("Er is hier iets heel vreemds gaande!") had ze met haar computer op internet zitten zoeken en - helaas - niets van belang gevonden. O, er was genoeg informatie over plantenextracten, afpersing en smokkelaars, maar geen bit, byte, plaatje of tekst over de consumer medicijnen van Sjon House.

Ze zuchtte, pakte haar autosleutels, nam de trap met twee treden tegelijk, stapte in haar auto en reed de snelweg op naar het platteland, richting het bedrijfsgebouw dat Sjon House in gebruik had aan de Industrieweg. De A57 veroorzaakte zoals gewoonlijk tussen acht en tien en tussen vier en zes een file, waardoor ze kon genieten van de eenmotorige lestoestellen op Breda International Airport (voormalig vliegveld Zegge).

Zodoende had ze ruim de tijd om haar strategie op orde te brengen. Ze stapte het pand dan ook met voorbedachte rade binnen, nam de apparatuur en plantenbakken in de eerste hal rustig in zich op, struinde naar de tweede hal en bekeek de vier personen die gezellig aan een tafel koffie met een koekje zaten te lebberen.

"Hallo," groette ze.

Een van de mannen stond op en veegde zijn hand af aan zijn witte laboratoriumjas (kruimels?). "Dag." De twee meiden mompelden een halfhartige groet. De andere man had een beveiligerspak aan. Hij bleef zitten en nam haar van kruin tot teen op. "Zegt u het maar."

"Ik zal me even voorstellen: Emma Wilpert. Ik ben een kennis van Frans de Leeuw, die hier eerder een paar keer is geweest."

"U bent ook van de politie?"

"Nee, ik ben consultant en wordt regelmatig ingehuurd door de politie."

"Ach, u komt in verband met Froukje!"

"Nee, ik kom omdat Frans vindt dat er hier iets vreemds gaande is."

"O. Afgezien van een blonde tante die dingen overhoop schiet en bedreigingen uit, is hier niets bijzonders aan de hand."

"En de bezoekjes aan dok4? Het opblazen van een halve straat en een auto? De beveiliger aan de tafel? Het feit dat uw activiteiten nergens op internet terug te vinden zijn?"

"Legale import. En Froukje. Nogmaals Froukje. Ik heb niet zoveel op met digitale media. Ik ben meer van de directe benadering."

"Dan wil ik om te beginnen een rondleiding met uitleg."

Sjon vond haar wel charmant. Ze was netjes afgekleed in een zwarte pantalon met creme bloesje onder een lichtgroen jack. Ze zag er goed uit, had een jeugdig gezicht, korte zwarte krulletjes en één ring in haar linkeroor. Naar haar leeftijd durfde hij niet te gokken.

Ze slenterden door de twee bedrijfshallen, bekeken alles, de bakken met planten, de ORBAT accu's, verbrandingsovens, mixers, osmosefilters, centrifuges, spreid-, herschik- en vulmachines. Sjon gaf haar overal een summiere uitleg bij, vertelde over de productie van de zwarte vellen, de verbeterde bestaande en nieuwe medicijnen, de Achtervol pillen en zelfs het in de experimentele stadium verkerende poeder tegen zwaarlijvigheid.

Emma reageerde vol interesse, stelde gerichte vragen en was, volgens Sjon, heel sympathiek. "Je ziet: niks geheimzinnigs, niks illegaals. Je kunt met een gerust hart tegen Frans de Leeuw zeggen, dat alles in orde is."

Emma knikte. "Behalve dan de bedreigingen."

"Ja."

Blijkbaar was de pauze voorbij, dacht ze, want de meisjes stonden nu bij een tafel waarop diverse buizen, ketels en andere experimenteer-apparatuur was uitgestald. De beveiliger hing opzichtig tegen de muur naast de deur tussen de twee hallen.

"En wat gaat er nu gebeuren?" Hij schonk een mok halfvol koffie en gaf hem aan haar. Ze nam hem aan en nipte ervan. Best goeie koffie.

"Lekker," zei ze. "Ik zou, om te beginnen, een blik in je administratie willen werpen." Ze keek hem verwachtingsvol aan. Sjon was onder de indruk van haar ogen. Grijsblauw en een zweempje groen met hier en daar een spikkeltje geelgoud. Prachtig.

"Om te beginnen heb je een rondleiding gekregen. Nu zijn we aan stap twee toe, geloof ik."

"Klopt. Stap twee is het begin van het vervolg van het onderzoek."

"En welke stap is Froukje?"

"Vier of vijf, zou ik zeggen."

"Wat is stap drie?"

"Eerst stap twee." In de discussie-pauze nam ze een flinke teug koffie. Die was verrekte lekker! "Als alles echt legaal is, dan moet je daar toch geen probleem van maken?"

Sjon ging haar voor naar een klein voorraadhok, dat hij speciaal in een hoek van de hal had gebouwd van op elkaar gelijmde cellenbetonblokken. Hij startte de oude, stand-alone desktop computer die daar stond. "Kan even duren."

"Je doet je administratie op dit aftandse apparaat?"

Hij grijnsde en toverde een usb-stick uit zijn zak. "Neuh. Die staat hier op."

"Waarom dan deze... o ik snap het." Ze grinnikte. "Daarom is er niks te vinden op het internet. Je gebruikt ...".

"... alleen stand-alone computers. Ja."

"Maar je moet toch onderzoek doen? Waar doe je dat dan mee?"

"We hebben één state-of-the-art volledig geupdate laptop voor internet zoekopdrachten. De tests en simulaties gebeuren allemaal op geïsoleerde computers. We hebben zelfs geen bedrijfsnetwerk."

"Ingenieus."

"Och."

De desktop vertoonde nu het startscherm van Windows. Sjon stopte de usb-stick erin, wachtte tot het herkenningsschermpje opleefde, opende zijn administratieprogramma en gebaarde naar Emma dat ze zich mocht uitleven. Ze scrolde enige minuten door het simpele overzicht. "Hm. Ziet er wel ok uit. Ik ben klaar hoor." Hij sloot netjes de usb af, trok hem uit de sleuf en duwde hem weer in zijn broekzak. "Komt aardig wat geld binnen."

"Gaat ook aardig wat geld uit."

"Ja, ik zag steekpenningen ...".

"Vergoedingen."

"Ok, vergoedingen naar verschillende rekeningnummers. Geen namen."

"Zoals afgesproken met de eigenaars van de rekeningnummers."

"En toch zou ik graag weten wie de 'vergoedingen' ontvangen." Ze keek hem weer aan met haar magnifieke ogen. Sjon aarzelde.

"Dat is stap zes."

"Ok," zei ze en keerde zich om, liep het voorraadhok uit en beende naar de deur tussen de twee bedrijfshallen. Daar keek ze om. "Stap drie is een test van je medicijnen. Morgen, tien uur, bij mij op kantoor. Breng overal een poedertje of pilletje van mee." Ze overhandigde Zander Tayte haar visitekaartje. Hij nam het aan, salueerde en vergezelde haar tot de buitendeur.

Het email bericht luidde:

Aan de heer S. House,

Hierbij laten wij u weten dat wij onze advocaten opdracht hebben gegeven om een rechterlijk dwangbevel te verzoeken bij de rechtbank te Breda. De rechtbank heeft onze eis tot gedwongen bedrijfsstop gehonoreerd. Indien u geen gehoor geeft aan deze eis, wordt u een dwangsom opgelegd van honderdduizend euro per etmaal.

Hoogachtend,

J. Klasen*, voorzitter Nederlandse vereniging van de farmaceutische industrie.

Sjon toonde Emma Wilpert zijn telefoonscherm. Daarvoor moest hij opstaan uit de bezoekersstoel. Hij ging achter haar staan en boog voorover. Zij zat in haar bureaustoel, tuurde naar het scherm en floot tussen haar tanden.

Sjon had een plastic doosje met monsters van alle poeders en pillen op haar bureau gezet. Hij had rondgekeken en vastgesteld, dat er een gemakkelijk te reinigen laminaat vloer lag, drie boekenkasten gevuld met mappen en allerhande boeken tegen één muur stonden, één muur leeg was op de toegangsdeur na en de andere twee wanden uitzicht boden op de snelweg en een ander hoog kantoorpand.

Hij was ruim op tijd van huis vertrokken met het oog op mogelijke files. De snelweg was bijzonder rustig geweest en hij was veel te vroeg op zijn afspraak verschenen. Emma had zijn verontschuldigingen weggewuifd en koffie ingeschonken ("Niet zo lekker, vrees ik, als die in jouw bedrijfsgebouw.") en hem op de stoel voor haar bureau gewezen. Hij had het plastic doosje in zijn minder gebruikte linkerhand het kantoor ingedragen en het voor zich op het bureaublad gedeponeerd.

"Je begrijpt dat dit onzin is, Sjon?" Ze keek naar hem op, hun gezichten slechts centimeters van elkaar. Even bleef hij zo staan en observeerde stil de goudkleurige spikkels. Dit moment ging hij zich lang herinneren, wist hij.

"Onzin? Hoe dat zo?" Sjon rechtte zijn rug, liep om het bureau heen en zette zich op de bezoekersstoel. Buiten betrok het weer. Binnen keerde de inwendige en uitwendige spanning terug tot een aanvaardbaar niveau.

"Een gerechtelijk dwangbevel wordt direct vanuit de rechtbank door middel van een deurwaarder afgegeven." Ze staarde uit het raam. "Deze meneer Klasen, ik vrees dat zijn voornaam Jan zal zijn, bestaat niet. Net als Klaas Vaak, de Kerstman, Sinterklaas en een goeie weerman." Emma glimlachtte, terwijl ze het plastic doosje oppakte. "Ik zal deze laten testen door het lab. En dan gaan we door naar stap vier en vijf."

Het ongeval gebeurde op weg terug naar huis. Sjon was eerlijk gezegd nog wat in gedachten en speelde het moment van close encounter met Emma diverse keren af, telkens met andere afloop. Nu eens werd het wat, dan weer werd het niks. Een knarsend geluid vergezeld van een opdonder deed hem in zijn autoriem naar voren en achteren schokken. De witte bedrijfsbus schoot naast de snelweg. De banden trokken voren in de zachte bermgrond en tergend langzaam dook de neus naar beneden in de greppel die zo'n meter of acht, negen ernaast lag.

Het eerste dat hij dacht was: "Sjonge, dat ging maar net goed." Daarna keek hij om zich heen en zag door de zijruit een donkere (Audi?) wagen zich met enorme snelheid uit de wielen maken. Het tweede dat hij dacht was: "Dit is echt stap vijf." En hij belde Emma met zijn mobiele telefoon.

Het volgende kwartier arriveerden respectievelijk: een brandweerwagen (6 minuten), Emma Wilpert (7 minuten), een ziekenwagen (12 minuten) en een patrouillewagen van de politie (exact 15 minuten). Het duurde even voordat een vriendelijke man in zwarte bedrijfskleding met een gele helm op zijn hoofd voorzichtig zijn vinger uit het dashboard had gewrongen. Hij had zich onbewust met zijn rechterhand willen tegenhouden om de klap op te vangen, maar was de ontbrekende autoradio vergeten. Sjon was van plan geweest om er een andere in te zetten, nadat de oude de geest had gegeven. Die had hij er alvast uitgehaald, maar hij was nog niet toegekomen aan het inbouwen van de nieuwe. En door een ongelukkig toeval was zijn vinger klem komen te zitten. Maar nu was hij weer vrij.

De agent had pilonnen op de weg gezet en vroeg wie Sjon was en hoe het met hem ging, terwijl een ambulancemedewerker een vinger voor zijn ogen heen en weer bewoog. "Prima," zei Sjon, "Ik mankeer niks. Het was een donkere (Audi?) wagen. Hij had een beetje haast en ging die kant op." Hij wuifde met zijn rechterhand en voelde dat de vinger toch wel wat pijn deed. "Mijn vinger doet toch wel wat pijn." De vrouw in lichtgroen met gele schouders wreef over de vinger.

"Ja, die zal voorlopig gevoelig zijn." Daarna gaf ze er een zoentje op.

Frans de Leeuw parkeerde keurig op de vluchtstrook. Sjon keek naar Emma. Ze knikte. "Ik heb hem gebeld." Sjon vond het een koddig gezicht, toen Frans aarzelend over de voren in de berm hupte om bij hen te komen.

"Afgevallen?" vroeg Sjon en gaf hem een knipoog.

"Ja, ik train meer." En hij kreeg een knipoog van Frans terug. Later zou hij in Sjon's oor fluisteren: "'t Werkt echt dat poeder van jou. Vijf kilo al!" Ondertussen noteerde hij in zijn opschrijfboekje de details (zwarte Audi? botste van achteren tegen witte bestelbus, chauffeur bus ongedeerd - hij vond het niet nodig de pijnlijke vinger te vermelden -, waarna bus in berm belandde), bekeek met belangstelling eerst de email van de zogenaamde J. Klasen, daarna de pechauto die de bus uit de greppel verwijderde, maakte met iedereen een praatje, klopte de agent die het verkeer stond te regelen op de schouder ("Goed gewerkt!"), groette iedereen en maakte - zonder de sirene te gebruiken - snelheid op de vluchtstrook om in te voegen in de verkeersstroom op de snelweg.

Emma sprak af dat ze eind van de middag nog even langs zou komen aan de Industrieweg en vertrok toen de bus door de pechdienst na overleg met de politieagent voldoende verkeerswaardig werd bevonden. Sjon dankte de man in blauwe overall, schudde zijn hand (en had daar onmiddellijk spijt van, want er zat behoorlijk wat zwarte koek aan), stapte in en draaide de weg op, terwijl de agent de langsflitsende auto's waarschuwde door zijn hand op te steken.


5.

De farmaceutische delegatie bestond uit drie mensen: een dandy-achtige man van (schatte Sjon) rond de vijftig in een kameelharen sjieke broek, colbert en spierwit overhemd en vlinderdas, een jongere vrouw (assistente?) en een grijsharige, gedistingeerde man in vrijetijdskleding. De ontmoeting was op uitnodiging van de secretaresse van de directeur van een van de grootste pillenboeren van Nederland. Sjon had gebeld en verteld dat hij een email had ontvangen van ene meneer Klasen. Zij had overlegd met haar baas en de ontmoeting in dit dure restaurant geregeld, maaltijd en drankjes inclusief.

“Wij kennen geen heer Klasen.” Het was wonderlijk genoeg de jongere vrouw, die zich voorstelde als Ellenor Dugassi*, die het woord voerde. “En als we bezwaar hadden tegen uw bedrijfsvoering of uw consumer medicines dan zouden we gewoon de reguliere kanalen gebruiken. Onze advocaten,” verduidelijkte ze. “Het feit dat u een relatief gering marktaandeel heeft verworven en dan nog in een niche die wij in de voorziene toekomst niet van plan zijn aan ons assortiment toe te voegen, doet ons vermoeden dat u met specifieke andere partijen van doen heeft. Maffia of gelijksoortige onderwereldfiguren dus.”

“Ik had al zo'n vermoeden, toen die bom mijn auto in onderdelen uiteen blies.” Sjon maakte het zich gemakkelijk, leunde achterover in de luxueuze stoel en nam een slokje van het glas rode wijn dat de ober voor hem had ingeschonken.

“Uit wat we uit het veld horen zou het, mocht de aanslag gelukt zijn, een verlies voor de medische wereld zijn geweest.” Het was de beurt aan de dandy, merkte Sjon.

“En u bent?”

“Richard de Ruyter*, marketing directeur van InterFarma*.”

“Wat fluistert het veld in uw oor?”

“U heeft een tablet gemaakt die vergeetachtigheid doet verminderen. In tegenstelling tot mijn geachte collega, mevrouw Dugassi, ben ik wel geïnteresseerd.” Sjon nam nog een slokje en keek de heer De Ruyter van onder zijn wenkbrauwen aan. “De Achtervol Tablet noemt u het, heb ik begrepen. Een veelbelovend product, dat wij graag verder zouden willen ontwikkelen. Samen met u uiteraard,” voegde hij er snel aan toe. “Tegen een redelijke vergoeding voor de door u en uw medewerkers gemaakte kosten en uren.”

“En u meneer?” Sjon richtte zich tot de overblijvende man.

“Speciaal voor dit gesprek mijn eerste vakantie in ruim twintig jaar afgebroken, toen mijn secretaresse belde. Noem mij maar Klaas*. Zulke zaken verbeteren de naam van de pharma-wereld niet. Al niet populair. Moeten escalatie voorkomen.” Een karretje met schotels werd naast de tafel gereden. Een ober stak de brand in een gerecht, doofde het direct weer en serveerde de maaltijd uit. Gevieren proefden ze zwijgend van het exclusieve maal. Voor gratis eten was het best te pruimen, vond Sjon.

Om een lang verhaal kort te maken, ze gingen na het copieuze diner en nog wat gezellige drankjes later uiteen zonder concrete afspraken, maar met twee uitnodigingen voor Sjon voor aanvullende besprekingen met InterFarma en met Klaas (maar wel na zijn vakantie).

Aan het tafeltje tegenover hem zat ze, de vrouw die hij heel erg leuk vond. Emma had vandaag een lichtgroen bloesje aan met frutseltjes rond de halslijn, omlaag langs het decollete met daarover een bisonbruin leren halflang jasje. Ze had haar krultang laten werken en zat met een vork in haar gebakken aardappeltjes te prikken, terwijl ze hem uitvroeg over zijn ontmoeting met de Pharma-lui, zoals zij ze noemde. Ja, hij vond haar charmant en voelde dat het niet lang meer hoefde duren voor hij voor haar viel. Helemaal niet lang meer. Nee. Een seconde of twee.

“Nou?” Eindelijk stak ze een ongeveer tot moes geprikte aardappelschijf tussen haar licht gestifte lippen. Ja, hij vond haar erg erg leuk.

“Ze willen de geheugenstimulerende pillen in licentie overnemen. Brengt minder op dan directe verkoop, maar maakt plaats en tijd vrij voor onderzoek en ontwikkeling in andere richtingen.”

“Misschien werkt het wel op een andere manier ook.”

“Je bedoelt Froukje? Dat speelde mee in mijn beslissing, ja.” Hij legde zijn vork neer. “Weet je, ik vind je erg leuk.” Het was er uit voor hij er erg in had. De teerling was geworpen. Ze glimlachte.

“Ik jou ook. De vraag is, wat gaan we er aan doen?”

Die avond en nacht bleef Sjon bij haar slapen en de volgende avond en nacht zij bij hem. Emma werd een regelmatige verschijning in het pand aan de Industrieweg en Sjon bezocht haar kantoor enkele malen per week. Hij voelde zich prettig in haar aanwezigheid en zij bedacht dat uren zonder hem eigenlijk wel bijzonder onprettig aanvoelden. Al met al werden ze een stel voor Suzie, Katherina en Zander, zelfs voor Frans de Leeuw. Omdat Frans een kennis/collega van Emma was, frequenteerde de politieman zowel het pand aan de Industrieweg als het kantoor in Breda. Ze gingen op Sjon's verjaardag met z'n zessen uit eten en hadden een fijne avond.


6.

Het werd weer tijd voor een bezoek aan dok 4. Emma nam zijn uitnodiging hem te vergezellen gretig aan. Samen reden ze over de A4 richting Antwerpen havens. Hendrik wachtte half in de schaduw met lege handen op het opslagterrein. “Dag Hendrik.”

“Dag meneer House, dag mevrouw.”

“Iets mis, Hendrik? Vrouw en kinderen ok?”

“O ja hoor, meneer House. Die wel.”

Sjon had Emma uitgelegd hoe het een en ander in zijn werk ging. Dat er steeds een paar pakketten in een bepaalde container vervoerd werden en dat Hendrik de papieren voor hem regelde en de netjes ingepakte tropische plantenbladeren en -wortels alvast te voorschijn haalde zodat Sjon alleen nog hoefde af te rekenen, ze in te laden en mee te nemen. Nu ging het niet volgens afspraak, dus Emma keek Sjon verbaasd aan.

Hendrik stapte uit de schaduw en ze zagen dat hij een knoepert van een blauw oog had. “Zo, Hendrik, ruzie gehad?” Sjon bedoelde het als grap, maar aan de reactie van de geblesseerde te zien was het dat niet.

“Bezoek gehad van een paar jongens uit Roosendaal* en Bergen op Zoom*.”

“Wat wilden ze?” vroeg Emma.

“Iemand had hen een bericht gestuurd dat er in een van de koffiecontainers een honderd kilo cocaïne verstopt zat. Die uit Roosendaal vonden het niet fijn dat die uit Bergen op Zoom uit waren op wat zij als hun kilo's zagen en gingen er met container en al vandoor.”

Emma reageerde onmiddellijk: “Gisteravond was op het zeven uur journaal van de Belgische tv dat er een schietpartij was geweest op een van de Leien. Een van de mannen was naar het centrum gevlucht en daar gearresteerd.”

“Ja, dat waren deze lieden.”

Sjon klopte Hendrik op zijn schouder. “Dan ben je er nog gelukkig van af gekomen, jongen.”

“Ja. Mijn vrouw en ik wonen met de kinders in Borgerhout*. Tot vorig jaar was dat een prettige plaats, maar nu na een aantal beschietingen van woningen, granaten aan deurknoppen en enkele liquidaties lijkt het me verstandig dat we op zoek gaan naar een ander huis. Misschien ook wel een andere baan.”

Emma zei: “En de politie, wat doet die hier aan?”

“Ach weet u, mevrouw, die politiemannen zijn ook maar gewone mensen, hè. Die hebben thuis ook koters en soms mooie en lieve madammen. Hier kunnen ze niet veel aan doen.”

“Ik neem aan dat de coke in mijn container zat?”

“Klopt als een bus, meneer House. Die staat ergens achter het bureau in het centrum.” Sjon overhandigde de hevig protesterende Hendrik de envelop met de afgesproken vergoeding.

“Neem nou maar aan. Verhuizen kost geld. Het is jammer van de pakketten, maar het is niet iets om voor afgetuigd of beschoten te worden.

Emma knikte. “Ja, Hendrik, als je leven vergald wordt door van die drugsbandieten, dan kun je beter je spaarcentjes gebruiken om in veiliger haven terecht te komen.”

De Antwerpse havenmeester schoot ondanks de vervelende omstandigheden in de lach. “Dat is goed gevonden, mevrouw! Het maakt de dag weer een beetje lichter te verteren.”

Hendrik overhandigde Sjon het papierwerk, zodat hij de volgende dag zijn pakket kon gaan ophalen bij het politiebureau in het centrum. “Maar niet vóór tien uur hoor, want het duurt even voor die plichtsgetrouwe ambtenaren goed wakker zijn!” Hendrik grijnsde van oor tot oor.

“Je bent er al een beetje overheen, zie ik. Laat je me weten of je volgende maand hier nog werkt?”

“Zeker en vast, meneer House. Mij krijgen ze zo maar niet op de kast.”

In de witte bus bij de in- en uitgang van dok 4 vroeg Sjon: “Rijden we terug naar Nederland, of blijven we overnachten in Antwerpen?”

Emma reageerde enthousiast en een beetje ondeugend: “We blijven hier. Kunnen we nog iets drinken en uitproberen hoe de matrassen zijn in een hotel in het Belgische deel van Brabant.”

De volgende morgen werd Sjon wakker in een kluwen van lakens met een blote Emma tegen zich aangeschurkt. Haar linkerborst met de roze tepelhof lag uitnodigend op zijn buik en het linkerbeen onder haar welgevormde achterste was om het zijne gevouwen. Nagenietend van haar nachtelijke inventiviteit bij de schaar, hond, vissen en on-top, tilde hij zijn ogen op naar de klok op het nachtkastje, zag dat het bijna elf uur was, tilde voorzichtig haar arm van zich af en verstarde toen ze zei: “Ik slaap niet hoor.” Razendsnel kwam ze op handen en knieën over hem heen zitten, haar borsten in vol ornaat voor zijn ogen. Ze gaf hem een zoen en sprong naast het bed. “Ik douche eerst!”

De brunch was karig, ieder een broodje met vier seizoenen vruchtenjam en koffie. “Te laat voor het ontbijt, te vroeg voor de lunch.” was wat de receptioniste als verklaring gaf. Ze checkten uit en verplaatsten de witte bus een paar honderd meter naar achter de slagboom van de parkeerplaats bij het politiebureau. Sjon toonde de inklaringspapieren, kreeg gezelschap van een agent en samen gingen ze op zoek naar zijn pakketten tussen de koffiebalen. En jawel hoor, daar lagen ze, inclusief sticker met zijn naam, adres en codering die uiteraard precies klopte met die op de papieren. Nadat hij de pakketten op verzoek open had gemaakt en de inhoud op een tafel had uitgespreid, mocht hij een brede rol bruin plakband lenen om de grijze dozen opnieuw dicht te plakken en Emma en hij reden terug naar Nederland.


7.

“We willen dat je komt getuigen.” Frans de Leeuw tilde de mok koffie op naar zijn snorloze lippen. Hij was zichtbaar slanker en zat relaxt aan de pauzetafel in het pand aan de Industrieweg. Suzie, Katherina en Zander stonden fluisterend bij een werkblad bedekt met allerhande experimenteer spullen. Emma zat naast Sjon met de koffie die ze zo lekker vond. “Jullie zijn een mooi stel.” Hij vroeg niets. Hij was tenslotte rechercheur.

Het onverwachte bezoek was nu verklaard, dacht Sjon. “Moet dat?”

“We zouden het op prijs stellen.”

“Dus het hoeft niet?”

“Je bent onze belangrijkste getuige.”

“Dan zijn er nog andere?”

“Je bent onze enige getuige. Zonder jouw persoonlijke verklaring op de rechtbank gaat ze vrijuit.”

“Ik heb op zich niks tegen haar.”

“Ze heeft je bedreigd met een afgezaagd jachtgeweer.”

Emma voegde toe: “Ze was waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor de bom onder je auto.”

“Maar niet voor de aanrijding op de snelweg! Toen zat ze in verzekerde bewaring.”

Uiteindelijk was hij overtuigd en accepteerde de uitnodiging voor de rechtzaak. Frans ging en de meiden en Zander kwamen bij Sjon en Emma staan. “We hebben de Zuidamerikaanse spullen niet meer nodig, Sjon. Je hoeft niet meer naar de Antwerpse haven.”

“Zal de havenmeester niet leuk vinden. Hij zal zijn welkome vergoeding missen. Waarom niet?”

“We hebben de afgelopen maand voldoende stekjes opgekweekt en de planten lijken verrassend goed aangeslagen te zijn. We simuleren in kas vier blijkbaar de juiste jungle omstandigheden.”

Ze liepen naar de betreffende kas in hal een. Emma stak haar arm door de zijne en nam zijn hand in de hare. Zo stonden ze naar de op het eerste gezicht willekeurig door elkaar groeiende stengels en stammen te kijken. Het glazen omhulsel reikte tot bijna tegen het zes meter hoge plafond van de hal. Een kunstmatige wind vernevelde fijne waterdruppeltjes over de bladeren en sponsachtige grond. De altijd vochtige bladeren werden licht heen en weer bewogen door de zachte luchtstroom. Katherina had haar guppies in een opwelling toegevoegd. Ze had de grond tegen het glas aan de zijkant opgehoogd en in een kuil een vijvertje gemaakt. Je kon de visjes zien zwemmen. Ze hadden zelfs al jonkies gekregen.

Zander stond achter Suzie en Katherina met zijn kolenschoppen op hun schouders. “Het moest er eens van komen.” verduidelijkte hij tegen Sjon en Emma. “Jullie geven een goed voorbeeld.”

“We delen hem eerlijk.” Suzie knikte ter bevestiging van Kathy's verklaring.

Op de dag van de rechtzaak zat Froukje gefrustreerd in de beklaagdenbank. Sjon vertelde het hele verhaal rustig en duidelijk. De vrouwelijke rechter hamerde het voorstel van de officier van justitie voor een inhechtenisneming zonder aarzeling af.

“Mag ik nog wat aan Froukje vragen?” interpelleerde Sjon. Verbluft gaf de rechter toestemming. De agent stapte opzij bij de vrouw met het korte, witblonde kapsel die hem onbewogen aankeek. “Wat ga je doen als je vrijkomt?”

Ze aarzelde maar even en zei: “Mijn huidige werkgever heeft doorgegeven dat hij geen prijs meer stelt op mijn werkzaamheden, dus ik zal op zoek moeten gaan naar een andere.”

“Zoek niet verder. Wil je voor mij komen werken?”

Ze moest daar wel even om lachen. “Die is goed, meneer House. Dat vind ik gedurfd. Ja, ik wil.”

Sjon richtte zich tot de rechter en zei: “Ik trek mijn getuigenis in. Deze mevrouw is bij mij in dienst en heeft een vergissing begaan. Daarvoor hoeft ze wat mij betreft niet gestraft te worden.”

“Weet u dat zeker, meneer House? Ik vind dat ze erg foute dingen heeft gedaan.”

“Maar nu heeft u geen getuige om haar te veroordelen. En ik beloof u: Froukje zal voortaan een model-werknemer zijn. U zult haar niet hier terugzien.”

Frans de Leeuw haalde zijn schouders op, toen de rechter hem naar zijn mening vroeg. “Meneer House heeft zo zijn eigenaardigheden. Laat haar maar met hem meegaan.”

Zander en Froukje konden het onmiddellijk fantastisch met elkaar vinden. Na een ultra korte inwerkperiode vroeg Zander: “Heeft u eigenlijk nog wel behoefte aan mijn diensten?”

“O ja hoor,” kreten Suzie en Kathy tegelijk. “The more the merrier.”

Sjon grijnsde. Emma had nog haar bedenkingen, maar na enkele goede gesprekken gaf ze 's avonds in bed hoog op over de nieuwe beveiligster.

De echte waarde van Froukje bleek tijdens een gezamenlijke boswandeling in het Oude Land* bij het verzamelen van lokale planten om te testen op bruikbare ingrediënten. Net voorbij waar het brede bospad een linkse hoek maakt stond een gedeukte grijze bestelwagen met open achterdeuren. Twee donker geklede mannen waren blauwe vaten aan het leegkiepen in de beek naast het pad. Een derde stond blijkbaar wacht te houden, want hij maakte handgebaren dat ze op moesten krassen en kwam snel naar hen toe lopen.

“Dag Harrie*,” zei Froukje rustig.

“Hé, hallo Froukje.”

“Hoe gaat 't ermee?”

“Goed, goed. En met jou?”

“Ik ben vrij.”

“Zoiets gehoord, ja. Blij voor je.”

“Dank je. Wij passeren en er gebeurt verder niets, toch?”

“Zeker. Ga je gang.” In het voorbijlopen zag Sjon dat de man Harrie een respectvolle afstand bewaarde tot hun groep en de twee kruiers staken hun hand op richting de witblonde beveiligster. Ze maakten zelfs geen opmerkingen tegen Suzie, Katherina en Emma. Die laatste telefoneerde direct uit het zicht naar Frans de Leeuw. Het milieudelict was weliswaar niet meer ongedaan te maken, maar de hulptroepen zouden de schade misschien nog wat kunnen inperken. Ze haalden slechts enkele stukken van planten uit het bos en Froukje wees hen op de huichelachtigheid van hun eigen overtreding.

Enkele weken passeerden waarin Sjon en de onderzoeksters probeerden nieuwe medicijnen te synthetiseren naast het reguliere werk waarvoor ze dik betaald werden. Emma was druk met een andere zaak op verzoek van Frans de Leeuw. Zander en Froukje bedachten verbeteringen in de toegang tot het pand aan de Industrieweg, sommige daarvan waren zelfs legaal. In hun vrije tijd bleken de vier musketiers, zoals Suzie hun sex-groepje noemde, dichter en dichter naar elkaar toe te trekken. Zander vond het gedoe allemaal best.

Op een donderdagnacht rond de klok van vier over half vier zoemde Sjon's mobiel luid in de vroege ochtendstilte. Emma deed een greep en zei: “Ja?” Ze luisterde even en schudde de levenloos lijkende man naast haar stevig door elkaar. “Wakker worden slaapkop.”

“Wil je nóg een keer?”

“We worden beroofd!” Meteen stond hij rechtop naast het bed, dat dan weer wel, dacht Emma. Ze kleedden zich razendsnel en spoedden zich naar de Industrieweg.

Froukje had een – illegaal – wapen op een donker geklede man gericht, terwijl Zander hem stevig vastmaakte aan het metalen hekwerk dat ze eerder die week hadden aangebracht. Voor gevallen als dit?, dacht Sjon. Wat een voorbereiding! De meisjes stonden een beetje verloren naast Zander's auto naar het tafreel te kijken. Suzie bergde net de telefoon op waarmee ze 112 had gebeld. Met een bullepees sloeg Zander de inbreker eenmaal op de schouder. Froukje zei: “Erik*, je kunt beter vertellen waarom die rat Mo* je hierheen gestuurd heeft.”

“Het is niet Mo. Die is vertrokken naar Dubai. De grond werd hem te heet onder zijn voeten. Zijn zoon Al* runt de tent nu. En hoe. Hij heeft de wind er flink onder.”

“Wat wil hij?”

“Een paar installaties kapot maken. Over een paar dagen zou hij dan contact opnemen. Zijn XTC mensen – eigenlijk die van zijn vader – zijn gedemotiveerd. Hij kan niet met gifmengers omgaan. Soms is hij niet helemaal... je weet wel.”

“Al is die ietwat dikkige slungel die altijd aan de coke zat?”

“Dat is Ricky*”

“De pistolengek?”

“Dat is 'm. Hij denkt dat House niet anders kan dan grote hoeveelheden pillen voor hem gaan draaien.”

“Hij weet niet dat ik voor meneer House werk?”

“Nee! Anders was ik niet hier gekomen, dat weet je best.”

Uit de politieauto die het bedrijfsterrein op stoof, sprong Frans de Leeuw en als een jonge god liep hij kwiek verend naar hen toe. “Dag Frans,” zei Emma, “alles onder controle hier.”

“Ik zie het. Keurig opgelost jongelui. Beetje vroeg, maar de vroege vogel vangt de dikste worm, zeg ik maar.” Hij gaf iedereen een stevige hand. Hij bekeek het slagwapen in Zander's hand. “Goed spul dat. Werkt 't een beetje naar verwachting?”

Zander keek hem schaapachtig aan. “Eh, ja hoor. Klapt er lekker op.”

“Mooi, mooi. Nou dan zal ik de verdachte maar meenemen naar het bureau zeker?”

“O,” zei Froukje,” dat is niet nodig. Erik heeft spijt betuigd en zal hier niet meer proberen in te breken. Dat heeft hij beloofd.” Frans grinnikte. Hij nam nog wel even de vereiste gegevens op. Zijn te declareren overuren moesten natuurlijk verantwoord en daarna betaald worden.

Voor hij wegging nam hij Sjon apart en legde een hand op zijn onderarm. “Dat wordt hier een hele verzameling, meneer House!”

“Als ze vóór me werken, dan werken ze me niet tegen.”

“Daar heeft u gelijk in.” De aardig slank geworden politieman vroeg gedecideerd: “Mijn poeders beginnen op te raken, kan ik er nog wat krijgen?”

“Pas je wel op, dat je er niet te veel van neemt? Je moet niet te mager worden. Dan ga je straks de marathon nog lopen!”

“Alles met mate, meneer House. Mijn nieuwe vriendin zegt dat ik wel wat zacht vlees moet overhouden. De laatste tijd beperk ik me tot één poedertje per dag en dat zal ik verder afbouwen, dat zweer ik.” Frans stak de wijsvinger en middelvinger van zijn rechterhand op en legde zijn linkerhand op zijn borst. Een toonbeeld van een junkie, dacht Sjon.


8.

De pharmalui, Richard, Klaas en toch ook Ellenor, kregen een tour door de twee bedrijfshallen aan de Industrieweg. Op hun eigen verzoek. Suzie gaf uitleg bij de experimenteertafels, de verschillende machines, de voorraden en de kassen. Na een klein half uur zette ze hen aan de lunchtafel bij Sjon en Emma, voorzag ze van koffie en trok zich daarna terug naar een plekje om over hen te fluisteren met Katherina, Zander en Froukje die vanuit de deur tussen de hallen een oogje in het zeil hield.

“Kleinschalig maar goed georganiseerd.” vond de jonge vrouw Dugassi.

“Die jungle kas is spectaculair.” De gedistingeerde heer De Ruyter gaf een duim omhoog.

“Laten we spijkers met koppen slaan.” sloot Klaas het inleidende gedeelte af.

“Na rijp beraad in onze Raad van Commissarissen heeft mijn bedrijf besloten met u te onderhandelen om uw volledige werkzaamheden over te hevelen naar onze afdeling O&O.”

“Als zelfstandig onderdeel?”

“Nee. U valt onder ons hoofd O&O, Frits van Ooijen*.”

“Wat biedt u ons zodat wij dat zouden willen?” Ellenor legde een papiertje op tafel, dat Emma opraapte en las. Ze toonde het bedrag aan Sjon, die zijn schouders ophaalde.

“U neemt alle medewerkers in dienst?”

“Nee, alleen u.” Het zachte gemurmel in de eerste hal stokte.

Ze houden hun adem in, dacht Sjon, om beter te horen hoe ik reageer. Hij richtte zich tot Richard de Ruyter. “En wat zijn uw wensen?”

Hij droeg vandaag een grijskleurig ensemble, weer met vlinderdas en een bril met wat op wenkbrauwen leek op het frame. Hij zat met een hand op de tafel, de andere lag op zijn schoot. Hij keek één voor één Dugassi en de man die alleen Klaas genoemd wilde worden aan. “InterFarma heeft sinds enige tijd uw Achtervol Tablet in het assortiment opgenomen. U wordt voor de betreffende licentie ruim betaald. We zien meer in het zelfstandig blijven van uw onderneming. Wij geloven dat dat ten goede zal komen aan uw enthousiasme en creativiteit.”

Hij laste een dramatische pauze in. Het geroezemoes in de eerste hal begon weer. “We willen nog enkele van uw consumer medicines in licentie gaan verkopen, vooral het afval poeder. We horen daar goede berichten over.”

“De medewerkers zullen uw voorstel fantastisch vinden. Ze houden hun werk en zullen het vertrouwen dat u in hen stelt niet beschamen.”

“We vragen ons alleen nog af, of er in de nabije toekomst de mogelijkheid zal zijn dat InterFarma zelf de pillen en poeders kan gaan fabriceren?”

“Voorlopig houden we de ingrediënten voor onszelf. Misschien over een paar jaar.”

Klaas schraapte zijn keel. Zijn in de zon gebronsde huid stak fiks af tegen de lichte kleding die hij aan had. “Ik heb de dagen die ik op het strand heb doorgebracht gebruikt om een en ander tegen elkaar af te wegen. Als u zelfstandig blijft, missen wij als pharma-branche een stukje marktaandeel. Op dit moment is dat gering, maar het kán groter worden. Dat kost ons geld. Als uw onderneming op een of andere manier wordt overgenomen, vallen uw opbrengsten en kosten ons toe, maar u zal niet 100% gemotiveerd meer zijn om nieuwe en betere medicijnen te ontwikkelen. Lekkere koffie trouwens.” De oudere man nam een laatste slok en zette zijn mok precies op dezelfde plaats terug.

Emma vroeg: “Nog een mok?”

“Nee. Weet u, ik ben eerder investeerder dan pharmacist. Het maakt mij niet zoveel uit of u medicijnen op basis van natuurlijke producten maakt of via chemische weg. De maatschappij gaat steeds meer overstag om eco-zaken te kopen en milieuzaken met argusogen te bekijken. Ik wil u graag financiëel ondersteunen. Dat kán geld opleveren. Kosten kan ik aftrekken van mijn inkomstenbelasting.”

“Houden we onze vrijheid van handelen?”

“U mag zelf bepalen welke onderzoeken u doet en welke hulpmiddelen u wil aanschaffen. Ik zal net zoveel bijdragen als het winstaandeel dat u mij wil uitkeren.”

Het werd stil aan de tafel. Emma pakte weer het briefje van Ellenor op. Sjon bedankte de drie voor het gesprek en bezoek dat ze zelf hadden aangevraagd. “We gaan uw voorstellen met alle medewerkers bespreken. U hoort nog van me.”

Een beetje teleurgesteld gaf Ellenor Sjon en Emma een hand. “Het bedrag is een richtprijs.” voegde ze nog toe.

Richard zei: “We zijn heel tevreden over de bestaande licentie. Ik hoop dat we er nog meer kunnen regelen.”

Klaas schudde in de eerste hal Suzie, Katherina, Zander en Froukje de hand. “Neem een wijs besluit jongelui! Tot ziens.” En weg waren ze.

Sjon en Emma voegden zich bij het viertal in hal 1. Ze overlegden, staand, nog net niet in een volledig ronde cirkel, waarna Sjon zich terugtrok naar het administratiehok om het bericht op te stellen. Dat had hij zo gepiept en hij riep: “Klaar!”

Sjon toonde de verzamelde groep achter zich de email:

Beste Pharma-vrienden,

Na een kort overleg zijn wij tot het volgende besluit gekomen:

wij zijn bereid aan Klaas een winstaandeel van 10% af te dragen in ruil voor zijn aanbod evenveel bij te dragen aan onze toekomstige investeringen.

conform de licentie voor InterFarma betreffende onze Achtervol Tabletten, zijn wij bereid Richard de Ruyter een tweede licentie aan te bieden voor distributie en verkoop van ons Afval poeder met optie voor een derde licentie voor een in onderling overleg nader te bepalen product.

wij danken Ellenor Dugassi hartelijk voor het aanbod tot volledige overname. Het bedrag met de vele nullen streelt onze ijdelheid, maar we willen voorlopig nog als team verder.

We hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet, namens Suzie, Katherina, Zander, Froukje en Emma,

Sjon House

“Wat vinden jullie ervan?”

“Prima.“

“Ok.”

“Ja.”

“Daar gaat ie dan.” Sjon drukte op de verzendtoets.


9.

Nadat het pand aan de Industrieweg op twee achtereenvolgende avonden beschoten was, gingen Froukje, Zander en Erik verhaal halen in Bergen op Zoom*. De Roosendaalse* familie had bij hoog en laag volgehouden dat niemand, maar dan ook niemand van hen ook maar in de buurt van het pand was geweest. “Eerlijk waar, Froukje, dat ik ter plekke mag sterven als 't wel zo is.” Ze had Erik gevraagd en die wilde wel mee een beetje matten.

Ze belde netjes aan bij de woning aan de Kastanjelaan* die Erik haar aan had gewezen. De beide mannen hielden zich afzijdig en stonden quasi-nonchalant aangeleund tegen de auto waarmee ze waren gekomen. Het duurde even voor de deur met een ruk werd opengetrokken. “Wie mag jij dan wel niet zijn?” De man in de deuropening had een ontbloot bovenlijf en een wijdvallende joggingbroek aan. Zijn haar zat in de war en hij had geen sokken en schoenen aan. Hij hield één hand achter zich. Daar zat vast een wapen in, dacht ze.

“Pardon, meneer, ik zoek Al.”

“Die is 'r niet.”

“Waar kan ik hem dan vinden?”

“Waar moet je n'm voor hebben?”

“Ik werk voor meneer House, die consumer medicines maakt en verkoopt en er heeft iemand gisteren en eergisteren wat gaten in de gevel van zijn bedrijfspand aangebracht met een geweer. Nou dacht ik zo, kom ik ga eens een praatje maken met Al. Wellicht weet hij wie dat gedaan kan hebben.”

“Al is er niet.”

“Ja dat heeft u al een keer gezegd. Daar heb ik niets aan.”

De man had haar van teen tot top opgenomen, blijkbaar niets verdachts gezien en wilde net beide handen voor zijn lichaam brengen, toen hij Zander en Erik in de gaten kreeg. “Je hebt versterking meegebracht?”

“O nee hoor, dat zijn vrienden die ik een lift geef. Ze moesten toch naar Bergen en ik zet ze straks af.”

“Nou, Al is er niet. Ga maar weer door.”

“Drie keer is scheepsrecht.” zei Froukje en ze trapte de man tegen zijn nauwelijks door kleding beschermde zaakje, waarna hij beide handen ervoor klampte, waarbij hij het pistool liet vallen. Ze duwde hem naar binnen, op de voet gevolgd door haar begeleiders en legde hem languit op de onderste traptreden, glipte langs hem heen naar boven, gluurde in twee kamers waarvan de deuren openstonden, opende de deur van wat een slaapkamer bleek met een ontklede jongedame op het bed en riep: “Boven geen probleem.”

Zander kamde de benedenverdieping uit, terwijl Erik de wacht hield bij de man die “Oooooo” kreunde. De woonkamer was leeg. De tv stond aan, maar er werd door niemand gebruik van gemaakt. Op de salontafel ervoor stond alleen een asbak. In de keuken was ook niemand. Op het aanrecht had iemand een begin gemaakt met een lijntje coke en onder de keukentafel stond een grote zak met groen/gele versneden bladeren. Een blik op de tuin leverde geen andere personen op. “Beneden ook geen probleem.”

Erik had ondertussen de man – toch Al waarschijnlijk – op de bank in de woonkamer geprakt. Hij had het pistool op de salontafel gelegd en zag dat de man nerveus enkele keren zijn ogen in die richting draaide. Zander kwam binnen zijn bullepees ronddraaiend met zijn linkerhand. “Al?”

De man knikte en wreef nogmaals over zijn gehavende genitaliën. “Nou kan ik het wel schudden. En de avond begon zo mooi.”

Froukje duwde de nauwelijks in peignoir gehulde jonge vrouw die ze uit het bed had geplukt naast Al op de bank. “Verwacht je nog bezoek?” Al schudde zijn hoofd.

“Vanavond niet meer.”

“Vertel.”

“Die man werkt me op mijn zenuwen.”

“Meneer House?”

Al knikte. “Eerst met die rot-container in Antwerpen, daarna met die rot anti-pijn medicijn tegen Alzheimer en binnenkort vindt ie misschien iets dat dezelfde rot euforie geeft als coke. Dat kan ik niet hebben.”

“De Roosendaalse familie had hetzelfde probleem. Ze stuurden mij. Dat kostte een auto en een mix machine, maar hij heeft contacten en ik werd gearresteerd. In Antwerpen. Sinds ik voor meneer House werk, laten ze hem met rust.”

“Dan moet jij Froukje zijn.”

“Dat ben ik. Je vader, Mo, kent me. Hij waar ik toe in staat ben.”

“Je hebt een geweldige geweldadige reputatie.”

“Leuk gevonden. Nogmaals, ik werk nu voor meneer House. Deze heren helpen me daarbij. Wees voortaan zo verstandig hem en zijn medewerkers niet meer lastig te vallen. Ik was van plan op een kalmere manier door het leven te gaan, maar voor sommige mensen wil ik best een uitzondering maken.”

“Ik ben m'n vader niet.”

“Nee, dat heb ik gemerkt. Hij had me niet binnen gelaten. En hij had nooit een pistool nodig.”

Ze streelde de bijna naakte jonge vrouw over haar borsten, ging bij Al op schoot zitten en kriebelde onder zijn kin. Daarna sloten haar vingers zich er omheen en knepen. Hij zette verschrikte ogen op. “Dit kan ik ook daaronder doen, Al. En wel zo hard dat je nimmer meer kinderen kunt maken.” Tegen de vrouw: “Sorry liefje.”

Zander grijnsde. “Ze heeft sterke handen.”

“Laten we afspreken dat ik hier niet terug hoef te komen, of als je van plan bent te verhuizen of onder te duiken, dat ik je niet hoef te komen zoeken.” Ze bracht haar ogen zo'n twee centimeter van de zijne. “Zijn we het eens?” Hij knikte voorzichtig om niet in contact te komen met haar hoofd.

“Als ze hem toch moet bewerken daar beneden, dan mag je wel bij mij intrekken.” voegde Erik een duit aan het zakje toe. De jonge vrouw keek hem boos, maar niet onverschillig aan.

“Kom jongens, we gaan maar eens. Nou tot niet weerziens, Al.”

Ze sloten de deur keurig achter zich. Froukje ging op de rechter voorstoel van de auto zitten en liet zich naar huis rijden door Zander.

Frans de Leeuw zat aan de lunchtafel van zijn koffie te nippen. “We hebben gisteren in Antwerpen vier jongens uit Bergen* opgepakt. Ik zeg we, maar het waren natuurlijk onze Belgische collega's. Ze hadden brandbommen en een wapen in de kofferbak liggen voor een pand in Borgerhout*.”

Blonde Froukje bekeek de bijna-adonis die tegenover haar zat aandachtig. “Je gaat er steeds beter uitzien, agent.”

“Bedank je werkgever daar vooral voor.”

“Je toont zelf discipline, agent.”

“Dat zal wel.”

“Je vriendin mag van geluk spreken.”

Zander zette zich naast Froukje. “Brengt Al in een lastig parket. Het aantal mensen dat hij tot zijn beschikking heeft neemt op deze manier flink af.”

“Er waren twee minderjarigen bij. Die komen vandaag voor de jeugdrechter.”

“Beter daar dan hier.”

“Ja, daar worden ze beter opgevangen, dat is waar.” vond Frans. Hij was op zijn vrije dag langs gekomen om een praatje te maken. Zijn vriendin – zeg maar Bettie* – was erbij en stond te kletsen met Katherina bij de guppies. Ze vond tropische vissen prachtig. Zo kleurrijk. Kathy had haar arm om Bettie's middel geslagen.

Sjon was er niet. Hij was op stap met Emma en Ellenor Dugassi. Ze hadden een uitnodiging ontvangen voor een bespreking en rondleiding bij een van de grootste farmaceutische ondernemingen van Nederland. Dat zou volgens Ellenor een hele eer zijn. Normale mensen kregen nooit de kans om een glimp van het afgeschermde interieur op te vangen. Suzie, Kathy, Zander en Froukje waren razend benieuwd naar deze vervolgzet. Sjon had moeten beloven dat ze een volledige beschrijving zouden krijgen bij terugkomst.

“Hoe lang zijn jullie nu samen, agent?”

“Morgen exact drie weken.”

“Is ze een beetje te porren voor het werk tussen de lakens?”

Frans schudde zijn hoofd een paar keer. “Is dat niet een beetje privé? Zulke dingen vraag je toch zeker niet aan een wildvreemde?”

“Jij hebt me gearresteerd, ondervraagd en opgesloten in een ruimte van twee bij drie meter met uitzicht op een blinde muur achter tralies. Ik vind dat behoorlijk persoonlijk.”

Hij wenkte Bettie. “Kom er 's even bij, meid. Froukje vraagt naar ons sexleven.”

“Wat wil je weten?” vroeg Bettie, terwijl ze plaatsnam naast Frans.

“Of je te porren bent voor extra werk tussen de lakens.”

“Nou en of. Ik lust er wel pap van.”

“Ah. Is Frans een beetje goed in bed?”

“Hij doet z'n best. Heb je interesse een keer mee te feesten?”

Zander zat geamuseerd naar de twee vrouwen te kijken zoals hij naar een pingpong wedstrijd zou kijken. Hij volgde hun gesprek door van mond naar mond te turen. “Hè ja, Froukje, heb je daar zin in?” verhoogde hij de zich opbouwende spanning.

“Pure interesse, meid. We hebben een vast groepje. Tenzij jij met ons mee wil doen? Frans mag de eerste keer toekijken.”

“Meen je dat nou?” fulmineerde Frans. “Je houdt ons voor de gek!” reageerde hij toen Froukje bulderend van het lachen van haar stoel gleed.

“Nee, serieus.” zei Zander met een uitgestreken gezicht. “We inviteren af en toe anderen voor een wilde avond of nacht. Jullie zijn van harte welkom als je dat zou wensen.”

Bettie keek Frans aan, legde daarna haar hoofd tegen zijn schouder. “Wij genieten op dit moment te veel van elkaar. Zeg nou zelf: heeft hij geen goddelijk lichaam?”

Frans vond het tijd van onderwerp te veranderen. “Waar zijn jullie op het moment druk mee? Iets nieuws, iets interessants, iets dat de mensheid zal verbeteren?”

Suzie, die altijd in was voor een technische uiteenzetting, vertelde over het experiment waar ze al dagen mee bezig waren. “Een verbetering van de Achtervol tablet. Vermindert pijn, kalmeert onbeheerste trillingen in spieren en geeft een goed gevoel bij depressieve klachten. Nog hush-hush. Vertel er alsjeblieft niemand over. We gaan volgende week testen.”

“Een medicijn tegen Parkinson?” vroeg Bettie. “Dat is revolutionair!”

“Niet per sé. Het werkt breder.”

“Krijgt Al toch nog gelijk.” zei Zander. “Hij was er al bang voor.”

Froukje was weer op haar stoel gaan zitten en voegde toe: “Hij zei zo iets toen we hem een bezoek brachten, hè?”

“Jullie zijn bij de Bergse familie langsgeweest?” wilde Frans weten. “En daar heb je mij niets over verteld? De politie in Bergen op Zoom weet van geen problemen in de Kastanjelaan*.”

“We hebben gewoon aangebeld en mochten binnenkomen. Het was een vriendschappelijk bezoek.”

“Gewoon op de koffie?”

“Geen koffie. In de keuken lagen nog wat restjes coke en hasj, geloof ik, toch Zander?”

“Ja, maar buiten Al en de naakte vrouw in zijn bed was er niemand aanwezig. Het is onaangeroerd gebleven. In elk geval toen wij er waren.”

“Dus als we binnenvallen, hangt ie?”

“Geen garantie, Frans. Heeft het misschien al opgeruimd. Voelt waarschijnlijk nattigheid nu zijn jongens in een Belgische nor zitten.”

Froukje legde uit: “Hij heeft een bloedhekel aan meneer House. Hij is als de dood dat meneer House iets uitvindt dat mensen een roes geeft zonder dat ze verslaafd raken.”

“Dan vindt hij het vast geen probleem als Al een tijdje van de straat gehaald wordt?”

“Vraag het hem zelf.”

De roldeur van de eerste hal knerpte open en de witte bus reed binnen. Sjon en Emma stapten druk pratend uit en liepen naar de verzamelde groep rond de lunchtafel toe. “Hoi, luitjes.” groette hij iedereen. Ze wensten hem hetzelfde toe.

“Wat een gebouw. En dat lab! Alles riekt naar luxe en geld. Alleen de mensen...”

“Niet zoals hier.” vulde Emma aan.

Sjon beschreef het bezoek van A tot Z. “Dugassi stelde zich schappelijk op. Jullie kunnen allemaal mee. Er is voor ieder een baan.” Hij wachtte op een reactie, een goedkeurde opmerking of een afwijzing, maar niemand reageerde. “Ze verhoogde het overnamebedrag.” De stilte werd zowaar dieper.

“Het lijkt een genereus bod.” probeerde Emma.

Frans praatte zijn ongemakkelijke gevoel van zich af. “Ik wil me er niet mee bemoeien, maar volgens mij willen deze mensen hier geen verandering in de status quo.”

“Frans heeft gelijk. Ik hoef niet zo nodig naar een pharma-reus.” replikeerde Suzie. Katherina beaamde dat met een knik.

Froukje zei: “Het is een gewone baan. Met een chef. Weg zelfstandigheid. Weg eigen initiatief.”

“Kan ik net zo goed teruggaan naar mijn oude baas. Beveiliger te huur...” Zander stond mokkend achter de stoel waarop Froukje zat.

Sjon grijnsde. “Gelukkig maar dat ik heb gezegd dat ik niet inga op haar voorstel.”

“Niet leuk Sjon!”

“Ik dacht echt dat je ...”

Frans keek Froukje bewonderend aan toen ze zei: “Smeerlap. Zoiets doe je je medewerkers toch niet aan! En jij. Ik had je hoger ingeschat!” richtte ze zich tot Emma.

“Sorry.”

Katherina slaakte een zucht van opluchting. “Ik wilde al ontslag nemen!”

Sjon wilde wel door het stof kruipen. “Ik verwachtte niet anders, maar het bedrag is zó hoog dat ik het voorleg: ieder een-vijfde deel. Je bent binnen voor de rest van je leven.”

“Nee!” Ze waren eensgezind.

“Willen jullie het bedrag niet weten?”

“Nee!”


10.

Het was op een zaterdagmorgen, vroeg, en Bettie was koffie aan het drinken met de meisjes, zoals zij het noemde. Het was een paar weken ontzettend rustig geweest op het front van de Families en de Pharma-lieden. Froukje verveelde zich. Zander merkte dat hij minder oplettend was geworden. Suzie en Kathy waren opgewonden, want ze stonden op het punt een doorbraak te bereiken in hun koolstofexperimenten. De groep van vier was geleidelijk uitgebreid tot zes en Bettie en Frans voelden zich er echt bij betrokken. Sjon was naar Dok 4 om de laatste betaling te doen aan Hendrik, de havenmeester. De tropische kas leverde meer dan genoeg ingrediënten dus ze hadden de Zuidamerikaanse wortels, stengels en bladeren niet langer nodig. Het zou een fors bedrag zijn. Sjon wilde hem belonen voor de trouwe diensten.

Het telefoontje kwam rond de klok van half zes. “We hebben Sjon's vriendin gegijzeld. Lekker kontje en tieten. Nu is ze nog heel. We willen hem zien bij de Nike-shop* op het outletcentrum. Vanmiddag om half zes.”

Froukje belde Sjon. “Ze hebben Emma.” Hij was onderweg terug en drukte het gaspedaal wat steviger in, belde Emma's mobiel. Geen gehoor. Binnen een kwartier reed hij binnen.

“Wie, waar, hoe laat?”

“Roosendaal*, outletcentrum, half zes vanmiddag.”

“Jouw oude familie?”

Ze knikte bevestigend. “Hebben vast bedenkingen gekregen toen je de verbeterde Achtervol tablet ging verhandelen. Een roes zonder verslaving. Dat kost hen geld.”

“Moeten ze mij pakken en niet Emma! Stelletje gladakkers.”

Froukje had al met Zander overlegd. “Wij denken dat ze versterking hebben ingehuurd, anders zouden ze het wel uit hun lijf laten om het tegen mij op te nemen. Ik heb Erik gebeld. Hij weet niks, is er natuurlijk een tijd geleden uitgestapt. Ze hebben ongetwijfeld een nieuwe bergplaats. We kunnen de oude op de Borchwerf* beter niet binnenvallen, want dan alarmeren we ze en wie weet wat ze met Emma doen.”

“Zou ze ongedeerd zijn?”

“Geen idee, Sjon, als ze verse krachten hebben opgetrommeld, die mij niet kennen, dan is alles mogelijk. Dan kan ze al verkracht of erger nog vermoord zijn.”

Zander zei: “We bereiden ons voor. Bettie heeft Frans ingelicht. Hij zal zo hier zijn. Hij brengt wat vrienden en spullen mee.”

“Ze hebben niet gezegd dat je alleen moet komen. We zullen ons op de achtergrond houden en je zo goed mogelijk ondersteunen. Erik en ik gaan vast naar de Nike-shop* om een baantje te regelen. Dan zijn we onopvallender ter plekke.” Froukje gaf Sjon een aai over zijn wang en vertrok.

Kathy haalde een stuk stof waar ze al dagen aan aan het werk waren. Suzie legde uit: “We naaien dit aan de binnenkant van je shirt. Het is sterker dan kevlar. We hebben het getest, maar niet met kogels. Het is beter dan niets.” Sjon deed zijn shirt uit, overhandigde het en de meiden gingen aan de slag.

Lunchtijd kwam en ook Frans de Leeuw met twee 'vrienden'. Je kon bijna niet zien dat het stillen waren. Ze hadden een grote tas bij zich, die ze zonder omhaal op de tafel leegkieperden. Oortjes, vesten, drie pistolen en bivakmutsen. Rustig, maar zwijgend bedraadden ze Sjon, testten de elektronica en verlieten het pand, het aan Frans overlatend om een en ander uit te duiden.

Net voor vier uur reed Sjon de witte bus naar buiten en tufte hij binnendoor naar Roosendaal*. Op discrete afstand werd hij gevolgd door de undercover auto van Frans en de auto van Zander. Bij de ingang van de Roselaar* betaalde hij en wachtte tot de slagboom openging. Achteraan op het parkeerterrein, net voor het hek waarachter het fietspad over een bruggetje gaat, zette hij de witte bus achteruit in een van de weinige lege vakken. Hij stapte uit en wandelde naar de straatjes tussen de winkels.

Naarmate de klok op de toren verder van de twaalf afdaalde, voelde Sjon zich nerveuzer worden. Hij wilde niet denken aan wat ze Emma hadden kunnen aandoen. Ze moest ongedeerd zijn. Uit alle macht overtuigde hij zich daarvan. Vijf minuten vóór tijd staarde hij de etalage van de Nike-shop* in. Ze hadden best goedkope schoenen van het merk. Hij onderdrukte de neiging om binnen te gaan vragen of ze ze ook in zijn maat hadden.

Een dikke vrouw met enorme borsten en billen en halflange donkerbruine haren in bedrijfskleding kwam de winkel uit met een emmer sop en begon de etalageruit te zemen. “Sterkte, Sjon.” zei ze. Hij herkende Froukje nauwelijks. Tijdig herinnerde hij zich het advies van Frans om te allen tijde zijn mond dicht te houden tegen de ondersteunende troepen. Hij keek om en zag een rijzige, maar verder onopvallende man zijn vinger tegen zijn lippen drukken. De donker geklede man gaf met een hoofdbeweging aan dat hij hem moest volgen. Het zou niet hier gebeuren. Schielijk schoot de dikke vrouw de winkel weer in.

Ze liepen noordwaarts, de man voorop, Sjon op zo'n meter of drie er achter. Bij de voetgangers- en fietsersuitgang hield de man richting het zwembad De Stok* aan en daarna de golfbaan. Daar volgde hij de stoep naar rechts tot ze voor een hoge haag stonden. De man hield wat takken opzij en gebaarde dat Sjon door de opening moest duiken. Aan de andere kant stond een opslaghok zonder ramen. De man stapte om het hok heen, opende de deur en ze traden binnen.

Emma zat op een stoel met alleen een slip aan. Ze was niet vastgebonden. “Leuke vriendin heb je, House. Mooi lijf.” Tegen een werkbank hing een tweede donker geklede man. Hij gesticuleerde met een cigarillo. “Ik verheugde me er al op dat je niet zou komen.”

Emma keek hem aan. Behalve een glinsterend vochtvlekje in de traanhoek van haar linker oog leek ze vooral rustig en zo op het eerste oog ongehavend, zag Sjon. “Okee. Ik ben er. Zeg het maar. ”

“We wachten op het opperhoofd. Doe dat vest maar uit.”

Sjon ging gemakkelijk staan, de knieën iets gebogen, voeten wat uit elkaar, trok zijn shirt uit, trok het klittenband van het vest los, liet het op de grond vallen en deed zijn shirt weer aan. Het duurde enkele minuten voor de deur opnieuw open ging en een oudere man in de opening bleef staan. Zijn gezicht was niet te zien vanwege het tegenlicht.

“Je bent een lastpak, House. Je kost me een hoop. Ik heb moeten smeken om deze twee heren te mogen lenen van onze Bredase* collega's. Dat gaat me een wederdienst kosten en ik vrees dat die me duur te staan zal komen.”

“Wat wil je van me?”

“Ophouden met die schijtzooi aan de Industrieweg. Steek het pand in de hens, strijk de verzekeringspremie op, sluit de boel, stop met de verkoop van je middel tegen pijnbestrijding, hoe noem je trouwens?”

“VAT: Verbeterde Achtervol Tablet.”

“Wat een naam. Nou, maakt niet uit. Schei er mee uit.”

“Of anders?”

“Heb je geen vriendin meer, geen medewerkers, geen leven.”

“Waarom schiet je mij niet gewoon voor m'n kop? Die anderen kunnen het niet helpen dat ik doe wat ik doe.”

De man tegen de werkbank zei: “Zo gefikst hoor.”

“Nee. House kan ons nog helpen in ons lab.”

“En je chemische troep maken, zeker? Dank je vriendelijk. Ik hou het bij natuurlijk.”

“Je hebt geen keuze, vrees ik.” Hij kwam uit de deuropening, ging vlak voor Emma staan, streelde haar haren en liet zijn hand rusten in haar hals. “Je hebt smaak, overigens. Compliment.”

“Dank je.” hoorde Sjon zichzelf zeggen. “Ze mag er zijn, nietwaar?”

“Ja.” De hand daalde verder naar haar schouder en haar borst. “Ja, ik zou haar zo van je overnemen, als je haar moe bent.”

“Nog even niet.”

De man die met opperhoofd was aangeduid keerde zich naar Sjon. “Nou, wat ben je van plan?”

Sjon zette een stap in Emma's richting. Geen van drieën reageerden de mannen. Hij zette nog een stap en nam haar rechterhand. Ze stond op. Nog geen reactie. “Waar zijn haar kleren?”

“Hier.” De man tegen de werkbank gooide een bundeltje in zijn richting. Hij gaf haar haar kleren. Ze trok ze aan.

“Ze gaat naar buiten.” stelde Sjon. Ze hielden haar niet tegen. Ze hadden hem.

Nog geen tien tellen later vloog de deur open en Froukje naar binnen. De man die Sjon had opgehaald in het outletcentrum knalde tegen de grond en de oudere man kermde, toen ze hem een hengst verkocht. De man die tegen de werkbank had gelanterfanterd bleek niet zo lui te zijn. Hij toverde een lang mes tevoorschijn en stak Sjon in zijn borst, dacht hij. De punt van het mes ging weliswaar door zijn shirt heen, maar ketste af op de koolstofdoek die Suzie en Kathy aan de binnenkant hadden vastgezet en scheurde het kledingstuk volledig in twee flarden aan zijn lijf. De man nam het op tegen Froukje. Het was een gelijkopgaande strijd. Ze had er moeite mee, tot Zander hem van achter vastgreep, armen onder zijn armen en handen in zijn nek gevouwen. Ze gaf hem een por. Sjon hoorde botten breken.

De strijd was gestreden. Eenmaal buiten nam hij Emma in zijn armen. “Je bent niet gewond?”

“Nee, het ziet er erger uit dan het is. De meisjes hebben goed werk geleverd met hun koolstofdoek. Aardige reclame: bestand tegen messteken. Of nee, dat is geen best idee. Brengt mensen op verkeerde gedachten.” Hij stopte met praten. Zenuwen. In plaats daarvan zoende hij Emma.

“Uitstekend gedaan, Sjon.” Frans de Leeuw zag toe hoe zijn 'vrienden' de drie mannen geboeid tegen de muur van het opslaghok deponeerden.

“Bedankt Frans. Bedankt jongens. Bedankt Zander. Bedankt supervrouw Froukje.”

Ze gingen die avond zonder eten naar bed. Emma had de overhand. Sjon was uitgeput en kon het slechts gelaten over zich laten komen.

Er volgden dagen, weken, maanden van werk en plezier. De verkopen waren spectaculair. Froukje en Zander trouwden. “We doen af en toe nog mee hoor!” vertrouwde ze Suzie, Kathy, Bettie en Frans toe. Katherina hield zich steeds meer bezig met toepassingen voor koolstofdraden en mocht van Sjon onder eigen label een medisch verantwoord shirt uitbrengen dat elektronisch diverse levensfuncties bijhield en doorstuurde naar een ingeplant kastje, een zogenaamd reveal. Suzie werd zwanger en vertelde wild-enthousiast dat ze het kind zou vertroetelen tot ze niet meer kon. Frans kreeg promotie door de vangst van de twee drugsbazen. Zijn verkering met Bettie raakte uit. Ze raakte van streek als ze bedacht dat het kind misschien van Frans kon zijn. Binnen een week had hij een nieuwe vriendin, Hanna*. Met zo'n lijf...

Er kwam nu zoveel geld binnen en ze hadden geen tijd om er iets mee te doen. Sjon besloot dat het genoeg was. Hij besprak het met de crew en met Emma. Hij lichtte Fritsen, de eigenaar van het pand aan de Industrieweg en Gabriels, de wethouder in. Hij beëindigde de licenties van InterFarma en verkocht het bedrijf de rechten. Iedereen had genoeg geld op de bank staan om een teruggetrokken leven te kunnen leiden.

Hij kocht een huis in Zuid-Frankrijk, waaraan nog wat geklust kon worden, zegde de huur van de woning tegenover Jan Achtervol op en Emma die van haar huis en van het kantoor van waaruit ze werkte als troubleshooter. De crew organiseerde een afscheidsfeest, waarna House en zijn vriendin naar hun nieuwe huis vertrokken.

Ze leefden nog. Gelukkig.

Impressum

Texte: Yuoan Brasseur
Cover: Yuoan Brasseur
Tag der Veröffentlichung: 01.05.2023

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /