Cover

WBCG

 

West Brabant Climate Group - Yuoan Brasseur 22

 

 

1.

“Het regent. Fauna en flora fleuren op.” Carolien Jagersma staat voor het raam en kijkt naar buiten naar de lichtgrijze lucht. “Er valt niet veel, maar het is beter dan niks.” Tegen het binnenvallende door wolken getemperde zonlicht steekt haar lichaam donker af. Om haar rondingen heen hangt een glans waar haar nog bezwete huid de stralen verder de kamer in kaatst.

 

“Hoe lang is het geleden?” vraagt Jan. Hij ligt met zijn handen achter zijn hoofd languit op het bed.

 

“Vier weken, drie dagen en twee uur.” Dat is haar beroepsdeformatie. Ze houdt alles wat met het klimaat te maken heeft nauwgezet bij. Op veertienjarige leeftijd werd ze lid van Greenpeace. Ze had meegedaan met talloze acties. Ze had de ketenen gedragen waarmee ze aan poorten, hekken en gebouwen had vastgezeten. Ze had zelfs eenmaal de Ocean Warrior bevaren. Het wekte dan ook geen verwondering dat ze in Utrecht Aardwetenschappen ging studeren. In het uitgaansleven ontmoette ze Jan Koenen, vond hem wel aardig, trok veel met hem op en werd zijn lief. Hij had er geen probleem mee, dat ze 's nachts in een boom ging zitten om een restje natuur te behouden als een melkfabriek wilde uitbreiden. Of dat ze een topfunctionaris van een oliemaatschappij met verf overgoot, omdat hij in Den Haag had gelobbied voor belastingverlaging voor zijn industrie.

 

Jan is wiskundige. In zijn hoofd zitten getallen, vectoren, cirkeldelen, lijnen, vlakken en meer van dat abstracte gedoe. Zijn ding is statistiek. Hij ziet het grote gemene deel van het leven en trekt zich niet veel aan van wat anderen bezighoudt. Pijntjes, lichamelijk dan wel geestelijk, bestaan niet in zijn bestaan. Het voortdurende gejammer van zelfbenoemde minder bedeelden en de demagogie van tv en talkshow presentatoren glijdt langs hem heen.

 

Hij werd niet als mathematicus geboren. In zijn jeugd speelde hij, net als de andere buurtkinderen, voetbal, krijgertje, doktertje. Ze gingen hele dagen vissen bij de beek tussen de weilanden in het uiterste westen van Brabant. Vaak waren ze tot na tienen buiten bezig, ook in de winter, als het al uren donker was. Hij had nog geschaatst. Bijna elke winter lag er ijs en het sneeuwde soms tot in april. Zijn inmiddels overleden vader, Rinus, was bouwvakker en Jan vond het schitterend als hij meemocht wanneer hij een klus had aangenomen om de muren van een villa op te metselen. Hij spande dan een koord tussen palen. Als je er langs keek, was dat kaarsrecht en aan allebei de kanten even hoog. Hij mocht het nameten met de rolmaat van zijn vader.

 

Dat was het begin geweest. Zijn interesse was gewekt voor de levenloze getallen en de manieren om hoeken, afstanden, oppervlakken, inhouden en totalen te meten. Wat hij ermee moest, wist hij niet. Tot hij op tv in een programma na het journaal een documentaire zag over de bouw van een hoge brug over een ravijn in Frankrijk en hoorde hoe belangrijk het was dat de berekeningen klopten en dat ze daar de hulp van speciaal daarvoor gestudeerde mensen nodig hadden. Hij leende in de bibliotheek een boek over meetkunde en stortte zich er vol overgave op. Zijn wiskunde docent, Harrie Janssen, werd er horendol van. Wat Jan niet direct begreep of kon oplossen, vroeg hij aan meneer Janssen en soms werd de uitleg zo doorspekt met termen en verwijzingen, dat de vertwijfelde leraar op een gegeven moment uitriep: “Dit is universitaire stof. En dan heb je nog binominale verdelingen en wat al niet meer. Wat jij moet doen, is naar Utrecht gaan, je aanmelden op de universiteit en wiskunde gaan studeren!”

 

Carolien loopt naar haar kast met kleren, zoekt ondergoed, een gemakkelijke broek en een t-shirt met de tekst 'geef wat toekom(s)t aan Moeder natuur' en trekt ze van de ene op de andere voet springend aan. Jan bewondert haar lichaam en haar vrije geest natuurlijk. Ze hebben even daarvoor een lekker potje gedaan, zeer waarschijnlijk het laatste van deze week. Ze gaat met enkele collega's naar de G7 top in Londen en moet daarvoor de boot halen in Hoek van Holland van elf uur vijftien. Eerst maar eens zien of de treinen rijden. Met de stakingen voor een betere CAO weet je dat maar nooit.

 

“Nou, dag, luilak.” Ze buigt zich over hem heen en geeft hem een stevige zoen.

 

“Succes met je demonstratie. Laat je niet voor niks oppakken door de Bobbies.”

 

“Nee, ze krijgen waar voor hun geld. Tot zaterdag.” En ze huppelt de trap af naar beneden. Even later hoort hij de voordeur dichtslaan. Ze heeft weer eens geen ontbijt gegeten.

 

Als Jan een uurtje later opnieuw wakker wordt, is de lucht leeggetrokken. Wolkenloos blauw wordt omkaderd door het raamkozijn. Vandaag gaat hij op bezoek bij zijn moeder Anna in het bejaardenhuis. Eigenlijk hoort ze daar met haar vasculaire dementie niet thuis, maar ze heeft het grootste deel van haar leven in Wouw gewoond en hij wil haar niet verplaatsen. Het dichtstbijzijnde verpleeghuis is in Roosendaal en daar wil ze niet dood gevonden worden.

 

Hij ontbijt zoals altijd: twee volkoren boterhammen, een met kaas en een met jam. Hartig en zoet. Hij had eerder in de week komijnen kaas en vier rode vruchten jam gekocht in de supermarkt om de hoek en geniet van de rijke smaken. Tussen twee happen door bekijkt hij zijn email en de nieuwberichten. Niets bijzonders. Ja, de treinen rijden. Gelukkig voor Carolien. Niet dat ze er anders niet zou komen. Ze heeft genoeg vrienden en collega's die haar graag een handje helpen en ze is niet vies van af en toe een ritje met een auto. Een geluk bij een ongeluk, want Jan weigert zijn Citroen C6 op te geven.

 

Hij pakt de autosnelweg. Het is midden op de dag, smoorheet, en er is weinig kans op file op dit traject. Op de Moerdijkbrug neemt hij de A17 langs de Shell fabriek, waar nafta afgefakkeld wordt, ziet hij aan de fel oranje vlam boven een van de lange metalen schoorsteenpijpen. Hij luistert naar zijn favoriete klassieke muziek, neuriet zachtjes mee en telt onbewust afslagen, dorpen, windmolens, tractoren en koeien. Bij Rosada rijdt hij de uitvoegstrook op en daalt met een slinger naar de verkeerslichten. Groen. Hij mag door. Rechtdoor de lange 60 km bomenlaan op. In Wouw slaat hij rechtsaf bij de rotonde en sukkelt over het 30 km woonerf richting het bejaardenhuis voor de kerk.

 

Hij heeft op haar deur geklopt en hoort haar naderbij schuifelen. “Hé, kom binnen.” zegt ze en draait hem onmiddellijk de rug toe. Hij volgt haar en gaat in de oude stoel van zijn vader zitten naast de luidruchtige tv, tegenover haar. Ze kijkt niet veel tv, vertelt ze altijd, maar dat ding staat altijd aan als hij komt. Ze drukt op een paar knoppen op de afstandsbediening.

 

“Je hoeft 'm voor mij niet uit te zetten hoor.”

 

Ze reageert niet op zijn opmerking. “Hoe is 't met dinges, eh, je vriendin? Let op, straks komt Thérèse aan de deur krabbelen. Dan wil ze samen koffie gaan drinken. Nou ik hoef niet zo nodig. Ben hier meer op m'n gemak. Ze wil maar dat ik bij haar op haar kamer ga zitten kletsen, maar ik hou niet van roddelen en iedereen hier praat maar achter elkaars rug om.”

 

En zo begint ze haar geijkte riedeltje. Jan praat na het bezoek wel eens met de verzorgsters – er loopt welgeteld één verzorger rond, maar niet op deze afdeling – en die beweren dat zijn moeder zo goed kan opschieten met de andere bewoners, vooral met Thérèse: “Ze gaat daar altijd gezellig koffie drinken. En ze helpt bij het dekken van de tafels voor het warme eten.” Blijkbaar mag haar zoon niet weten dat ze het naar haar zin heeft in het huis.

 

Na drie uur heen en weer geklets vooral over vroeger, toen ze dienstmeisje was bij een notaris in Bergen en koffie schonk bij de ingenieurs die de dijken hielpen herstellen na de watersnood van 53, besluit hij zichzelf te trakteren op een bezoek aan vrienden in Ossendrecht die onlangs opa en oma geworden zijn. Hij rijdt binnendoor over Wouwse Plantage en Huibergen langs uitgestrekte akkers en weilanden. De wegen hier zijn omgord door rijen bomen, die met hun schaduw de vurige zon enigszins te tolereren maken. Vanavond zal de weervrouw het vast hebben over weer een record dat gesneuveld is. Sinds het begin van de metereologische metingen uiteraard, Carolien zou haar zeker iets toevoegen over het klimaatoptimum in het Paleoceen.

 

Oma past op de kleinste telg van de familie en duidt Jan aan waar opa zich bevindt. Achter in de immense tuin – ze wonen tegen het bos aan – vindt hij hem in een schuurtje met uitzicht over de naar beneden glooiende helling van de Brabantse Wal. Heel in de verte zou je, als je een kijker gebruikte, het verkeer over de A4 zien kruipen van of naar Antwerpen. “Dag opa Geert.”

 

“Hé, dag Jan. Je komt als geroepen.” Geert Schoonen sleutelt al zolang Jan hem kent aan allerlei elektronische apparaten. Er ligt een oude taperecorder, lijkt het wel, volledig ontmanteld op een werkbank onder het raam. Eigenlijk was Geert een jongere collega van zijn vader. Hij had ze vaak samen aan een bouwproject zien werken, hij als electricien, zijn vader als metselaar. “Als jij dit draadje even hier tegen dat contactje kunt houden, dan kan ik... Zo ja. Hou het daar goed tegenaan.” Hij drukt een soldeerpunt tegen de verbinding. “Zo. Klaar. Dank je. Hoe is 't ermee?”

 

“Met mij gaat 't goed. Moet je niet bij je kleinzoon zijn?”

 

“Ach, die is in goede handen. Je kunt niet heel de tijd met zoiets breekbaars bezig zijn. Als dat kapot gaat kan ik het niet repareren.” En Geert lacht zijn lach met zijn stralend witte tanden bloot.

 

“Passen jullie vaak op?”

 

“Elke doordeweekse dag en in het weekend als het nodig is.”

 

“Ah, Gerda heeft haar part-time baan weer opgenomen in het Bravis?”

 

“Eh, ze is full-time gaan werken. Je weet van het tekort aan verplegend personeel. Haar leidinggevende vroeg of ze niet meer wilde gaan werken. En ze werkte al zo vaak over. Nu worden die uren ook betaald. Met die kleine kan ze elke cent die dat oplevert goed gebruiken.”

 

“Ze betaalt jullie voor het oppassen?”

 

“Nee! Dat zouden we nooit willen.”

 

“Dan kan ze lekker sparen voor als je kleinzoon opgroeit, sporten, school en studeren.”

 

“Ze geeft in het weekend ook aardig wat uit. Ze gaat nog altijd stappen met vrienden en vriendinnen en bezoekt elk festival.”

 

“Nog steeds een feestbeest dus?”

 

“Ja niks veranderd sinds jullie verkering. En nog altijd een bewust ongetrouwde moeder.”

 

Het was vanzelf gegaan. Gerda was een spontane, vrolijke pre-puber geweest en als puber een beetje losgeslagen en Jan was haar zo vaak tegengekomen als hun beider ouders bij elkaar op visite gingen of met z'n allen naar een zoveel jarige bruiloft of naar een reünie van oud-militairen, dat het hem noch Gerda verwonderde dat ze elkaar begonnen te zoenen en later experimenteerden met sex. Jan hield van rustig uitgaan, lekker tegen de bar hangen en een biertje drinken. Zij excelleerde in uitzinnige danspartijen, krijsend populaire liedjes meezingen en cocktails binnenslobberen. En jonge mannen, jaren ouder dan zijzelf, met genoeg hoofdbeharing om pruiken voor Braziliaanse kaalhoofdige dames van te maken. Dat kon niet goed gaan en na een stiekeme, mede door Jan gefinancierde abortus, waren ze in goede verstandhouding als stel opgehouden tot spijt van hun ouders uiteraard.

 

“Heb je nog tijd gehad voor mijn dingetje?”

 

“Jazeker. Ik denk dat het af is. Even zoeken.” Hij rommelt tussen allerlei los rond slingerende onderdelen en halfhartig samengestelde karkassen van diverse apparaten en tovert een glanzend, netjes gepoetst kastje tevoorschijn. “Het werkt en zoals je vroeg een elektrische aansluiting voor 12 volt en usb. Ik heb er een usb3 poort ingezet, maar het luistert ook naar wifi en bluetooth. Die heb ik ergens anders uitgesloopt. Hier.” Hij geeft het kastje aan Jan.

 

“Bedankt. Is er kans op koffie?”

 

Geert haalt zijn schouders op. “Kom dan gaan we moeders verlossen van een jengelende baby.” Hij draait de airco uit die wordt gevoed door de zelf geïnstalleerde zonnepanelen op het dak van de schuur en ze duiken de hitte in die in de tuin hangt.

 

Maar als ze de huiskamer ingaan, ligt de kleine op zijn buik in een beukenhouten box onder een dekentje te slapen. Ze doen zachtjes, drinken samen een kopje koffie, waarbij de grootouders genieten van de stilte van het moment.

 

Hij neemt afscheid bij de buitendeur. “Doe de groeten aan Gerda.”

 

“Doen we. Tot spoedig weer.”

 

“Dag.”

 

Hij neemt de snelweg terug. Er is een ongeluk gebeurd in de bocht bij Bravis Roosendaal. Hij denkt aan Gerda, die misschien aan het werk is. Bij de Moerdijkbrug loopt het al weer wat vast vanaf Dordt. Verder kan hij rustig doorkarren tot de dagelijkse file op de A20. Het is stilstaan en aanschuiven. Vermoeid parkeert hij tenslotte, maakt een snelle maaltijd voor zichzelf en zet zich aan zijn inmiddels flink uitgebreide computersysteem. Het Schoonen-kastje blijkt te doen waarvoor het gemaakt diende te worden.

 

2.

Hij vindt Femke van Haaren en Elspeet achter een grote soepketel, terwijl ze plastic bakjes volschept en aan de asielzoekers overhandigt. “Hé, Jan.” zegt ze, legt de lepel op de tafel, veegt haar handen af, duwt een weerbarstige haarlok achter een oor, buigt zich naar hem over en geeft hem een luchtkus naast zijn wang.

 

“Dag, Femke.”

 

“Ik ben zo klaar. Heb je een momentje?”

 

“Ja hoor, ga je gang.”

 

Jan bekijkt het voorterrein met de tentdoeken. Er hangen tientallen mensen rond die wachten tot ze door de poort van het opvangcentrum mogen en geholpen kunnen worden. Voor de soeptafel staat een rijtje mannen rustig op hun beurt te wachten. Het is gelukkig nog fris om zes uur 's morgens. De lucht begint al blauw te kleuren. Boven de horizon hangen wat bloemkoolwolken, maar hij verwacht dat het warm zal worden. Geen regen. Weer een droge dag.

 

Onderweg waren de velden geel gekleurd, waar ze eigenlijk groen hadden moeten zijn. Verschillende bomen in de bossen aan weerskanten van de weg verloren hun bladeren al, zag hij, toen hij langs de Veluwezoom reed. Hij had vrijwel geen last gehad van de aangekondigde boerenprotesten. Hij was heel vroeg vertrokken en was waarschijnlijk de brandende hooibalen en blokkerende tractoren voor geweest.

 

Femke schraapt het laatste restje uit de terrien, likt de lepel af, bergt de spullen op in een ruime plastic tas achter de klep van haar Peugeot 305 en loopt naar Jan toe, die langs de tentstokken gluurt of ze netjes op een rij staan. Nee dus. Geen regelmaat. Ze voelt dat dat hem dwarszit. Van nature is ze veel te empathisch, beweert haar psychiater, maar ze kan er niets aan doen dat ze mensen kan lezen. Ze vindt hem aardig. Jammer dat hij met Carolien is.

 

“Hoi. Waaraan heb ik deze keer je bezoek te danken?”

 

“Ik dacht zo, kom laat ik eens gaan kijken hoe Femke soep schept in Ter Apel.”

 

“Nou, hoe deed ik dat?”

 

“Voortreffelijk. Geen negatieve reactie gezien of gehoord.”

 

“Dan moet het wel goed gedaan zijn.”

 

Ze houdt van het snelle heen en weer kaatsen van woord en weerwoord. Jan speelt dat spel altijd vol overgave mee. Ja, ze vindt hem echt wel aardig.Ze betrapt zich erop dat ze hem zoent en meer in een spontane dagdroom.

 

“Hé, waar ben je met je gedachten? Je was meer dan twee tellen stil.”

 

Ze voelt haar wangen warm worden en ze hoopt dat ze niet te opzichtig bloost. “Even een power-nap. 's Morgens voor dag en dauw opstaan, soep maken, hier naartoe rijden en voor ieder die dat wil een bakje inscheppen, dat vergt wel wat van je hoor.”

 

“Je kunt ook de mensen die buiten slapen in je huis opvangen, dan hoef je niet zo vroeg je bed uit.”

 

“Hoho, meneertje Koenen, niet van die schunnige dingen suggereren!”

 

“Je interpreteert mijn woorden zoals je gedachten je dat voorschrijven. Ik bedoel er niets speciaals mee. Je woont in een huis met dertig kamers. Ruimte zat om er wat ongenode gasten in te bergen.”

 

“Ach, bedoelde je dat?”

 

“Ja, niks anders.”

 

“Vooruit dan maar. Ik zal je je vunzige voorstellen vergeven.”

 

“Dank je, maar er valt niets te vergeven, want ik heb helemaal geen ranzige gedachten, laat staan dat ik voorstellen zou doen.”

 

“Nee?” Ze kijkt hem met schuingehouden hoofd aan met zedig neergeslagen ogen. Zo ziet ze er uit als een vamp, vindt ze zelf. Ze oefent 's avonds in de spiegel van de badkamer. Ze houdt de pose niet langer dan tien seconden vast. Ze wil hem niet verleiden. Hij heeft immers een vriendin.

 

“Zo lijk je wel een klein meisje dat betrapt is op het stelen van een snoepje uit haar moeder's tas.”

 

“Nou, bedankt. Doet een dame haar best...”

 

Femke huist inderdaad in een enorm pand met ruim dertig kamers, badkamers en keuken niet meegeteld. Een daarvan is haar slaapkamer. In een andere hangen haar kleren en staan haar schoenen netjes op een rij op een rek tegen de muur. Een manusje van alles heeft ze een kamer beneden naast de keuken gegeven. Dan heeft ze nog een vertrek ingericht als werkkamer. Ze doet daar haar administratieve en research computerwerk. Er blijven heel wat lege kamers over.

 

“Alle gekheid op een stokje, Carolien is naar de G7 top in Londen en ik had wat frisse wind door mijn vastgelopen hersens nodig. Jij levert altijd wel wat wind.”

 

Ze hapt niet. Ze weet dat hij het niet op een verkeerde manier bedoelt. “Dus je voelt je een beetje eenzaam?”

 

“Eigenlijk wel ja. Zullen we iets leuks gaan doen? Heb je tijd?” Hij haast zich dat laatste er aan toe te voegen. Misschien heeft ze wel een belangrijke afspraak of een uitje met vriendinnen.

 

“De rest van de dag ben ik vrij. Wat stel je voor?”

 

“Een wandeling langs de Afsluitdijk?”

 

“Prima. Daar waait de wind genoeg om het stof uit jouw hersens te blazen.”

 

Hij rijdt achter haar aan langs Heerenveen en Harlingen de dijk op. Ze zetten hun auto's op de parkeerplaats halverwege en wandelen bovenop richting Noord Holland.

 

Femke en Jan kennen elkaar nog niet erg lang. Hij had haar telefoonnummer gevonden op haar website. Het scenario waar hij aan werkte had behoefte aan onderzoeksgegevens en hij had zitten Googelen naar research-bureaus. Het hare was het vierde dat hij tegenkwam. Hij zag haar foto, las haar levensbeschrijving, maar was pas onder de indruk toen de lijst van onderzoeken die ze had gedaan en de opdrachtgevers waarvoor ze had gewerkt op het scherm verscheen. Hij belde haar, ze nam op en ze kletsten zowat een uur over van alles en nog wat. Het klikte en ze leverde wat hij nodig had om zijn simulatieprogramma optimaal te laten draaien. Ze werd het klankbord voor zijn buitennissige ideeën.

 

“Waar werk je op het ogenblik aan?”

 

“Een scenario voor droogte.”

 

“Ministerie?”

 

“Waterschappen.”

 

“Hulp nodig?”

 

“Ja. Hoeveel water stroomt Nederland binnen via de rivieren? Hoeveel water valt uit de hemel? Hoeveel water verdampt elke dag? Hoeveel water wordt gezuiverd en hergebruikt? Hoeveel water stroomt uiteindelijk elke dag de Noordzee in? Welk deel verbruiken landbouw en industrie?”

 

“Dat zijn variabelen in het scenario?”

 

“Klopt. Door de percentages kan er beleid mee gemaakt worden. Geven we prioriteit aan drinkwater? Mogen fabrieken, boeren en tuinders onbeperkt water gebruiken? Hoeveel mag water kosten dat uit de kraan komt? Je kunt spelen met de temperatuur en zo bepalen hoe droog de bodem kan worden.”

 

“Klinkt goed. Weet je klimaatvriendin hier van?”

 

“Ze gaat het deze week in Londen bespreken met haar klimaatvrienden.”

 

Ze lopen enige tijd naar het westen, besluiten dat ze ver genoeg zijn en maken rechtsomkeert. Na een paar minuten vraagt Jan: “Je bent zo stil. Is er iets?”

 

“Ik vind je heel aardig, Jan.” floept ze er uit. “Ik weet het, je bent met Carolien.” voegt ze haastig toe. “Maar je bent prettig in de omgang en ik kan goed met je praten.”

 

“Je hebt zelf toch ook vrienden?”

 

“Conculega's en geïnteresseerden in mijn geld. Geen mensen waar ik 100% op kan rekenen, zoals jij.”

 

Bij de auto's opent ze haar portier, zegt “Ik bel je vanavond, goed?”, rijdt achteruit het parkeervak uit, kijkt links en rechts voor ze de weg op draait en geeft dan gas. Jan kijkt haar na. Wat moet hij hier nu van denken? Hij vindt haar ook aardig. Maar wat bedoelde ze nu? Wil ze meer tijd met hem doorbrengen? Wil ze meer dan een vriendin zijn? Dan haalt hij zijn schouders op, stapt in en rijdt de Afsluitdijk af langs het standbeeld van Lely, Alkmaar en Amsterdam op huis aan.

 

Rond de klok van tienen die avond belt ze en geeft een hele reeks cijfers door: neerslag, kubieke meters rijn-, maas- en overig rivierwater, verbruik van industrie en landbouw en nog veel meer. De lijst gaat maar door. Als ze stilvalt, vraagt hij: “Alles goed met je? Tussen ons?”

 

“Ja hoor.” klinkt ze vrolijk. “Het was een prettige wandeling en een genoegen je te kunnen helpen. De factuur zit in je email. Tot ziens schattebout.” Ze hangt op en hij luistert even naar de zoemtoon. Hij zucht.

 

3.

Frans de Groot zit met gedraaid bovenlichaam op zijn tractor en beziet de vrijwel rechte groeven op de akker achter hem. Hij ploegt zijn land. Zo'n zeshonderd meter verderop begint het natuurgebied waar hij last van heeft. Hij heeft uiteraard geen last van het gebied zelf. Wel van de regelgeving dat zijn quotum voor stikstofuitstoot met 70% omlaag moet. Hij heeft geen vee dat hij kan verkopen en geen stallen waar urine en uitwerpselen problemen opleveren. Zijn laatste oogst bestond uit sperciebonen en hij heeft altijd begrepen dat dat gewas stikstof aan de bodem toevoegt. Die stikstof kan dus niet neerslaan in het natuurgebied.

 

De vertegenwoordiger van de kunstmestfabriek was vorige week op bezoek geweest. Hij had uit de doeken gedaan dat natuurlijke mest de neiging heeft om uit te lopen, zoals hij het noemde. Regen spoelt de stikstof uit de grond en met de drainage van zijn land belandt het in de sloten. Vandaar kán het in het natuurgebied komen. Bijvoorbeeld als hij vanwege de aanhoudende droogte zou gaan besproeien met dat slootwater. Met hun kunstmest was er veel minder kans dat het uit zou spoelen. Ergo: minder problemen met de regelgeving. Hij had beleefd geweigerd een contract te tekenen. Jimmy's stalmest is tenslotte gratis.

 

Frans was vanmorgen om vijf uur opgestaan en nu, een uur of vier later, zit het werk er bijna op. Zijn maag knort af en toe. Hij is toe aan zijn ontbijt. Hij laat zijn blik over de akker glijden en ziet dat het goed gedaan is.

 

Boerin Charlotte had belegde boterhammen klaargezet op het aanrecht voor ze naar de stad ging. Ze werkt parttime bij de bibliotheek, zo komt ze nog eens onder de mensen. Vanmiddag zullen ze zoals elke dinsdagmiddag een rondje golf spelen op Reymerswael. Vanavond is er het partijtje bridge, dat ze allebei zo fijn vinden. Ze is tevreden met haar leven. Frans is haar jeugdliefde. Hij kan soms flink onder haar huid kruipen, maar ze hebben geen behang dus ze kan hem er niet achter plakken. Als hij maar niet met die groep van Farmers United omging. Ze gedroegen zich de laatste tijd erg extremistisch met die protesten tegen Europees opgelegde regels. De Nederlandse regering heeft hen heel lang de hand boven het hoofd gehouden, maar staat onder druk van Brussel om eindelijk te gaan handhaven. En dan die milieufreaks. Die oefenen nogal wat druk uit op de mannen en vrouwen die het landbouwbeleid moeten vaststellen. De laatste jaren is de publieke opinie behoorlijk beïnvloed. Over natuur en klimaat mag je alleen de stroming volgen dat je de eerste moet beschermen tegen kwade invloeden door boeren en fabrieken en dat je het tweede kunstmatig zo veel mogelijk moet handhaven op het peil dat het in de jaren 60 had. Wat een onzin. Darwin zou ze ernstig toespreken.

 

Frans besluit na zijn ontbijt een uiltje te knappen. Hij heeft net een kussen achter zijn hoofd gepropt in zijn gemakkelijke stoel voor de tv, als zijn telefoon gaat rinkelen. Deze ringtone is niet standaard. Hij heeft 'm op internet gevonden. Het is het geluid van de ouderwetse vaste telefoon die vroeger bij zijn ouders stond. Lekker nostalgisch. Het is Jimmy, van FU.

 

“Heb je vannacht tijd om een handje te helpen?”

 

Jimmy is voorstander van het harde werk. Toen ze jong waren en samen stapten dronk Frans bier en Jimmy melk. Dat verhinderde hem niet fikse ruzies uit te knokken op het voorterrein van kroegen, cafés en biertenten op kermissen en festivals. Op Zwarte Cross had hij iemand met een tentpaal het ziekenhuis ingeslagen omdat hij bij het hossen per ongeluk op zijn tenen ging staan. De binnenkant van een nachtelijke cel was Jimmy niet vreemd.

 

“'s Nachts is het gebruikelijk dat je slaapt.”

 

“We moeten ze in verlegenheid brengen. Snelwegen blokkeren helpt niet. Daar trekken die lui zich niks van aan. Ik heb een beter idee.”

 

“Dat moet onder de mantel van duisternis?”

 

“Nou, nee, niet per sé. Maar 's nachts is er minder verkeer en er wordt niet zo goed op opleggers vol mest gelet die in het centrum van Den Haag rondkarren.”

 

“Ik zou er nog een paar koeien bijnemen als ik jou was, Jimmy. Je kunt nu je mest al niet op een normale manier kwijt. Waar ga je n'm deze keer storten?”

 

“Waar die rotzakken er niet omheen kunnen. Volksvertegenwoordigers noemen ze zich. Ze weten niet wat er leeft onder het volk! Kom je een handje toesteken?”

 

“Je hebt al een deel van mijn stikstofquotum. Morgen ga ik inzaaien, ik heb mijn nachtrust nodig. Na golf en bridge wil Charlotte meestal nog een beetje knuffelen en meer. Nee, Jimmy, vannacht doe ik niet mee. In gedachten zal ik je vreedzame protestactie onderschrijven.”

 

“Jammer. We zijn met negen. Met jou erbij zou de berg hoger zijn, maar ja, als jij met moeder de vrouw moet gaan rotzooien, dan kun je je natuurlijk niet zo maar losmaken. Ik spreek je na afloop.”

 

Frans sluit zijn ogen en dommelt weg. Hij droomt van perfecte voren, zijn blote vrouw die over hem heen gebogen zit, een golfbal die hij tegen een van de hoogspanningskabels boven de golfbaan slaat, een gelukte robber misère, een politieachtervolging in Den Haag met hem op de tractor met een wild slingerende kar vol mest er achter en een ontmoeting met een mysterieuze jonge vrouw die met haar vuist omhoog leuzen schreeuwt.

 

Charlotte eet tussen de middag met haar collega een broodje in Jerry's lunchroom. Ze zitten aan een tafeltje binnen, want daar is airco en buiten is het heet. De zoveelste dag onder een blauwe hemel en zonder kans op regen. Frans zal voor het zaaien de beregeningsinstallatie de hele nacht moeten laten werken, anders verpietert het zaaigoed in de droge grond. Hij heeft het eens uitgelegd: per regenloze, zonnige dag verdampt het vocht uit twee millimeter toplaag. En nu het zo warm is, is het meer dan twee. Haar collega heet Mariska en is evenals zijzelf parttimer bij de bieb. Vanmorgen hebben ze gecatalogiseerd, gesorteerd en de planken hervuld met teruggebrachte boeken. Over een half uurtje gaan de deuren open voor de mensen die een krant komen lezen of boeken, dvd's of cd's komen lenen. Charlotte zal een uurtje meedraaien en dan naar huis gaan, want hun starttijd op Reymerswael is acht over vier.

 

“Is het niet veel te warm op de golfbaan?”

 

“Daarom gaan we wat later.”

 

“Het zou niks voor mij zijn, hoor. Een beetje wandelen en af en toe een balletje een klap verkopen.”

 

“De baan is zes en een halve kilometer lang. Je loopt met een karretje en een tas met een stuk of tien stokken. Je hebt achttien holes. Je slaat gemiddeld een keer of vijf per hole en zo'n honderd meter per keer. En je hebt ongeveer vier à vier en een half uur om het rondje af te leggen. Het is een sport. Je bent buiten en in beweging. Heerlijk.”

 

De ietwat mollige Mariska zegt tussen twee happen van haar broodje door: “Ik krijg beweging genoeg. Ik poets twee keer per week het hele huis. Zo'n stofzuiger weegt ook wel wat hoor!”

 

“Zeker. Gelukkig hebben wij plavuizen op de vloer. Als Frans thuiskomt van het land, dan trekt hij een modderspoor. Ik dweil elke dag. Soms twee keer.”

 

“Ja, jij hebt een man.” De echtgenoot van Mariska had eieren voor zijn geld gekozen en haar verlaten voor een vrouw die graag kinderen wou. De echtscheiding was anderhalf jaar geleden uitgesproken.

 

“Af en toe benijd ik je. Je hebt alle vrijheid die je je maar kunt wensen. Je hoeft met niemand rekening te houden. Frans kan dingen doen... Ik erger me dan kapot.”

 

“Maar 's nachts in bed kruip je lekker tegen een warm lichaam. Nee, wees blij dat je iemand hebt in je leven.”

 

Frans en Charlotte lopen onder een blakerende zon een rondje op Reymerswael, hij met een pet op, zij met een hoedje op haar korte kapsel. 's Avonds bridgen ze. Frans krijgt geen goede kaarten. Zeker niet om misère te gaan. Charlotte heeft als ze eenmaal in bed liggen wel zin in een robbertje en het is woensdag als Klaas Vaak hun ogen sluit. Om vijf uur gaat zijn telefoon.

 

'Je moet toch opstaan. Het is gelukt! Die eikels moeten straks met opgestroopte broekspijpen door de mest waden om in de Kamer te komen. Ik ben onderweg naar huis, maar de politie heeft er een te pakken gekregen.”

 

“Denk je dat ze nu wel overstag zullen gaan?”

 

“Geen idee, maar ik ben gratis mijn mest kwijt. Scheelt toch weer een pak duiten. Kan ik de bank gemakkelijker terugbetalen en nog wat overhouden om rode diesel te kopen. Zo'n rit naar Den Haag kost me een volle tank en drie jerrycans.”

 

“Nou, wel thuis dan.”

 

Frans zet de automatische beregeningsinstallatie uit, rijdt met zijn tractor met aangekoppelde zaaimachine over zijn akker en distribueert het zaaigoed gedoseerd op de juiste plaatsen. Charlotte sluimert lekker door. Ze wordt al lang niet meer helemaal wakker als Frans opstaat. Ze ligt languit onder een laken en geniet na van haar nachtelijke activiteit.

 

4.

Ministers van de G7 zitten binnen in een gekoelde ruimte, terwijl zij hier buiten staan te bakken. Dat weerhoudt hen er niet van een hoop herrie te maken. Carolien heeft een plekje in de schaduw van een gebouw gevonden. Daar is het nog een klein beetje te harden. Er zijn al enkele gemaskerde mensen afgevoerd met zonnesteek verschijnselen. Een groep hulpverleners deelt waterflesjes uit, die gesponsord zijn door een grote firma.

 

Zij heeft nooit een masker opgezet. Protesteren moet open en bloot, vindt ze. Half en half luistert ze naar de leuzen die de mensen met een megafoon roepen en af en toe steekt ze een vuist de lucht in, als ze iets hoort dat haar bevalt. Het merendeel van de betogers kent ze niet. Sommige van hen wil ze ook niet kennen. Ze is voor natuur en tegen milieudelicten, maar vindt zichzelf geen activist. Het ergst van al vindt ze de brallers, die luidkeels roepen en de ballen verstand hebben van de echte problemen. Tijdens haar studie had ze colleges gevolgd over de tijdperken van de aarde. Ze weet dat het klimaat niet bestaat. Dat er periodes geweest zijn waarin het aanzienlijk warmer en veel kouder was dan tegenwoordig. Dat niet de aarde opwarmt, maar de atmosfeer. Dat klimaatverandering een natuurlijk verschijnsel is, maar dat mensen verandering bespoedigen.

 

“De aarde is ontstaan als een gloeiende gaswolk.” was haar professor Aardwetenschappen het eerste college begonnen. “In de loop van de tijd koelde de gaswolk af. Jullie hebben vast op de middelbare school bij het vak natuurkunde geleerd dat een gas condenseert tot een vloeistof als dat voldoende afkoelt. En dat een vloeistof verwordt tot een vaste stof bij nog verdere afkoeling. De buitenzijde van de aardse gaswolk werd sneller kouder dan de binnenzijde, omdat ze blootstond aan de ruimte met zijn gemiddelde temperatuur van 2,7 graden Kelvin.” Op het twee meter brede scherm voor in de zaal verscheen een doorsnede van de aarde. “Er vormde zich een korst waarop planten, dieren en mensen kunnen wonen. Gassen ontsnapten van onder de korst, maar werden vastgehouden door de aardmassa. Zij vormden een atmosfeer, aanvankelijk voornamelijk ammoniak, tegenwoordig stikstof en zuurstof waarin planten, dieren en mensen kunnen ademen. De korst drijft op een vloeibare mantel. De kern bestaat grotendeels uit het gezonken zware element ijzer. Door het ronddraaien creëert dat elektrisch goed geleidende materiaal een magnetisch veld dat levende wezens beschermt tegen de helse straling buiten onze dampkring. Nog altijd neemt de temperatuur van de aarde af.” Hij besloot met “Dit is de korte versie. Tijdens deze colleges leer je dat we leven dankzij een haardun evenwicht.”

 

“Logisch.” had Jan gereageerd toen ze niet lang daarna kennis hadden gemaakt en zij had verteld wat ze zoal op haar bordje kreeg tijdens haar studie. Hij had als bijvak Fysica en wist waar ze over sprak als ze het had over entropie, thermische lagen en de stikstof kringloop. Hij toonde zich groot aanhanger van Laplace toen hij haar Greenpeace kennissen op een verjaardag vertelde: “Als een intelligentie alle krachten in de natuur kan bevatten en aan een analyse kan onderwerpen is niets onzeker en ligt de toekomst zowel als het verleden open. Zo lang we die intelligentie niet bezitten, is de beste manier om de werkelijkheid te voorspellen niet om het juiste antwoord te berekenen, maar om uit te vogelen welk antwoord het minst verkeerd is. Fouten elimineren is niet onmogelijk, maar sommige manieren zijn oneindig onwaarschijnlijk.”

 

Hij dompelt zich onder in een wereld waarin waarschijnlijkheid, abstracte oplossingen en logische gevolgtrekkingen regeren. Ze is jaloers op hem dat hij nooit twijfelt. “Aan getallen kun je je niet onttrekken.” zegt hij altijd. “Wat mensen voor betekenis aan getallen geven, dat is van een geheel andere orde. Aan wat mensen zeggen, daar mag je gerust vraagtekens bij zetten. Onomstotelijke feiten zijn als was in de handen van gewetenloze schurken, zoals lobbyisten en weermannen of -vrouwen.”

 

Het meisje op het podium achter een batterij microfoons schreeuwt: “Blablabla.” Carolien had gehoord dat ze erbij zou zijn. Ze ziet er frêle uit en kijkt boos de menigte in. Gregor, een van de knullen met wie ze van Hoek van Holland naar Londen was gereisd, stoot haar aan.

 

“De spreekbuis voor de nieuwe generatie. Ze krijgt meer voor elkaar dan wij allemaal samen.”

 

“Ze mag iets tegen de bonzen zeggen voor de camera's. Er zit geen beweging in die beleidsmakers. Te veel lobbyisten. Na hun politieke carrière worden ze opgenomen in directies van grote bedrijven, banken, levensmiddelen, pharma, olieproducenten, noem maar op.”

 

“Da's wel heel negatief. Er zitten er heus een paar bij die het beste met ons voor hebben.”

 

“Ja en die worden afgeschoten.”

 

“Ook nog complotdenken?”

 

“Heerlijke onwetenden, heerlijke nieuwe werelddenkers.”

 

“Gaan we nu boekrecenties bespreken?”

 

“Laten we het maar bij de protesten houden.”

 

“De onruststokers beginnen weer, kijk daar.”

 

Een groep – bende – met bivakmutsen en motorhelmen getooiden maakt zich los van de massa en bestormt het politiecordon dat zich posteert voor de trappen die leiden naar de toegangsdeur van het conferentiegebouw. Er wordt met stenen gegooid, met stokken geslagen en sommige politieschilden gaan stuk. Bewonderenswaardig rustig reageren de agenten op de meute. Tot er een brandende fles door de lucht zeilt en op een van de verdedigers terechtkomt. Vlammen slaan uit zijn of haar kleding (vanaf Carolien's plaats is niet te zien of het een mannelijke of vrouwelijke agent betreft). Schielijk wordt de brandhaard weggetrokken uit de lijn. Even later gallopeert vanuit een zijstraat een kolonne bereden paarden. Ze rijden in op de groep en de berijders meppen links en rechts tot de bende zich verspreidt. Een van hen blijft kermend liggend achter en wordt door twee mensen zonder uniform afgevoerd naar ergens buiten zicht.

 

“Ghandi zou zich schamen.”

 

De G7 ministers zijn 's avonds al lang vertrokken naar hun luxe hotels of clubs in Soho of erger, als de betoging langzaam doodbloedt. Carolien heeft een slaapplaats bemachtigd in een jeugdherberg in Oost-Londen. Ze neemt de underground, eet vegetarische chips en een halve salade bij een Wimpie's, denkt voor het eerst deze dag aan wat Jan aan het doen is – ze mist hem –, rolt zich in haar dunne slaapzak en vertrekt naar dromenland.

 

De volgende morgen checkt ze uit, ontbijt wat er over is van gisteravond, neemt de underground terug naar de betoging voor het G7 conferentiegebouw, steekt af en toe haar vuist op, neemt gezichten rondom haar in zich op en denkt aan Jan. Nog één dag en dan zal ze hem weer zien. Gelukkig.

 

5.

Hij heeft net een verzoek om een interview van RTL afgewimpeld als de deur beneden opengaat en

hij Carolien hoort roepen: “Bedankt, hè.” Ze klautert direct de trap op en vliegt in zijn armen.

 

“Vriendje heeft je afgezet?”

 

Ze haalt diep adem na de lange zoen, klemt haar armen nog strakker om zijn hals en zegt: “Ik heb maar één vriendje.” Opnieuw drukt ze haar lippen hartstochtelijk tegen de zijne en laat haar tong losgeslagen op verkenning gaan.

 

“Hoe was het?” vraagt hij als de ergste storm bedaard is.

 

“Goed hoor.”

 

“En dat is het? Ze zijn om?”

 

Ze snuift en lacht een keer minachtend. “Daar is veel meer voor nodig, vrees ik. Relschoppers hebben gemat. Dat was een minpuntje. Een paar duizend partieel gelijkgestemden. Pluspunt. Een gesponsorde semi-vakantie. Plus minus. Ik had niet anders verwacht. Wat is dit?” Ze toont de envelop die ze achter de voordeur had opgeraapt.

 

“Ja, ze belden even voor je thuiskwam. Willen een interview over het droogte-scenario. RTL schijnt een programma te hebben na het nieuws.”

 

“Moet je doen. Ik zit dan geïnteresseerd op de achtergrond en geef als side-kick aan dat wij als milieufreaks door middel van dit model kunnen bewijzen dat het de verkeerde kant op gaat met het gebrek van reactie op de onnatuurlijke klimaatverandering.”

 

“Nee en wel precies om die reden. Het is een model. Het heeft geen voorspellende gave. Ik stop er gegevens in die data-researcher Van Haaren overal en nergens vandaan heeft getoverd en dan simuleer ik mogelijke scenario's met uitkomsten die waarschijnlijk kunnen voorvallen.”

 

“Je hebt het me laten zien voor ik naar de G7 top vertrok. Sommige uitkomsten deden de schrik om mijn hart slaan. Vooral de relatie tussen bevolkingsomvang, drinkwatervoorziening en temperatuur.”

 

Ze laat hem los, draait zich om en stroopt het t-shirt met de toekom(s)t tekst over haar hoofd. “Ik pak een snelle douche en trek iets anders aan.”

 

“Ja, doe dat. Ik wordt bedwelmd door je geuren.”

 

“Ondeugende jongen. Wacht maar.” Ze trekt de rest van haar kleding uit en begint ongeduldig aan de zijne te frunniken. “Ik zal je hier op de grond overspoelen met mijn geuren.”

 

Later ligt hij met een arm onder zijn hoofd, terwijl de hand van zijn andere arm een beetje met haar haren speelt. “Hoe zou je het vinden om deze vinex-wijk te verruilen voor het platteland van Brabant?”

 

“Je bent bij je moeder op bezoek geweest.” bromt ze en schurkt zich dichter tegen hem aan.

 

“Ja en bij Gerard Schoonen, je weet wel, die maakt van die elektronische apparaatjes voor me.”

 

“Hoe is 't met Gerda?”

 

“Geen idee. Was aan het werk. Ze pasten op de kleine.”

 

Ze zwijgt geruime tijd. Ze denken allebei hun eigen gedachten. “Ergens in de buurt van Wouw? Of dichter bij Ossendrecht?”

 

“Veel natuur nog. Bos en heide op de Brabantse Wal. Zuid Waterlinie. Gorren en schorren. Ver van Hilversum, Bussum en de Randstad.”

 

“Openbaar vervoer van vorige eeuw.”

 

“Een nieuw ziekenhuis tussen Roosendaal en Bergen.”

 

“Glasvezelloos.”

 

Hij streelt nu zachtjes over haar rug, zoals ze het graag heeft. “Valt mee. In het buitengebied leggen ze razendsnel kabels in de grond en zetten masten weg. Al die boeren en buitenlui willen erbij horen. Erger nog dan tv in de jaren zestig. Iedereen wil een mobiel met onbeperkt data en een computer om anoniem het internet af te struinen.”

 

“Anoniem m'n hoela!”

 

“Wie weet wat ze weten? Verkondigers van complottheorieën hebben meer en meer aanhangers. Wat zijn feiten als iemand hard genoeg schreeuwt dat ze niet kloppen?”

 

“Veel klimaatfreaks zijn hetzelfde. Ze bauwen na wat wordt voorgekauwd. Zelf nadenken is er mondjesmaat bij.”

 

“Heb je honger? Ik kan wat voor je klaarmaken.”

 

“Honger naar jou.” zegt ze en neuzelt in zijn hals. Voorzichtig ontdoet hij zich van haar armen, benen en torso, geeft haar een pakkerd op haar mond, doet een broek aan, gaat de trap af, het keukentje in, pakt brood en beleg en smeert een bord vol dik gesneden boterhammen. Carolien heeft een snelle douche gepakt, verschoning aangedaan en samen verorberen ze alles aan de keukentafel. Ze likt aan haar vinger en dept de laatste kruimels op.

 

“Lekker.”

 

“Mijn lief maakt mij hongerig.”

 

Ze heeft in de tussentijd met zichzelf overlegd en zegt: “Lijkt me een goed idee te verkassen uit deze doodse stadswoestijn naar een hutje op de hei. Laten we op zoek gaan.”

 

Data-miner Femke van Haaren en Elspeet heeft hun wensenlijstje gebruikt en schotelt ze drie 'hutjes' voor. Ze heeft Carolien peinzend opgenomen. Een stuk. Ze begrijpt wat Jan in haar ziet. Spontaan, goed lichaam en vriendelijk. Ook tegen haar. Carolien had haar nog niet eerder ontmoet, alleen van data-researcher Van Haaren gehoord en toen ze de blonde, welgeschapen, intelligente, steenrijke vrijgezelle vrouw een zoen op haar wang had gegeven, was ze gewoon vrolijk verder blijven praten. Ze had wel haar arm door die van Jan gehaakt, zag Femke.

 

“Ik heb een top drie voor jullie gemaakt op basis van jullie wensen. We zullen ze vandaag bezoeken. Als er niks bijzit, heb ik nog een aantal woningen die verrassend genoeg zijn, maar heel anders dan jullie me hebben aangegeven.”

 

Ze was bang geweest dat ze een hekel aan Jan's vriendin zou hebben, maar nee, ze vindt haar eerlijk, open en volstrekt aantrekkelijk. Ze had in haar jeugd een enkel keertje een vriendinnetje gehad waarmee ze spelletjes had gedaan die het daglicht in de ogen van haar moeder niet konden verdragen. Datzelfde tintelende, warme gevoel geeft Carolien haar en ze heeft dringend aangeboden hen te vergezellen op hun huizenjacht.

 

Die middag bezichtigen ze een in 1980 verbouwde schuur met volop kamers, een woonkeuken, een inpandige garage annex klusruimte en een erf geschikt voor een Greenpeace demonstratie, een gerenoveerde achttiende eeuwse plattelandswoning, knus, klein, maar voorzien van alle gemakken en een twee-onder-een-kap met gezellige, nieuwsgierige buren (“Koffie, mensen?”), garage voor twee auto's, gazon voor, opzij en achter. Ze vinden de schuur aan de grote kant, de plattelandswoning wat klein en de twee-onder-een-kap bijna geschikt.

 

Femke glimlacht zuur en neemt hen mee naar iets dat ze zelf erg mooi vindt. Een hoge beukenhaag verbergt het pand als ze komen aanrijden. Een hek scheidt de privé-grond van de weg. Ze opent het met de afstandsbediening, volgt dan een met aangestampt grind bedekt laantje omzoomd door twee rijen fruitbomen en keert waar het laantje overgaat in een ruime parkeerplaats. Jan en Carolien staren door de zijruit naar een van roodgele bakstenen gemetselde gevel met witte raamkozijnen, witte luiken, een witte voordeur. Ze zien twee verdiepingen en daarboven een donkergrijs dak (“Leien.”) met zonnepanelen. Er is een voorterrein met een vijver (“Stromend water van en naar de beek hierachter.”), een verhard half overdekt terras en verder boompjes, allerhande planten en bloemenperken.

 

“Ik ben verliefd.” zegt Carolien.

 

“Ik ook.” zegt Femke en kijkt haar verlegen grijnzend aan. “Hier is de sleutel.”

 

Carolien pakt hem aan, springt uit Femke's auto, rent naar het huis, opent de deur en verdwijnt uit hun zicht. “Wat moet dat wel niet kosten?” Hij fronst.

 

“Het is heel betaalbaar. Voor jullie. Ik ken de eigenaar goed. Kan wel een deal maken voor jullie.”

 

“Wat zit hier achter, Femke?”

 

“Niks. Eerlijk. Ik gun jullie dit van ganser harte.”

 

“Kom op, Femke. Wie is de eigenaar?“

 

Ze slaat haar ogen neer, frunnikt aan het stuur met haar vingers. “Ik heb op de Afsluitdijk al gezegd dat ik je aardig vind. Nou, háár (ze knikt in de richting van de voordeur) vind ik ook aardig. Ik had het niet verwacht,” voegt ze snel pratend toe, “maar het is zo. Ik vind jullie allebei heel aardig. Ik hou van jullie allebei.”

 

“En?”

 

“Het huis is van mij. Ik heb het gekocht. Liefde op het eerste gezicht. Hier wil ik jullie vaak opzoeken, als dat mag.”

 

“Je bent altijd welkom, Femke, maar de situatie is wel wat ingewikkeld aan het worden, vind je zelf ook niet?”

 

“Ben een gecompliceerd mens. Nooit gezegd dat ik van gemakkelijk houdt.” mompelt ze, terwijl ze uitstapt. “Kom eens in beweging, Jan. Laten we gaan kijken of Carolien de badkamer gevonden heeft.”

 

Inderdaad vinden ze Carolien in de badkamer. Ze heeft haar vingers over perfect geplaatste tegels laten glijden, is een in- en uitloop douchecabine in en uit gelopen, is in een half verzonken yakuzikuip geklommen en zit met kleren aan op een speciaal aangebrachte rand in het lege bubbelbad.

 

“Dit is prachtig.”

 

“Ja.” zeggen Femke en Jan tegelijk.

 

“Heb je de keuken gezien? Apparaten voor van alles. Geen gas, heb ik gecheckt.”

 

“Zelfvoorzienend. Elektriciteit van drie fronten: zon, wind en water.” legt Femke uit en ze laat de installatie zien, nadat ze alle vertrekken naar tevredenheid hebben geïnspecteerd. “Opvangtanks voor regenwater onder de tuin. Uv reiniging voor drinkwater. Gescheiden eigen afvalwaterzuivering.”

 

“Ideaal.” geeft Carolien toe. Ze vindt Jan's ogen en houdt die met de hare vast. “Ideaal.” herhaalt ze. Hij knikt.

 

Ze richt zich nu tot Femke. “Prijzig?”

 

“Nee hoor. Voor jullie niet.”

 

“Je bedoelt? We kunnen de vraagprijs betalen?”

 

“Jullie wel.”

 

“Doen we het?”

 

Jan knikt. “Waar zetten we onze handtekeningen?”

 

6.

Het duurt een maand voor alles naar hun zin is ingericht. Tot die tijd slapen ze op matrassen op de grond, bedient Jan zijn computersysteem vanaf de uit de vinex meegekomen game-stoel en ontvangt Carolien haar klimaatcollega's voor strategische besprekingen in een provisorisch ingerichte vergaderruimte. Femke van Haaren en Elspeet is elke dinsdag en donderdag van de partij. Ze zitten in de ochtendkoelte samen op het terras, drinken 's middags in het koele huis een borrel, eten 's avonds aan een wankele tafel (“Ik moet nog een blokje zetten onder die ene poot.”) en kletsen over de omgeving, het economische, politieke en natuur-klimaat en henzelf.

 

Carolien heeft begrepen dat Femke onvruchtbaar is. Ze kan zelf geen kinderen krijgen en dat frustreert de data-analiste. Als Jan met Geert Schoonen aan het sleutelen is aan elektronische dingetjes om het computersysteem uit te breiden (“Voor betere interactie met de buitenwereld.') maken ze leuke uitstapjes en verkennen Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda en Antwerpen. Winkelen, lunchen en van op een terrasje mensen observeren. Femke heeft een bijeenkomst van haar milieucollega's meegemaakt. Carolien is meegegaan naar Ter Apel. Ze zijn zelfs op visite geweest bij Jan's moeder (“Zeg maar Anna. Wat zijn jullie een leuk stel! Werken jullie hier?”).

 

Op een zaterdag op de nieuwe bank met een glas wijn, relaxed, met nog een vrij half uur voor het avondmaal zegt ze voor haar neus weg: “Wat zou je denken van een kind?”

 

Hij reageert niet meteen, neemt een slokje, zet zijn glas op de nieuwe salontafel, legt zijn arm op de rugleuning, draait zijn bovenlichaam om haar recht aan te kijken. “Wil je een kind?”

 

Ik niet.”

 

Weer zwijgt hij om zijn volgende reactie voor te bereiden. “Je weet hoe ik over adoptie denk.”

 

Ze buigt haar hoofd bevestigend iets voorover. “Ja. Er komt narigheid van. Het is tegenwoordig in om als de kinderen wat ouder zijn naar biologische ouders te gaan zoeken. Rotzakken van tv. Femke denkt er hetzelfde over.”

 

“Femke? Jullie hebben het over kinderen krijgen gehad?”

 

“Verbazingwekkend, hè? Wij zijn vrouwen. Vrouwen kunnen kinderen baren. Gerda heeft een kind.”

 

“Maar jij wil geen kind.”

 

“Nee, maar Femke wel.”

 

Hij zegt een tijdje niets, kijkt haar alleen maar aan. “Femke is onvruchtbaar.”

 

Weer een halve knik. “Ik niet.”

 

De wiskundige in Jan kan haar logische redenering waarderen. “Je wil een kind voor haar baren?”

 

Ze schudt nee. “We kunnen de voorbereidende stappen zetten. Zij kan het daarna overnemen en zelf de pijn lijden van de bevalling.”

 

“En dat zou je accepteren?”

 

“Zeker. Het is een eitje van mij en wat zweepstaartjes van jou. We hebben er meer dan genoeg.”

 

Als hij in gedachten de toekomst overziet, voegt ze toe: “Jij vindt Femke erg aardig. Ik ook. Zij zegt dat ze van ons allebei houdt. Ik vindt het geen probleem haar uit de brand te helpen.”

 

“Dus wij doen het leuke voorprogramma en zij krijgt de bolle buik, pijnlijke weeën en wellicht scheurt ze uit omdat het kind zo'n groot hoofd heeft. Lijkt erop dat wij er het beste vanaf komen.”

 

“Precies.”

 

Carolien heeft zo nauwkeurig mogelijk bijgehouden wanneer ze een eisprong heeft. Het is wat ongemakkelijk als ze de daad bij het woord voegen, alsof Femke meekijkt. Ze doen het eenvoudig, zonder franjes en het duurt wat langer dan anders voor Jan zijn deel levert. Ze giechelt en hij grijnst.

 

De procedure vindt plaats in een privé-kliniek. Data-research bureau Van Haaren doet een groothartige, aftrekbare, financiële bijdrage voor aanschaf van een of ander speciaal apparaat om fortuinlijke mensen nog beter te kunnen genezen. Beide vrouwen houden er een voortreffelijk gehecht sneetje in hun buik aan over. “Nu heb ik een stukje van jou en Jan in mij.” zegt Femke voldaan. Ze zitten voor het eerst sinds de operatie in de schaduw op een terrasje in het centrum van Bergen op Zoom. De lucht is betrokken en het zou kunnen gaan regenen. “Het is een gek gevoel. Ik bedoel, ik merk nog niks natuurlijk, het is veel te vroeg, maar mentaal ben ik zwanger en voel ik ons kindje groter groeien.” Ze bloost. “Het zal een liefdesbaby worden. Jij houdt van Jan. Jan houdt van jou. Ik hou van jullie allebei. We zullen alle drie van dit kind houden.”

 

Carolien bestudeert haar gezicht. “Je glimt helemaal.”

 

“Ik ben zo gelukkig. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit hiervoor zo gelukkig ben geweest. Ik heb geen fantastische jeugd gehad, moet je weten. Mijn moeder vond alles wat ik deed maar gek. Mijn vader verdiende geld en als hij er was... Hij was geen fijne man. En ik was alleen. Geen broers of zussen. Een oom in Australië was de enige familie, tot hij overleed. Hij liet alles na aan mij en had het zo vastgelegd dat mijn vader noch mijn moeder bij de nalatenschap kon, hoe ze ook hun best deden.”

 

De eerste miezer begint. Ze gaan het restaurant in en bestellen een lichte lunch. “Steek je daarom een handje toe in Ter Apel?”

 

Femke neemt een hap van haar belegde broodje. “We zijn tenslotte op de wereld om elkaar te helpen, nietwaar?”

 

“Niet iedereen is het met je eens.”

 

“Nee, jammer genoeg niet.” Ze neemt nog een hap en duwt met een vinger het uitstekende deel van het broodje van tussen haar lippen verder in haar mond. “Er zouden minder problemen bestaan als we gewoon proberen voor anderen te doen wat we graag aangedaan willen worden.”

 

“Volledig mee eens, meid. Minder razende ruzies, rotzooi, ongelukkigheid. Beoefen liefde, geen oorlog.”

 

Het laatste restje van het broodje blijft op minder dan tien centimeter van haar mond steken als Femke een ogenblik stokstijf stilzit. Dan verorbert ze het smakelijk. “Helaas gaat dat niet voor iedereen op.”

 

Carolien neemt de jonge vrouw aan de andere kant van het vierkante tafeltje peinzend in zich op. Ondanks haar vrolijke houding schuilt er ergens van binnen een bal van verdriet, lijkt het wel. Ze heeft het eerder gemerkt. Dat kan natuurlijk niet!

 

“Liefde of oorlog?”

 

“Er is niet voor elke vrouw een Jan.”

 

“Een Jan. Je bedoelt een man?”

 

“Nee, een Jan. Jouw Jan.” Ze heeft haar handen op haar knieën gelegd en staart in de ogen van de vrouw tegenover haar. “Soms fantaseer ik dat we zoenen en meer. Ik weet dat hij met jou is. Ik hou ook van jou. Het is verwarrend.”

 

“Zeg dat wel.” Carolien zegt zacht: “Het is niet tot me doorgedrongen dat houden van ook letterlijk opgevat kan worden, lichamelijk bedoel ik. Het is vanzelfsprekend tussen Jan en mij. Maar met jou...” En ook zij staart over de tafel heen.

 

Jan is naar een voortgangsbespreking met een delegatie van de Waterschappen om zijn droogte-scenario met hen door te nemen. Het is dinsdag en Femke en Carolien zitten in de schaduw op het overkapte terras en drinken een vroege borrel. Af en toe wrijft Femke over haar buik, hoewel er nog niets te zien is. Ze hebben net een grote stroopwafel achter de kiezen.

 

“Het wordt weer warmer. Zullen we de koelte binnen opzoeken?”

 

Ze schuiven de stoelen achteruit en Carolien neemt Femke's hand. Ze slenteren langs de automatisch beregende bloembedden de openstaande voordeur in, de trap op naar de badkamer. Carolien ontdoet zich van haar kleren en begint voorzichtig aan die van Femke.

 

7.

“Proactief zijn betekent dat we actie ondernemen en niet alleen maar waarnemen en achteraf klagen.” Aan het woord is een politiek woordvoerder van een of andere wereldfederatie. Femke en Carolien zitten in een grote zaal omringd door velerlei typen mensen van over de hele aardbol. Nu kan het nog. Ze zal over een maand haar onbezorgde leventje vaarwel moeten zeggen, voor haar pasgeborene zorgen of een oppas zoeken die ze vertrouwt, als ze met Carolien dit soort activiteiten wil blijven bezoeken.

 

In de afgelopen maanden is ze dikker en ronder en zijn haar borsten gevoeliger geworden. Voor de sex is het prettig, maar het is steeds lastiger om haar dagelijkse bezigheden vol te houden. Het tempo is er uitgegaan. Gelukkig kan ze haar werk gewoon doen. Het meeste gebeurt toch al automatisch. Zoekbots struinen het Net voor haar af en brengen flarden info uit de krochten van data-broeinesten over de hele wereld. Ze schift, mengt en brengt verslag uit aan haar opdrachtgevers zonder dat ze haar met traagschuim gevulde stoel uit hoeft te komen. Ze denkt al even over een assistent(e) voor als de baby er is.

 

Elke dinsdag en donderdag maakt ze vrij om naar Carolien en Jan te rijden in haar sportwagen. De moeite die het haar kost om in en uit te stappen neemt ze voor lief. Ze vrijt regelmatig met Carolien of met Jan, soms met allebei tegelijk. Zij proberen zo veel mogelijk hun werkzaamheden en activiteiten te plannen op dagen dat ze er niet is. Jan is een veelgevraagd man door de scenario's die een grote hulp blijken voor watermanagement en beleidsbeslissingen in het kader van milieu, klimaat, bevolking en asielopvang. Carolien heeft een leidende rol op zich genomen en bemiddelt in de onderhandelingen tussen klimaatactivisten en regeringen. Deze conferentie is het resultaat van hun persoonlijke inzet. En de hare uiteraard. Zij heeft tenslotte de middelen om zoiets te organiseren.

 

De volgende spreker is een aardwetenschapper die Carolien heeft leren kennen op een vorig congres. Hij heeft een droevige boodschap. “Wat kunnen we er tegen doen? Niets, we komen uit een ijstijd en net als vorige keren dat dat gebeurde, neemt de gemiddelde temperatuur vanzelf toe. 55 miljoen jaar geleden was er een klimaatoptimum. De hele aarde was ijsvrij en het was heet. Daarna werd het kouder en veranderde de wereld in een soort sneeuwbal. Wetenschappers stellen dat we in een periode zitten tussen twee ijstijden. Mensen versnellen nu de opwarming. We zijn met veel meer dan ooit tevoren. Een kamer met twee mensen is koeler dan een kamer met twintig mensen erin. De enige juiste oplossing is inperking van de wereldbevolking. Zo gezien was Mao een klimaatactivist.”

 

Hij swipet de tekst op zijn tablet, kijkt het publiek in en gaat door: “Uit scenario's van de heer Koenen komt telkens een watercrisis naar voren. Plotse overstromingen door bijzonder hevige regenval. Het langere tijd uitblijven van neerslag. Hierdoor mislukken oogsten. Dat is wat landbouwgebieden te wachten staat. Meer mensen zullen migreren naar betere streken. We moeten het schaarse water eerlijker delen, het schaarse bebouwbare land anders gebruiken.”

 

Femke legt de hand van Carolien op haar buik. De aanstaande baby roert zich. “Denk je dat er een toekomst zal zijn voor haar?” Ze blijft hardnekkig volhouden dat het een meisje wordt. De controlerend verpleegkundige had gevraagd of ze het wilde weten. “Nee.” had ze geantwoord.

 

“Daar sta je niet bij stil, hè?” zegt Carolien peinzend. “Je verwacht dat het leven gewoon zal doorgaan. Dat er altijd genoeg eten en drinken zal zijn. Genoeg ruimte voor iedereen. Dat aan al onze basisbehoeften voldaan kan blijven worden. Het is eigenlijk niet zo vanzelfsprekend.”

 

“Het is iets dat andere mensen overkomt, in andere landen. Lege schappen in winkels, een uurtje per dag water uit de kraan, geen kraan, honger, armoede, onderdrukking, oorlog. Ik spreek vluchtelingen uit zulke landen in Ter Apel. Ze vertellen dat ze op zoek zijn naar een plek waar ze kunnen leven, waar ze kunnen wonen zonder zorgen. En wij vinden dat niet meer dan normaal.” Tranen dalen uit haar ogen en Femke veegt ze weg. “Sorry hoor, ik ben wat emotioneler.”

 

Carolien lacht. “Een zwangerschap volgens het boekje.”

 

De man op het podium sluit zijn betoog af: “Zijn er oplossingen? Jazeker. Enkele voorbeelden. Overkoepelde woongemeenschappen met gereguleerd binnenklimaat. Voedsel verbouwen bij en tussen de woningen. Ondergrondse waterbasins bij de koepels. U zult zeggen: dat wil ik niet. Daar zijn we technisch niet toe in staat. Dat kost te veel geld. Ik zeg: conservatisme is niet langer mogelijk. Wij, de mensen die de wereldbevolking uitmaken, moeten ons aanpassen, niet het klimaat. We zullen moeten overgaan tot een andere manier van leven, anders zullen we net zoveel toekomst hebben als de Neanderthalers.”

 

Het is pauze en Femke laat zich optrekken door Carolien. “Ik heb dorst. Laten we wat vruchtensap gaan scoren zolang het er nog is.”

 

Ze vinden wonder boven wonder een tafeltje met twee vrije stoelen en vlijen zich neer. Femke zit duidelijk over iets na te denken. Haar ogen staren naar niets in de verte. “Iets ondernemen. Aanpassen. Een andere manier van leven. Conservatisme.” Carolien ziet Jan die rondkijkt, op zoek naar hen. Ze steekt een hand op. Hij komt hun kant op. “Als we nu eens... Hé, dag Jan.” Ze kust hem als hij zich naar haar overbuigt. “Ja, als we nu eens een stichting oprichten, mag ook een ander soort onderneming zijn, om een betere manier van leven mogelijk te maken voor iedereen.” Ze wordt enthousiaster. “Ja, we kunnen zelfvoorzienende koepelgemeenschappen bouwen. Je woont er in feite al in een. Het moet alleen groter zijn. Veel groter. En Jan, kun jij een model maken van zo'n woongemeenschap? Met alles erin: water, voedsel, klimaatregulering? Om te zien wat er nodig is.”

 

“Dat kan. Ik schat alleen dat er vooral héél veel geld nodig is.”

 

“Er is een soort stichting waar mensen een bijdrage kunnen leveren die aftrekbaar is van belasting.”

 

“Of een vereniging. Mensen zijn graag lid van een vereniging.”

 

“En een naam. Moet lekker in het gehoor liggen: Klimaat Groep of zoiets.”

 

“Engels dan. 't Is uiteindelijk niet alleen voor Nederland, toch?”

 

“Climate Group?”

 

“Klinkt lekker. Vestigingsplaats?”

 

“Mijn huis heeft dertig kamers. Lijkt me niet zo'n goed idee. Als 't gebaseerd zal zijn op jullie woonomgeving, dan is er geen betere plaats.”

 

“Brabant Climate Group. BCG.”

 

“Klinkt als BCC, zullen ze misschien moeilijk over doen.”

 

“West Brabant Climate Group, dan. WBCG.”

 

“W kan worden geïnterpreteerd als world...”

 

“Ik heb geen bezwaar.”

 

“Is wellicht een pré.”

 

Ze zwijgen even en overdenken hun besluit. Femke concludeert: “Dat wordt het. De Kamer van Koophandel en Fabrieken in West Brabant zit in Breda, als ik me niet vergis. IJzer, heet, enzovoorts. Morgenochtend bij de opening staan we op de stoep.”

 

“Moeten we niet eerst een afspraak maken?”

 

“Ik kijk straks even of het online kan en anders... Kun jij niet wat van je kameraden ritselen om daar wat te gaan staan demonstreren, Carolien?”

 

“Geen goed idee. Worden we niet serieus genomen.”

 

“Nou, lukt het niet, dan laat ik het nog weten.”

 

Na de pauze gaan verschillende sprekers in op verdeling van overstromingen en droogte over de wereld, omgaan met migratiestromen veroorzaakt door klimaat en economische redenen, kleinschaliger land- en tuinbouw, down-sizing van en diervriendelijker omgang met de veestapel, stikstofneerslag in aangewezen natuurgebieden en de impact van overmatige uitstoot van CO₂ door menselijk handelen. Ze hebben alleen mensen uitgenodigd die ook oplossingen aandragen, maar hun hoofden zijn gevuld met ideeën voor hun nieuw te vormen klimaatgroep en daardoor vangen ze flarden en flitsen op die ze opbergen in een apart hokje om te kunnen gebruiken.

 

Als de kleine geboren wordt, zijn Carolien en Jan erbij. Hun onderneming is opgestart. De website trekt volop nieuwsgierige bezoekers, temeer daar zowel Jan als Carolien als Femke interviews hebben gegeven op tv. Jan als expert op het gebied van klimaatmodellen. Carolien als spreekbuis van klimaatgroeperingen. Femke met haar bolle buik als critica van de asielprocedure zoals toegepast in Ter Apel. Het is een jongetje en na namen heen en weer te hebben gekaatst noemen ze hem niet CaFe, FeJa of Carlo, Johnny of FeCaJa, maar Manneke.

 

8.

“Dat is een mooi bedrag.” Frans de Groot knikt. “Een heel mooi bedrag.” De vrouw aan de keukentafel is knap. In beide betekenissen. Ze heeft hem een aanbod gedaan om zijn akkerland over te nemen voor een som geld die hem in staat zal stellen de schuld die hij heeft bij de bank in een keer af te lossen en nog wat over te houden ook. Ze heeft hem een nieuwe baan aangeboden in lijn met zijn ervaring, maar zonder hele dagen op een tractor te hoeven zitten. En ze ziet er goed uit.

 

Femke vindt de reactie van de boer hoopvol. Zijn boerderij grenst aan de grond waarop het huis van Carolien en Jan staat en om uit te breiden moeten ze of op een of andere manier natuurgebied zien te bemachtigen, of hem zo gek zien te krijgen dat hij zijn land aan hen wil verkopen.

 

Ze trof hem alleen aan. Het was ruim na negenen toen ze op goed geluk het erf opreed en hij deed slaperig de deur open nadat ze een keer of drie had aangebeld. Hij vertelde dat hij net zijn ontbijt had genuttigd na bijna vier uur in touw te zijn geweest op zijn pas ingezaaide akkers. “Ik was net ingedut.” Om de korte nacht te compenseren, nam ze aan. Met de veelkleurige folder van WBCG opengespreid op de tafel had ze haar voorstel gedaan.

 

“U begrijpt dat ik uw aanbod met mijn vrouw ga bespreken?”

 

Ze knikt. “Dat begrijp ik. Ik ben je en noem me in hemelsnaam Femke.”

 

“Ok, Femke. Op je kaartje staat Femke van Haaren en Elspeet. Ik dacht dat je van adel was of zoiets. Met al dat geld enzo.”

 

“Mijn vader was zoiets. Ik ben gewoon Femke.”

 

Ze praten nog even door over het aanbod, zijn bezigheden, de bezigheden van zijn vrouw Charlotte, de bezigheden van Femke (“Je helpt vluchtelingen in Ter Apel? Goed van je.”), kinderen en het weer. Hij zal haar gauw (“Vandaag nog!”) laten weten of zij boer/boerin-af willen zijn. Dan neemt ze afscheid, stapt in haar auto en hij kijkt de sympathieke vrouw na als ze haar kind gaat ophalen bij de buren.

 

Charlotte valt bijna om van verbazing. Frans staat grijnzend in de deuropening. In de keuken dampen twee koppen koffie naast twee wachtende grote punten appeltaart. Ze zijn nog warm en hij spuit er een ruime toef slagroom op. “Het is niet mijn verjaardag. We zijn niet zoveel jaar getrouwd. Is er iets dat ik vergeten ben?”

 

Hij geeft haar een fikse pakkerd, prikt een stuk appeltaart aan een vork en houdt hem voor haar mond. “We hebben wat te vieren. Als je het ermee eens bent natuurlijk.”

 

“Waar moet ik het mee eens zijn?”

 

Hij stopt een stuk in zijn eigen mond. “Mmmm, lekker hè? Er is vanmorgen een leuke dame op bezoek geweest.”

 

“Ik dacht al, hij is zo vrolijk.”

 

“Een echte dame. Van WBCG. Hiernaast. De buren.” Hij overhandigt haar de folder die Femke had meegebracht.

 

“En die heeft je iets verteld? Gevraagd?”

 

“Dat ook. En ze heeft een getal genoemd.”

 

Haar ogen worden groot. “Van hoeveel cijfers?”

 

“Een heleboel. Genoeg voor de banklening. En meer. En ander werk. Een veredeld soort plantsoenendienst.”

 

Ze schudt haar hoofd en vraagt: “De boerderij verkopen?”

 

“Als jij dat ook wil.”

 

“Raak je dan niet juist je vrijheid kwijt? En je bent minder thuis.”

 

“Dat is het mooie. De werklocatie blijft hier en hiernaast.” Hij haalt zijn schouders op. “De bank bezit vrijwel de hele boerderij. Geen zorgen over het weer, wel of geen regen, vroeg op, stalmest of kunstmest, prijzen van de inkoopcorporaties. Meer regelmaat.”

 

“Boer zoekt regelmaat.”

 

“Ja. Een vrouw is er al.”

 

“Je wordt tenslotte een dagje ouder. Je houdt het misschien langer vol.”

 

Er duiken pretlichtjes op in zijn ogen. “Kom hier jij!”

 

De verkoop is zo gepiept. Ze hoeven alleen maar bij de notaris te verschijnen, een handtekening te zetten en handen te schudden. Femke regelt alles. De afspraak is dat Frans het seizoen zal proberen af te maken, ondanks de aanhoudende droogte de oogst trachten binnen te halen. Binnen een maand verrijst een kas waar hij en Charlotte kunnen experimenteren met het telen van allerhande groenten en fruit in een beheersbare omgeving als voorbereiding op het grotere werk. Femke heeft een deal gemaakt met een agrarische school in de buurt en elke paar weken komen er twee stagiaires meehelpen. Een van hen, Rowdy, is zo enthousiast dat hij na zijn stage blijft hangen. Hij heeft groene handjes en weet de bewondering van Charlotte te wekken door plantjes te laten opbloeien die anderen als verloren beschouwen. Femke geeft hem een kleine extra vergoeding.

 

Frans zet zijn mobiel op speaker. Het is Jimmy. Jimmy roept: “Wij willen dat de regering perspectief biedt aan de boeren!” Hij kijkt Charlotte aan. Ze proesten het uit. “Hé, Frans, wat is dat nou? Kom je vanavond nog?”

 

“Nee, Jimmy. We hebben onze boerderij verkocht. Wij zijn geen boeren meer.”

 

“Ben je nou helemaal besodemieterd? Had nog even gewacht. De regering komt echt wel over de brug hoor.”

 

“We hebben een mooie prijs gekregen. Wij zijn tevreden.”

 

“En ik nou? Hoe moet het met je stikstofquotum?”

 

“Dat vervalt. De nieuwe eigenaars willen geen traditionele landbouw meer.”

 

“Wie zijn dat dan? Heb je een telefoonnummer, emailadres?”

 

“WBCG”.

 

“Die klimaat neuroten?”

 

“Dan ben ik er waarschijnlijk ook een. Ze hebben me een baan aangeboden.”

 

“Als wat? Je hebt nergens anders een opleiding voor.”

 

“Precies. Ik ben hun nieuwe landbouwadviseur.”

 

“Werken voor een baas. Je bent gek. Mij niet gezien.”

 

“Werk in goed overleg. Tijden zelf bepalen. Secundaire arbeidsvoorwaarden. Pensioen.”

 

“Wacht maar, je krijgt er spijt van, let op mijn woorden.”

 

“Wie weet Jimmy. We zullen zien.”

 

Frans bergt zijn mobiel op. Charlotte pakt zijn hand. “Kom, dan gaan we kennismaken met de buren.”

 

De tuin is voor een groot deel overdekt en ondanks de fel stralende zon waait er een verkoelend windje. Water van een stroompje klatert over een rotspartij. Struiken en bloembedden zetten hun beste beentje voor. Op een kleed kruipen een paar hele kleine kinderen rond. Ze kraaien van plezier. Een duidelijk zwangere vrouw hangt onderuit op een ligstoel met kussens in haar rug gepropt. Ze zwaait naar hen als ze hen ziet. “Kom verder.”

 

Carolien ziet de aanstaande ex-boer en ex-boerin naderen. Ze lopen in hetzelfde ritme naast elkaar hand in hand. Een voorbeeldig paar. “Ik vang er een paar op. Ik kan toch geen kant op met deze.” En ze wijst op haar buik. “Carolien.”

 

“Charlotte.” zegt Charlotte. “Kan het zijn dat ik je weleens op tv heb gezien?”

 

“Frans.” zegt Frans en geeft haar een hand. “Hoe lang nog?”

 

“Kan elk moment gebeurd zijn.” En als reactie op de verschrikte blik in Charlotte's ogen: “Ergens volgende week heeft de dokter me uitgerekend.”

 

“Dus we hoeven het niet hier ter plaatse op te vangen?”

 

“Nee, ik hoop van niet.” Ze gebaart naar de kleintjes.

 

Frans vraagt: “Mag ik rondkijken?” Vooruitlopend op de bevestiging zet hij zich in beweging en loopt langs de fruitbomen, de bloembedden, het beekje naar achter het huis. Daar vindt hij een moestuin met allerhande inlandse en exotische groenten en kruiden. Ook hier is het meeste overdekt. Hij voelt aan de rand. Licht metaal en een soort plastic lijkt het wel. Eens per paar minuten is er een verfrissend briesje dat ragfijne waterdruppels vernevelt over de gewassen. Daar is over nagedacht. Hij kuiert verder om het huis heen en komt langs een schuur waarin tuingereedschap staat en een soort mini-tractor. Hij ruikt geen diesellucht, dus dat ding zal wel elektrisch zijn. Naast het stenen gebouw is een rechthoekige, kunststof dekplaat. Aan een van de korte zijden steekt er een buis bovenuit met een kijkvenster. Hij ziet een display met cijfers en groene, oranje en rode ledlampjes. Dan volgen een kleine kas vol potjes met tropische planten, een ren van kippengaas met tokkende kippen, keurig in de veren, en een grasveld met oefentoestellen, een hindernisbaan, een basketbalring, twee halfhoge voetbaldoelen en twee palen met een net daartussen. Volleybal? Of wellicht zo'n tennissport waar ze een shuttle heen en weer zwiepen. Hoe heet dat ook weer. Badminton. Ja.

 

Charlotte heeft een baby op schoot. De twee vrouwen zitten aan een rond metalen tuintafeltje. Er staan drie glazen met geelgroen vocht op. Zijn vrouw kijkt hem aan. Haar ogen hebben een verre blik. “We gaan er niet opnieuw aan beginnen.” zegt Frans.

 

“O nee hoor. Dat is het niet. Ze zijn leuk, hoor, maar na Arko en Zander heb ik mijn bijdrage wel geleverd.”

 

Het wordt een gezellige visite. Jan komt erbij. Hij heeft zitten werken aan een nieuw model voor een self-sufficient gemeenschap. De grootte kan hij variëren zodat ze kunnen anticiperen op bottlenecks en de omstandigheden stroomlijnen. Ze praten over het boerenleven, de toekomst van hun kinderen en eventuele kleinkinderen en bespreken wat Frans en Charlotte voor WBCG zouden kunnen gaan betekenen. Femke en een andere vrouw ('Alya') komen hun kleintjes ophalen. Ze eten een hapje mee en gaan na een bescheiden borrel tevreden op huis aan.

 

9.

Arnold, Arnie voor vrienden, zoeft over de A17 in zijn blauwzwarte Audi. Links en rechts groepen bomen tussen en om akkers en dorpen. De airco staat standaard op 20 graden. Het is donderdag, een uur of drie. Hij is de installaties van Shell Moerdijk gepasseerd en de koepel van de kerk in Oudenbosch. De radiotoren van Roosendaal staat enige tijd prominent in zijn voorruit. Hij herhaalt in gedachten de briefing. Zijn tussenpersoon had hem gisteren een envelop overhandigd met foto's en schema's. Een simpele klus. Toen hij vanmorgen zijn bankrekening inspecteerde, was er een leuk bedrag bijgeschreven. Hij is op weg om dat geld te verdienen.

 

Wie de opdracht heeft gegeven, weet hij niet. Wil hij niet weten. Het kan een van de grote vervuilende maatschappijen zijn. Een onderneming die inkomsten misloopt door activiteiten van WBCG. Misschien is het wel een eenling die gewoon een hekel heeft aan Van Haaren. Het maakt niet uit. Dit is wat hij doet. Hier verdient hij een dik belegde boterham mee en hij kan genoeg sparen om zich terug te trekken naar een plekje waar het niet de hele tijd zo heet is, waar vrouwen nog degelijk zijn en niet doen waar ze zin in hebben en waar regels en wetten ruimhartig omgaan met zijn manier van leven.

 

Zijn conditie is perfect. Hij heeft zich omgekleed en draagt een donkerblauw joggingpak met het vinkje van Nike, een donkerblauwe zweetband om zijn hoofdharen uit zijn ogen te houden en zijn donkerblauwe joggingschoenen. Van hetzelfde merk uiteraard. Zijn auto heeft hij een paar kilometer terug in een bospad geparkeerd, met de neus naar de weg toe. Hij zweet niet. Hij doet het rustig aan. Er is geen haast bij. Hij is op verkenningstocht.

 

Een knul van een jaar of achttien, negentien staat met een heggeschaar de haag langs de weg te kortwieken. Hij neemt het stuk tuingereedschap onder een arm en zegt: “Goeiemiddag.”

 

“Dag. Niet te warm voor dat werk?”

 

“Nee hoor. Ik kan er wel tegen. Mijn gymleraar vertelde tijdens de lessen dat het niet slim is om in zulke hitte te gaan hardlopen.”

 

“Ik dribbel maar een beetje. Ik kan er ook wel tegen. Geen zweetdruppels, dus het valt reuze mee.”

 

“Ik heet Rowdy.”

 

“Charlie. Woon je hier Rowdy?”

 

“Er zijn wat appartementen gebouwd op het terrein achter het huis bij de bosrand. Ik mag er van een gebruik maken.”

 

Arnold stelt vragen en de jongeman geeft antwoorden. Nee, hij komt oorspronkelijk niet hier vandaan, dat kun je wel zien toch, een beetje donker voor Nederland. Zijn Eritresche naam is te ingewikkeld. Hij knapt allerlei karweitjes op, dat vindt hij leuk. Hij mag helpen met de speciale planten die ze kweken, nee geen papavers of dat andere spul, tropisch voor medicijnen enzo. Aardige mensen van het huis, geven om het milieu, komen soms bekende activisten, een keer een tv ploeg, nee nooit iets gemerkt van wetteloze dingen.

 

“Ok. Nou, knip ze.”

 

Arnold maakt aanstalten om verder te drentelen. Rowdy zegt: “Wil je niet even wat drinken? Je hebt geen flesje bij je en je moet met deze temperatuur regelmatig water tot je nemen, wordt gezegd door mensen die het zouden moeten kunnen weten.

 

“O, maar jouw fles is leeg.”

 

“Dat is zo. Dan moeten we binnen vragen om een verfrissend glas. Kom mee.” Ze lopen naast elkaar het openstaande hek door, over de door fruitbomen omzoomde laan in de richting van het huis. Een meter of tien van de haag vandaan begint een overkapping die zich uitstrekt zover Arnold kan kijken. Hij stijgt boven het huis uit. Het is een raar geval. Metalen platen wisselen af met transparante panelen, waardoor er schaduwrijke plekken zijn en voldoende lichtval voor de struiken, bloemen en planten. Het is hier niet zo heet als op de weg. Een koele wind blaast de overdadige hitte weg. Op een terras is een enorme kinderbox gemaakt waarin een stuk of drie peuters spelen. Een knappe donkerharige vrouw hangt op een ligstoel en kijkt op een tablet of ebook of zoiets.

 

“We hebben dorst.” zegt Rowdy en hij pakt een karaf gevuld met een vrijwel doorschijnend groengele vloeistof, schenkt twee glazen vol en geeft er een aan Arnold. “Charlie hier was aan het hardlopen. Daar buiten op de weg. In de hitte.”

 

De vrouw kijkt op vanaf het elektronische apparaat en zegt: “Op zoek naar een zonnesteek?”

 

Arnold/Charlie neemt een slok. Lekker spul! “Een mens moet in conditie blijven.”

 

“Kan ook als de zon zich 's morgens of 's avonds verbergt.”

 

“Werk onregelmatig. Komt niet altijd uit.”

 

“Misschien moet je dan een baan zoeken waar dat beter uitkomt.”

 

“Ik vindt mijn huidige werkzaamheden wel heel aangenaam.”

 

Ze neemt hem van haren (beetje te vettig) via torso (spieren, geen vet, daar niet) tot enkels (staat stevig, voeten iets uit elkaar, klaar voor iets?) op. “Wat doe je dan nu?”

 

“Troubleshooter. Ik mag graag problemen uit de weg ruimen.”

 

“Dacht al zoiets.” Carolien herkent het type. Bij sitins en demonstraties zijn er altijd wel een paar bij die willen matten. Ze doen het niet uit liefde voor de natuur. Gewoon voor de lol. Om te laten zien dat ze sterker zijn, meer durven. “Wij moeten soms ook hindernissen nemen. Daar slagen we niet altijd op een voldoening gevende manier in.”

 

“Achtergronden vinden, goed voorbereiden en dan uitvoeren zonder fouten te maken.”

 

“Je moet eens met Jan praten. Volgens hem bestaan foutloze oplossingen niet.”

 

“Voor de dingen die ik doe is het wel mogelijk.”

 

“Mij hoef je niet te overtuigen. Hij zit binnen, trap op, tweede deur links.” De vrouw werpt een blik op de spelende kinderen en buigt zich weer over haar tablet/ebook.

 

Rowdy heeft geamuseerd toegekeken. Dit woordenspel maakt hij zo vaak mee. “Ik breng je wel.”

 

Arnold herkent de vrouw van de foto's uit de envelop. De klimaatactiviste. Van de knul zit er geen foto bij. Moet hij daar rekening mee houden? Hij stelt het normaal niet zo op prijs als vrouwen te openhartig reageren, maar ze deed niet opdringerig en behandelde hem niet als hondje. Ze valt hem niet tegen. Zou Van Haaren ook zo zijn? Ze is van adel, dus zal het wel zo'n hooghartige trut zijn net als het merendeel van de vrouwen die hij tegenkomt.

 

Binnen is het netjes. Opgeruimd. Heel anders dan zijn flat. De wanden zijn lichtgekleurd en overal staan of hangen planten. Zelfs op en boven de trap. Alle deuren zijn open. Een man in een t-shirt en korte broek staat op uit een hangstoel voor een variëreit aan apparatuur achter en onder drie beeldschermen, een enorme monitor tussen twee kleinere. “Hoi, ik ben Jan.”

 

“Charlie.” bromt Arnold.

 

“Je had het over foutloze oplossingen?” Jan wijst op het openstaande raam. “Geluid draagt ver als het rustig is. In de vinexwijk waar we vorig jaar woonden kon je elkaar binnen soms niet eens verstaan door lawaai van buren of verkeer.”

 

“Ja, het kan wat rumoerig zijn in de stad.”

 

Arnold/Charlie bestudeert de lichtjes op de apparaten. Sommige eenzaam, groen, oranje of rood, andere in groepjes. Een enkel lampje – led, veronderstelt hij – is blauw. De meeste branden constant, af en toe flikkeren er een stel, alsof het betreffende elektronische geval dan iets speciaals aan het doen is. Zo is het bij zijn computer tenminste. “Staat aardig wat.”

 

“Het meeste is homemade. Een kennis en ik fabrieken zelf het maatwerk. Als alles werkt op de manier die we voor ogen hebben, willen we een aantal dingen beschikbaar stellen voor algemeen gebruik.”

 

“Je gaat ze verkopen?”

 

“Dat zei ik niet, voor algemeen gebruik.”

 

“Kostenloos? Nobel gebaar.”

 

“Foutloze oplossingen dus. Je kunt niet alle achtergronden weten, ergo je kunt geen foutloos werk leveren.”

 

“Ik waag het dat te betwijfelen. Stel je moet deksels op potjes draaien. De deksels zijn er. De potjes zijn er. De bovenkanten van de potjes hebben een groef waar de deksels in gedraaid kunnen worden. De deksels hebben een rand die in de groef past. Iedereen weet dat op elk potje een deksel past. Een foutloze productielijn.”

 

“En toch...”

 

“En toch?”

 

“Stroomstoring. Vermoeidheid van degene die de deksels handmatig daarna op de potjes schroeft. Of onwil. Ruzie. Sabotage. Iemand die is ingehuurd om de productie te verstoren. Er zijn te veel zaken. Je kunt niet met allemaal rekening houden. Alleen proberen de omstandigheden zo te beheersen dat het proces aan de gang blijft.”

 

“Invloeden van buitenaf zijn niet te beheersen?”

 

Jan spreidt zijn armen en draait zijn handen met de palmen naar boven in zijn richting. “Zeg het maar.”

 

Arnold voelt onzekerheid in zijn anders zo standvastige gedrevenheid kruipen. “Hoe bedoel je?”

 

“Jij komt van buitenaf. Vertegenwoordig jij vermoeidheid, nou nee, sabotage, misschien. Ben jij ingehuurd om onze omgeving te verstoren? Wie weet. Ik ken je niet. Je zégt dat je Charlie heet. Wellicht ga je door het leven onder een andere naam. Onzekerheid alom.”

 

“Dat is geen waarschijnlijkheidsberekening. Lijkt meer op waarzeggerij.”

 

“Volkomen logische redenering. Nou, hoe zit 't? Welke factor heb ik niet in het dekselschroefmodel opgenomen?”

 

Jan ploft in zijn hangstoel. Hij schommelt licht heen en weer. Arnold staart de man aan. Het is onmogelijk dat hij het weet. Nee, dat kan niet. Het is alleen maar een hypothetisch model. “Geen idee. Ik was aan het joggen toen die Eritresche knul, Rowdy heet hij geloof ik, vroeg of ik wat wilde drinken omdat het zo warm is.”

 

“We zijn hier iets aan het opbouwen waardoor een heleboel mensen een gevoelige knauw gaan krijgen in hun broodwinning. Hun extreme winsten zullen worden afgeroomd of in een aantal gevallen volledig verdampen. Dat vinden ze vast niet fijn. Ik heb bij het begin een scenario samengesteld en een van de variabelen is precies die sabotagefactor. Of het nu onrust zaaien, apparaten vernietigen, of moord is, dat maakt niet veel uit. In de loop van de tijd zou het voor beëindiging van ons experiment zorgen. Een eenzame jogger past in het plaatje.”

 

“Ik heb al gezegd tegen die klimaatactiviste beneden dat ik onregelmatig werk. Heb geen keus. Sta als probleemoplosser bloot aan velerlei spanningen. Moet die loslopen.”

 

“Geen spatje zweet op je joggingpak.” Arnold was helemaal de jongen vergeten. Hij staat tegen de deurpost geleund, armen over elkaar. “Ik had je door kunnen laten lopen. Dan hadden we het nooit zeker geweten. Jan had al gewaarschuwd dat er iemand zou kunnen komen.”

 

Arnold voelt zijn spieren spannen. Zijn lichaam neemt volautomatisch een andere positie aan.

 

Rowdy gaat verder: “Ik had nergens zin in, schopte tegen Nederlandse regels en gebruiken aan. Was een losgeslagen jongen na de gezinshereniging. Mocht hier stage komen lopen. Blijkt dat ik goed ben met planten. Carolien, Jan en Femke zijn aardig tegen me. Frans is een voorbeeld voor me. Ik leer heel veel van hem. Er komen steeds meer gemotiveerde mensen bij. Ben blijven hangen na mijn schooltijd. Zou niet fijn zijn als het stopte.”

 

“Tsja,” zegt Arnold, “zo gezien zou sabotage wel degelijk een voor de hand liggende factor kunnen zijn.” Hij geeft Rowdy een klap voor zijn kop zodat hij omvalt, trekt Jan uit zijn stoel, duwt hem de kamer uit en trapt naar de apparatuur. Hij leeft zich uit op de monitoren, trekt bedrading los en gooit dingen het raam uit. Jan is de trap afgelopen en hij gaat hem achterna.

 

Carolien heeft het lawaai gehoord en grist het laatste kind uit de box. De andere heeft ze al in veiligheid gebracht in het decentrale werkkantoor van Van Haaren. Ze heeft het niet op joggers zonder zweet in de hitte buiten de overkapping die door Rowdy volgens afspraak binnen het hek worden gehaald. Van Haaren datacenter heeft een hermetisch afsluitbare ruimte ingericht opzij van het huis. Femke heeft Alya, een van de jonge vrouwen die ze in Ter Apel had ontmoet, daar in opleiding. Zij helpt Carolien met de kinderen.

 

Femke zit ondertussen in restaurant Het Hijgend Hert te overleggen met Henrik Frequin en Sylvia Janssen. Zij is hoofd planning van de gemeente Roosendaal en hij van Bergen op Zoom. Beiden hebben interesse in de resultaten van het project – de Commune zoals ze het in besloten kring noemen, niet in haar bijzijn uiteraard – en ze hebben hier afgesproken. De gemeentelijke begrotingen rondkrijgen is een steeds groter probleem aan het worden en ze hebben wel oren naar mogelijkheden om te besparen op energiekosten, waterverbruik of onderbrengen van inwoners. Haar telefoon gaat over met de ringtone van Carolien. Direct neemt ze op, zonder excuses te maken tegenover de ambtenaren.

 

“Het is zover. Jan had gelijk. Een man is de boel kort en klein aan het slaan. Ik bel 112.”

 

Ze blijft even zitten met de mobiele telefoon aan haar oor. Langzaam legt ze hem op de tafel naast het halfvolle glas vruchtensap. Ze staart er een tijdje naar.

 

“Problemen?”

 

Ze knikt. “Hoe snel kan politie ter plaatse zijn in jullie gemeenten?”

 

“Een minuut of acht, twaalf naar WBCG, denk ik.”

 

“Zoiets ja. Heb je ze nodig?”

 

Wat een overbodige vraag, denkt Femke. Typisch denkpatroon. Op zo'n positie! “Ja. Ik moet gaan.” Ze zit in haar auto en scheurt weg, zonder dat ze zich herinnert hoe ze daar uit het restaurant in terecht is gekomen. Haar topsnelheid op de A17 is veel te hoog. Op de secundaire wegen doet ze het kalmer aan. Op de landweg naar het huis rijdt ze naar haar gevoel op een sukkeldrafje. Ze passeert een donkere Audi die met zijn neus naar de weg op een bospad is geparkeerd. Ze is nog niet waar ze wil zijn, maar besluit toch polshoogte te nemen. Ze stopt en blokkeert de andere auto. Ze stapt uit en loopt er omheen. Het interieur is leeg. Er ligt niets op de stoelen. De portieren zijn op slot. De achterklep ook. Ze sleept een grote steen naar het linkerachterwiel en propt hem zo goed en kwaad als het gaat voor de band. Dan stopt ze een dikke afgebroken tak in de wielkast en duwt net zo lang tot die muurvast klem zit tussen band en chassis. Met haar handen in haar zijden bekijkt ze tevreden haar werk. Ze duwt een weerbarstige haarlok achter haar oor, springt in haar eigen wagen en arriveert op haar bestemming net na een witte politieauto met de bekende rode en blauwe strepen.

 

Het is een puinzooi. Onder het raam van Jan's werkkamer liggen brokstukken van zijn apparatuur en meubels. In de lagere delen van de overkapping zitten grote gaten. Net als in de tropische kas. De indicatiezuil boven het ondergrondse waterbasin ligt aan diggelen. Verspreid over de grond liggen levenloze kippen. De kleine tractor heeft tentakels gekregen van allerlei gereedschappen die lukraak in diverse openingen zijn gestoken. De deur van de schuur hangt nog aan één scharnier.

 

Rowdy roept haar: “Hij zit achter Jan aan.” Hij wijst naar de boerderij van Frans en Charlotte. Tussen de groengele planten zien ze twee figuren springen. Het is best lastig om over zo'n akker te rennen, dwars op de rijen. Ze zijn al een heel eind op weg. Ze neemt aan dat de verste Jan is. De politiemensen beginnen aan een achtervolging.

 

Charlotte was die morgen wakker geworden en had gezegd dat ze niet lekker was. Frans had de bibliotheek gebeld dat ze niet zou komen. Hij had een licht verteerbaar ontbijt en later een licht verteerbare lunch voor haar klaargemaakt. De golfbaan had hij afgebeld en hij was een tijdje bij haar op het bed gaan zitten. Hij houdt haar hand vast en ze slaapt. Voorzichtig legt hij haar arm plat naast haar. Zo stil mogelijk verlaat hij de slaapkamer en gaat naar de keuken. Wat zal hij eens voor het avondeten bedenken? Hij opent kastdeurtjes, de koelkast en verzamelt wat ingrediënten.

 

“Frans!” hoort hij van buiten. Het keukenraam kijkt uit op de akker tussen de boerderij en het huis van Jagersma en Koenen. Hij ziet Jan over de voren huppelen. Een stukje opzij van hem probeert een andere man naar hem toe te huppelen uit de richting van de bosrand. Wat nou weer? Aan het gezicht van Jan te oordelen is hij niet happy. “Frans!” herhaalt Koenen zijn roep. Dat is niet goed.

 

Arnold hijgt. Wat een roteind. Hij dacht dat het een peuleschil zou zijn Koenen in te halen over het veld, maar het valt vies tegen. Telkens trapt hij op losse kluiten en glijdt weg. Aarde kleeft aan zijn mooie Nikes en vertraagt zijn beweging vooruit. Iemand had er vakkundig voor gezorgd dat hij er niet met zijn auto vandoor kon gaan. Dan maar achter de wiskundige modelmaker aan. Koenen heeft een paar keer geroepen naar de boerderij en hij vraagt zich af wie en hoeveel daar aanwezig zijn. Ze zijn er bijna. Hij heeft hem zo goed als te pakken. Om de hoek van het gebouw stapt een man met een jachtgeweer in zijn armen. De loop is naar beneden gericht. “Wat is hier aan de hand?” vraagt hij.

 

“Sabotage! Hij maakt alles kapot.” hijgt Jan.

 

Frans tilt het geweer iets omhoog. Arnold staat stokstijf stil. Zijn handen gaan langzaam omhoog. Boeren zijn beruchte jagers. “Voorzichtig met dat ding.” zegt hij.

 

“We wachten even op die daar.” zegt Frans. Hij gebaart met zijn hoofd naar achter de twee mannen. Jan kijkt om en ziet twee politiemensen naderen. Arnold laat zijn blik niet van het geweer wijken. Hij wordt ingerekend en meegenomen naar het politiebureau in Roosendaal. Als Jan terug is bij het huis, drinken Femke en Carolien een borrel en er is koffie voor twee politiemensen uit Bergen op Zoom, die wachten op de sleepwagen die de Audi zal bergen. Ze nemen samen met de agenten de schade op voor de verzekering. Unaniem besluiten ze betere beveiliging in te stellen.

 

10.

“Ik heb hier hé-le-maal geen kaas van gegeten. Geen worst. Geen karnemelkse pap met krenten. Heb je niet iemand die daarvoor geleerd heeft?” Frans de Groot, ex-boer en voormalig lid van FU, fulmineert. Femke heeft hem net gevraagd om toezichthouder te zijn bij de bouw van een twintigtal losstaande bungalows op het terrein waar hij eerst groenten, aardappels of graan verbouwde.

 

Geduldig legt ze nu uit: “Het gaat voornamelijk om de positionering. Het moet een dorpsidee worden met een pleintje in het midden. Bij de huizen komen moestuinen. Ik heb geen verstand van welke planten zon, schaduw of half-schaduw nodig hebben. Welke planten bij elkaar in de buurt kunnen groeien. Hoever ze uit elkaar dienen te staan. Hoe vaak de toekomstige bewoners ze van water en voeding moeten voorzien. Daar komt jouw expertise om de hoek kijken.”

 

“En de bouw van de huizen, wie regelt dat?”

 

“Hetzelfde team dat de appartementen bij de bosrand heeft neergezet. Dat hebben ze keurig gedaan, toch?”

 

Frans geeft toe dat ze er prima uitzien. Rowdy is dik tevreden en zijn zeven mede-bewoners zijn dat ook. Ze waren op zijn verjaarsfeestje geweest en iedereen had volop lol gehad.

 

“Dat kan ik wel, ja. Gewoon in de grond of in een kas?”

 

“We gaan het dorp overkappen. Doe eens gek. Etagères, daken, begroeide muren. Bedenk een manier om zo veel mogelijk opbrengst te halen met zo weinig mogelijk bodem. Dit wordt het eerste van een reeks. Bij de appartementen was er interesse genoeg. We konden mensen uitzoeken die we kunnen gebruiken. We hebben een inwonende dokter, een ingenieur en een tovenaar met metaal en kunststof. Ik verwacht dat het storm zal lopen voor de bungalows.”

 

Ze had het idee gejat van een foto die Rowdy had van het dorp waar hij was geboren in Eritreia. Een kring van hutten afgeschermd van de omgeving door een hoge heg van samengebonden takken. De acht geschakelde appartementen hadden een woonruimte met eenvoudige keuken onder en een slaapkamer met badkamertje boven gekregen. In de bungalows zou alles op één verdieping moeten worden geplaatst. Carolien, die fan van hobbits was geworden sinds ze Lord of the Rings had gezien, stelde voor om de woningen aan de noordzijde met aarde te bedekken. Ze hadden verschillende schetsen gemaakt en Jan had modellen opgesteld om mogelijkheden en benodigdheden te bepalen.

 

“Vaak is het zo, dat de planten van een gewas allemaal tegelijk geoogst worden. Er zijn perioden van overvloed en van schaarste. Er zullen tijden zijn dat vruchten of groenten er niet zijn. Moeten de bewoners leven van hun eigen tuinen?”

 

“Kan dat?”

 

“Hmm, ja dat kan. Dan moeten ze niet allemaal hetzelfde verbouwen.”

 

“Ik zie een lokaal winkeltje waar producten geruild kunnen worden.”

 

“Of een gebouw waar voorraad opgeslagen kan worden. Sommige producten blijven lang goed, mits op de juist manier bewaard. Aardappels, bijvoorbeeld.”

 

“Verdelen we de opbrengst op utopistische wijze? Ieder werkt naar vermogen en neemt waar hij behoefte aan heeft?”

 

“Charlotte leest veel. Ze heeft eens verteld over een dierenboerderij waar sommige varkens meer gelijk waren dan andere. Daar kwamen problemen van.”

 

“In het echte leven ook. Niet alle mensen kunnen hun eigen capaciteiten en behoeften inschatten.” Ze kijkt hem geamuseerd aan. Hij schiet in de lach.

 

“Sorry voor mijn eerste reactie.” zegt hij. “Je hebt gelijk. Je ziet je eigen leven door een roze bril.”

 

Ze spreken af dat hij een aantal zaken op een rijtje zal zetten en dat met haar zal bespreken in, zeg maar vijf dagen. “Ik zie je dinsdag.” neemt ze afscheid. Hij gaat direct aan de slag en is daar nog mee bezig als zijn vrouw thuiskomt van haar vrijwilligerswerk. Ze schuift aan.

 

Dinsdags toont hij handgetekende voorstellen voor zelfvoorzienende tuinen naast en op halfverscholen huisjes. Ze gaan vergezeld van uitvoerige schema's voor beplanting en verzorging. Charlotte heeft met Sketchup een leuk terrasje voor een gemeenschappelijke ruimte geschapen. “Ze moeten iets gezamenlijks hebben. Zeker in het begin. Om elkaar ongedwongen te leren kennen. Je kunt het als opslag voor voorraad en verdeelcentrum gebruiken.”

 

Jan neemt de schema's aandachtig in zich op. “Daarmee kan ik de variabelen voeren in mijn model.”

 

Femke omhelst Frans en Charlotte. “Goed gewerkt. Zie je nou wel dat je een lekkere pap met krenten kunt maken?”

 

Carolien zit met haar dochtertje op schoot en zegt peinzend: “Zodra dictatoriale landen hun leider verliezen gaat het bergaf door verdeeldheid, gevoed door eigengereidheid en machtbelustheid.”

 

Ze kijken haar allemaal aan. Ze voegt er aan toe: “Een streng geleide economie levert elke inwoner meer op dan die van een democratie. Te veel schipperen.”

 

“Ook centraal georganiseerde economieën gaan naar de knoppen, kijk maar naar de Sovjets.” zegt Femke.

 

“Alles staat of valt met de bereidheid van mensen zich in te zetten. Niet alleen om er zelf beter van te worden, maar ook en vooral voor het welzijn van anderen.” beweert Carolien.

 

Charlotte reageert: “Ik heb nooit veel opgestoken van de toen nog het vak Handel-lessen op mijn middelbare school, maar ik heb wel van de vader van de economie gehoord. De Engelsman Smith. En dat als ieder het beste voor zichzelf nastreeft, dat ten goede komt aan allen.”

 

“Vrijhandel.”

 

“Nee, hij bedoelde het anders, geloof ik. Het beste voor jezelf kan alleen bestaan als iedereen het beste voor zichzelf bereikt.”

 

“Dus toch compromissen?”

 

“Nou nee, inzet en rekening houden met, aanpassen. Het meest haalbare.”

 

“Dat heb ik meer gehoord.” zegt Jan. “De Demon van Laplace.”

 

“Hoe dan ook, we moeten beslissen hoe we de organisatie ter hand nemen. Bepalen de mensen van het bungalowdorp zelf wat ze doen en hoe ze het doen, geven we ze richtlijnen of een blauwdruk met regels en voorschriften?”

 

Ze discussiëren nog geruime tijd door, tot Femke zegt: “Dit is wat we gaan doen.” Jan, Carolien, Frans en Charlotte staren haar beduusd en ergens ook wel opgelucht aan. Het duurt allemaal te lang en ze komen geen stap vooruit. Ze hopen dat Van Haaren en Elspeet met een goed voorstel komt.

 

“Het werkt wel.” zegt ze. “In tijden dat er geen oplossing gevonden wordt, is het prettig dat er iemand de knoop doorhakt en zegt: zo gaan we het doen.”

 

“Je hebt gelijk.” Charlotte giechelt. “Een compromis dan maar?”

 

“Hoe bedoel je?”

 

“Een dorpsoverleg levert voorstellen op. Tot een bepaalde graad kunnen die door de bewoners zelf worden gerealiseerd. Daar boven kunnen ze ze voorleggen aan een overkoepelend orgaan. Weer tot een bepaalde graad. Boven alles staat een soort Hoge Raad. Net als bij de rechtspraak. Maar dan zonder advocaten.”

 

“Ik ben met een genie getrouwd.” fluistert Frans.

 

“Een goede werkhypothese.” zegt Femke. “We combineren de voordelen van een regiem en een democratie. We verlangen inzet om voor zichzelf te zorgen en daarmee voor het dorp. Ik zal een voorstel voor een tekst op de website maken en aan jullie voorleggen.” Ze kijkt hen een voor een aan. Ze knikken of steken goedkeurend een duim op.

 

Het grondwerk voor het bungalowdorp wordt in een maand gelegd. De huizengroep staat een paar maanden later. Frans bereidt de tuinen voor. Charlotte regelt tafeltjes en stoelen voor het terras en apparatuur voor een koel- en voorraadruimte. De overkapping krijgt een koepelvorm, zodat er minder energieverlies zal zijn voor de klimaatbeheersing. Uiteindelijk is het zover: het dorp is klaar om de bewoners te ontvangen.

 

Een van de eerste aanvragen komt van Geert Schoonen en zijn vrouw. Ze denken al een tijdje over een aanleunwoning en nu Geert vaak samen met Jan aan elektronische dingen prutst op de locatie van WBCG willen ze de hitte, ongehoorde prijsverhogingen van levensmiddelen, energie en brandstof achterlaten. Bij het intake gesprek passeren onder andere werken aan informatievoorzieningssystemen, het kweken van eigen groenten, hulp aan anderen waaronder kinderopvang en het organiseren van gezellige activiteiten. Jan neemt Geert nog even apart en vraagt hem of Gerda mee zou moeten komen. “Nee.” is zijn antwoord. “Ze kan in ons huis blijven wonen.”

 

Na een week hebben ze een lijst die van de bladzijde afloopt. Femke voegt aan de website toe, dat er geen aanvragen meer bijkunnen voor dit dorp.

 

Van Haaren data-mining legt de Groep het resultaat van experimenten met gemengde woonvormen voor. Een mix van 50% jongeren en 50% alleenstaande statushouders blijkt alleen te werken in kleine complexen. Hoe groter de aantallen, hoe minder integratie ontstaat. Jan neemt de gegevens mee in zijn modellen.

 

“We zoeken naar evenwicht.” stelt Femke op de formele besluitvormende vergadering. “De woongemeenschap moet de potentie hebben hecht te kunnen worden, maar moet ook passen in een groter geheel van toekomstige dorpen.” De andere aanwezigen knikken. Er bevinden zich bijna twee dozijn mensen in de ruimte. Carolien gebruikt hem normaal gesproken voor overleg met de verschillende klimaatfracties en vertegenwoordigers van overheid en industrie. Naast de stichters van WBCG zijn reeds geselecteerde, aanstaande bewoners aanwezig. Ze hebben te horen gekregen dat ze mogen meedenken, voorstellen doen, maar dat de uiteindelijke beslissing bij Femke ligt. Ieder van de genodigden heeft Femke eerder ontmoet en is bereid haar als extreem eindverantwoordelijke te accepteren.

 

“Mevrouw Van Haaren en Elspeet, aristocrate.” had Carolien Jagersma gebromd. “Landvrouwe van WBCG.” Ze hadden er om gegrinnikt, maar toch besloten dat dit de manier zou zijn waarop ze de organisatievorm in de aanloopfase zouden baseren. Naar buiten toe.

 

Joris en Ida zijn jonge veteranen. Ze waren als broekies in Bosnië en konden nauwelijks een geweer hanteren toen ze een Servisch leger tegenkwamen met fatale gevolgen voor de lokale mannelijke bevolking. Hun ego gedeukt waren ze als vredesbewakers in Mali tot een helikopterongeluk een wisseling van de wacht eiste. Beschadigd, ouder, wijzer en vooral voorzichtiger waren ze als instructeurs in Afghanistan tot de Taliban uit hun holen in het hooggebergte kropen en hun eigen land heroverden. Door elkaar geschud trokken ze naar elkaar. In Nederland slapen ze nu dicht tegen elkaar op één matras, maar hebben geen enkele behoefte aan lichamelijke sex. Ze hebben geen hekel gekregen aan wapens. Wel aan onverantwoord gebruik ervan. De legerpsycholoog Gregor Budziak (de Gregor met wie Carolien in Londen de G7 had bezocht) stelde dat ze PTSS hebben, post traumatisch stress syndroom. Hij adviseerde hen een rustige omgeving op te zoeken en zich te mengen onder mensen die hun idealen nog niet hebben verloren. “Zoals de groep in West Brabant. Weg van het jachtige leven.”

 

“Geen plaats meer.” meldde Ida aan Gregor. “Er zijn al te veel mensen die rust en idealen zoeken.” De leger-psycholoog had Carolien tijdens een klimaat bijeenkomst gevraagd of er niet een uitzondering gemaakt kon worden voor de veteranen. Zij had het aan de Groep voorgelegd.

 

Rowdy riep uit: “Bij gebrek aan boomlange Massai komen door de wol geverfde veteranen goed van pas voor de beveiliging!”

 

“Ze zijn PTSS gediagnostiseerd.” kaatste Carolien terug.

 

Femke bromde na enig nadenken: “Ik wil ze wel eens spreken.”

 

Ze zitten met de laptop op de dekens de webpagina's van WBCG te bestuderen. De afspraak is voor vanmiddag lunchtijd. Joris en Ida bekijken de artist's impressions, foto's en teksten. Ze willen zich goed voorbereiden op het gesprek. Ze hebben wel zin in een nieuw avontuur.

 

Fris in de kleren, met een klein ontbijt achter de kiezen en een zenuwknoop in hun maag, tijgen ze naar het restaurantje van Femke's keuze. “Dag meneer Langeveld en mevrouw Dubrovi.” zegt ze, terwijl ze opstaat van achter een kop koffie en beiden de hand schudt.

 

“Dag mevrouw Van Haaren en Elspeet. Bedankt voor de uitnodiging.” beantwoordt Ida de begroeting.

 

“Ja bedankt.” mompelt Joris, enigszins onder de indruk van de knappe vrouw.

 

Ze nestelen zich aan de tafel en bestellen even later een broodje gezond en een uitsmijter. Femke observeert hen terwijl ze onder het uitwisselen van verhalen van voorheen hun eten met smaak oppeuzelen. Ze komen op haar niet als gestresst over. Ze vindt het een leuk koppel. Spontaan. Vooral de vrouw. Langeveld laat veel aan haar over. “Wat waren jullie rangen? In het leger, bedoel ik. Na Afghanistan.”

 

Ida zegt: “Sergeant.”

 

“En de jouwe?”

 

“Luitenant.”

 

“Dus jij was haar commandant?”

 

“Zo werkt 't niet. Mijn rang was hoger, ja.”

 

Ida neemt het van hem over. “Joris heeft op het vliegveld die idioten van Taliban weerhouden van het onbeheerst neerschieten van collaboranten. Mensen die de vrije Westerse militairen, diplomaten en hulpverleners assisteerden.”

 

“Dat waren er nogal wat.”

 

“Ja. Zitten er veel van in Nederland nu. Zelfs de taxichaufeurs, winkeliers en journalisten.”

 

“Dat vind je niet juist? Dat ze hun land achter zich lieten?”

 

Joris barst uit: “Net als Ukraïners die hun land ontvluchten, terwijl hun president oproept het hoofd te bieden aan de vijand.” Ida legt een hand op zijn arm.

 

“Mensen kunnen zelf kiezen of ze individualistisch door het leven willen gaan of bereid zijn samen met anderen aan een toekomst te bouwen. Vluchters zijn dat niet. Je hebt altijd rotzakken. Dat ontken ik niet. Bij hen is er een steekje los hierboven (hij wijst met zijn vork op zijn rechterslaap). Daartegen vechten vergt moed. Soms is het nodig hen een onherroepelijke dood te bezorgen. Maar in de meeste mensen zit een verlangen naar geborgenheid, zekerheid. Vaak diep weggestopt, om wat voor reden dan ook.”

 

Ze maken hun borden in relatieve stilte leeg. Dan zegt Femke: “Hoe zit het met die PTSS van jullie? Brengt dat ons dorp niet in verlegenheid of gevaar?”

 

“Je denkt dat wij ons gaan terugtrekken in onze bungalow en anderen niet toelaten? Of dat we al schietend in de vroege ochtendlucht iedereen zullen wakker maken. Of het hele dorp uitmoorden? Wees gerust. Legerpsychologen moeten hun geld verdienen en zo'n label is gemakkelijk.”

 

Femke neemt een besluit. “We huren nu een beveiligingsfirma in. Een tijd geleden was er een man die een en ander kort en klein had geslagen. Het zou prettig zijn, als we niet langer afhankelijk zijn van zo'n extern bedrijf. Wat on-site zelfverdedigingstraining. Survival-technieken. Organisatie van een betere afweer tegen onvoorziene binnenvallen. Hoe lijkt jullie dat?”

 

“We waren geen SAS, maar kunnen de grondbeginselen wel overbrengen.” zegt Ida. “Wapens?” Nee, schudt Femke. “Dan wordt het voornamelijk elektronisch.”

 

“Hebben we iemand voor.”

 

Joris grijnst: “Kapitein van de Wacht. Wie had dat ooit gedacht?”

 

“Ja.” zegt Ida en ze glimlacht naar hem. “Met alleen Vetinari boven je.”

 

Charlotte vertrouwt Femke later toe dat Joris naar alle waarschijnlijkheid een aanhanger is van de platte wereld van Pratchett, die door olifanten staand op een gigantische schildpad gedragen wordt. Ze heeft een paar biebboeken van hem gelezen. Een komisch sprookje met tovenaars, een echte tandenfee, een edelvrouwe die draakjes houdt en altijd het onderspit delvende slechteriken. De Wacht bestrijdt het kwaad in alle vormen in een meer sparrende verhouding met de heerser. “Die heet Vetinari.” verduidelijkt ze. Ze noemt nog wat wetenswaardigheden uit de boeken en Femke vormt zich een completer beeld van Langeveld.

 

11.

Ze zitten uit te rusten op het terras. De verhuizing is in volle gang. Nieuwe bewoners lopen in en uit hun woningen met huisraad en accessoires. Naast, tussen en op de bungalows groeien planten. Rowdy en Frans hebben naast groenten en fruit ook bloemen geplant. Het geeft het dorp een fleurig uiterlijk. Vandaag zijn er verder geen klussen en iedereen helpt mee. Onder de overkapping is het heerlijk toeven. Niet te warm en niet te koud. Een nauwelijks merkbaar windje. Door de vele transparante panelen zijn blauwe lucht en witte wolkjes zichtbaar.

 

De meesten hebben elkaar al eerder ontmoet tijdens voorbereidende bijeenkomsten, maar ze hebben nog geen tijd gehad om serieuze gesprekken te voeren. Uiteraard gaan ze over zichzelf, maar niet te diepgravend. Ze kijken de kat uit de boom, willen eerst weten wat voor vlees ze in de kuip hebben, alvorens zichzelf helemaal bloot te geven. Alle clichés op een rij. En als Femke van Haaren en Elspeet het koepeldorp binnen komt lopen, wordt over het weer gesproken. Ze is tenslotte de baas. Hier deelt ze geen soep uit maar de figuurlijke lakens.

 

De gevluchte Russische reservist Gregor Pushtin trekt een stoel bij en beduidt haar plaats te nemen. “Kom erbij.” Hij was in het begin van de mobilisatie gevlucht naar Georgië, zogenaamd op een korte vakantie. Vandaar had hij een vliegtuig genomen en was tenslotte in Ter Apel terecht gekomen. Femke had hem en Alya er tussen de alleenstaande gelukszoekers uitgepikt en in twee van de kamers in haar huis laten trekken in afwachting van beider asielprocedure. Hij was kok geweest en ze had hem in een klein lokaal restaurantje authentieke Russische gerechten laten prepareren en serveren. Alya was ontkomen aan de speurtocht van de geheime politie tijdens de Iraanse hoofddoekjesopstand. Ze zijn haar dankbaar.

 

“Dank je. Hoe gaat het?”

 

“Prima. Het zijn mooie woningen en leuke mensen.”

 

Peinzend kijkt ze om zich heen. “Ja. Het is een goede groep.”

 

“We willen allemaal heel graag dat het een succes wordt. Een thuis.”

 

Joris wist overdreven het zweet van zijn voorhoofd, als hij en Lydia bij hen aanschuiven. “Phew, dat is werken zeg.”

 

“De luit is geen handarbeid gewend, natuurlijk.” verontschuldigt Lydia hem. “Daar heeft hij altijd hulpjes voor gehad.” Ze wijst nadrukkelijk op zichzelf.

 

“Klaar?” vraagt Femke.

 

“Zo goed als. Nog wat kleinigheden. Dat kan wachten. Jij bent reservist, Gregor. Wat heb je in het Russische leger gedaan?”

 

De ex-Rus grimlacht. “Vooral zo weinig mogelijk vechten. Mijn bataljon werd ingezet om de linies van de vijand te omzeilen. We verzamelden informatie en stippelden routes uit. Die anhedonische bevelvoerders maakten er daarna een potje van en fuckten alles op, met als gevolg dat veel kameraden sneuvelden.”

 

“Anhedonisch?” niet begrijpend trekt Lydia haar wenkbrauwen op.

 

“Anhedonia is een syndroom. Zonder emoties.”

 

“Mooi woord. ”

 

“In Rusland is zelfs een kok op de universiteit geweest. En niet om brood te bezorgen.”

 

“Hij heeft psychiatrie gestudeerd.” voegt Femke toe.

 

“Ah, ok. Ik begrijp het.”

 

“Mama!” Twee kindjes zijn kwetterend dichterbij geschoven en een steekt zijn handjes uit om opgetild te worden. Femke grijpt hem onder zijn oksels en zet hem op schoot. Carolien gaat op een lege stoel zitten en doet hetzelfde met haar eigen dochtertje.

 

“Waar hebben jullie het over?” vraagt ze.

 

“Gregor hier heeft op de universiteit psychiatrie gestudeerd en dat toegepast in het leger om de vijand om de tuin te leiden. Zijn meerderen lieten zijn adviezen links liggen en zorgden voor massale sterfte onder de gewone soldaten.”

 

“Gelukkig leidt mevrouw Van Haaren niet aan neotenie.”

 

Lydia zegt: “Leg uit.”

 

“Het vasthouden aan kinderlijk gedrag door volwassenen. Je blijft onvoorspelbaar en onevenwichtig. Tegenwoordig worden veel mensen nooit volwassen. Weinig concentratie, emotioneel en geestelijk oppervlakkig.”

 

Joris staart naar de huizen van het dorp en de mensen die samen dingen naar binnen dragen, in twee- of drietallen met elkaar staan praten of op het terrasje iets nuttigen. Hij zucht. “Een thuis. Een rustpunt in een rusteloze maatschappij.”

 

De groep wordt groter als meer mensen stoelen bijtrekken en aanschuiven. Gregor heeft op een tafel een varieteit aan hapjes klaargezet en een paar gamellen koffie en heet water. Ze laten het zich smaken.

 

“Verandering is helemaal niet slecht.” oppert Carolien. “Neanderthalers leefden in harmonie met de natuur en verzetten zich tegen verandering. Ze beschouwden de schilderingen van de nieuwkomers, de CroMagnon, en het in de afgrond jagen van grote kuddes als onnatuurlijk. Ze hielden vast aan hun oude gewoontes, stonden niet open voor de toekomst, waren bang voor verandering. Er worden op congressen veel voorstellen gedaan voor inperking of zelfs uitbanning van klimaatproblemen, maar concrete acties zijn er weinig. Geen woorden maar daden, zou mijn Rotterdamse collega Marcel zeggen.”

 

Gregor knikt. “Er gaat veel geld om in het tegenhouden of promoten van klimaatbeheersing. Wetenschap is niet langer speciaal, het is een beroep. Er zijn miljoenen onderzoekers en men betrapt zelfs gerespecteerde onderzoekers op bedrog.”

 

Carolien reageert: “Nieuwsagentschappen nemen publicaties ongenuanceerd van elkaar over zonder ze te controleren. En dan blijkt dat de wetenschappelijk onderbouwde geloofwaardigheid ontbreekt. De feiten kloppen niet of de wetenschappers bestaan niet.”

 

Gregor gaat verder. “Er komt een enorme hoeveelheid boodschappen op de samenleving af en die brengt een soort afstomping teweeg. Alle boodschappen verliezen hun impact. Er wordt geen nieuws meer gebracht. Alleen sensatie.”

 

Joris merkt op: “Ik hoop dat het werkt. Dit dorp. Deze mix van innovatie en rust.”

 

Alya, de timide jonge Iraanse vrouw met loshangende lange zwarte haren, houdt met beide handen de rand van de zitting van haar stoel vast, buigt licht voorover en fluistert. De anderen zijn muisstil anders kunnen ze haar niet verstaan. “God legt mensen de taak op voor de aarde te zorgen. Menselijke aanmatiging neemt verschillende vormen aan. We gaan te ver of zijn te terughoudend. Maar we zijn op aarde gezet om de glorie van God in alle werken te weerspiegelen en niet het ego van de mens.”

 

“Dat komt uit de bijbel, Alya.” zegt Gregor.

 

“Common sense.” antwoordt ze. “Maar bijbel, koran, veda's of wat dan ook. Dat maakt het niet minder waar.”

 

“Een soort moeder Theresa?”

 

“Nee. Zij zorgde voor mensen. Je moet het breder zien.”

 

“Mensen zijn maar een deel van het grotere geheel?”

 

“Juist. Wij zijn deel van God's schepping. Of God nu een god is, of een pantheïstische geest, wij moeten de verantwoording dragen om voor de schepping te zorgen. Mensen, andere dieren, planten en de samenhang tussen ons.”

 

Joris kijkt de jonge vrouw aan. “Ik dacht alleen aan mezelf. Wil na alle hectiek met rust gelaten worden. Maar dat is het niet, hè? Ik moet mezelf erbij blijven betrekken.”

 

“Wij moeten onszelf erbij betrekken, Joris. Wij allemaal. Het gaat niet om ego.”

 

“Het heeft niets met godsdienst te maken?”

 

“Godsdienst is geen boek geschreven door profeten, geen gebouw waar groepen mensen samen bidden, geen voorganger die God's woord voor ons interpreteert. Het is de dienstbaarheid aan de schepping van God. Wij moeten dienstmaagden en knechten van God's werken zijn.”

 

“Als we natuur in stand houden ontstaat stagnatie. Hadden de Neanderthalers dan gelijk? Is innovatie verkeerd?”

 

Carolien springt erin. “Het is geen conservatisme. Natuur verandert. Wij smeren de radertjes. Soms is het heet, soms is het koud. Nu vormt vooral droogte een probleem. Wij hebben hier een klimaatbeheersing bedacht en gebouwd onder de koepel. We hebben een stukje natuur gecreëerd binnen het grotere geheel om beter voor elkaar, mensen, andere dieren en planten te kunnen zorgen. Wij hebben gehoor gegeven aan wat Alya God's opdracht noemt. Ik noem het innovatie. Een minder voorzichtig iemand met een groter ego zou het een scheppingsdaad kunnen noemen.”

 

Alya grinnikt. “Ik ben niet religieus en mijn ego is best groot. Iedereen schept. Kijk maar naar de kinderen. Dieren maken jongen. Planten zaaien zich uit. Natuur leeft en plant zich voort, herschept zichzelf telkens weer. Planten verorberen mineralen uit de grond, dieren eten planten of elkaar, mensen bedenken manieren om natuur te herschikken. Maar het blijft natuur. Het blijft leven. Ik zeg alleen dat we zo goed mogelijk voor elkaar binnen de schepping van de natuur moeten zorgen.”

 

Femke staat op. “Zoals de vader van de economie stelde: streef het beste voor jezelf na, dan profiteert iedereen daarvan. Het beste is in ons geval het succes van dit dorp. En het is nog niet helemaal ingericht. Vooruit luilakken, aan de slag. Beveiliging, onderhoud, planten, eten en drinken. Er is genoeg te doen. Actie.”

 

12.

Carolien Jagersma heeft een afspraak met een hoge ambtenaar op het ministerie. In de email stond geen onderwerp voor het gesprek, dat vindt ze wel een beetje vreemd. Meestal gaat het over maatregelen met betrekking tot stikstof, energie, verkeer of industriële vervuiling. Nu weet ze niet waarover haar mening zal worden gevraagd. Misschien over het project van WBCG? Nou ja, ze zal wel zien.

 

Ze geniet van de rit. In de kinderzitjes achterin slapen haar dochtertje Marieke en Manneke, de zoon van Femke. Genetisch gezien is Manneke ook haar zoon en die van Jan natuurlijk. Dat maakt M&M broer en zus. Ze grijnst als ze een gele M bovenop een hoge paal naast een restaurant passeert. Mmmm, wat een m's. De kids zijn dol op autorijden. Ze slapen heerlijk door het zachte zoemen en het licht heen en weer en op en neer wiegen.

 

Ze rijdt in een dienstwagen van WBCG. Een hybride op waterstofgas en zonnepower. Als ze zoals nu tegen de honderd gaat, zijn de geavanceerde zonnecellen bijna genoeg om hem van energie te voorzien. Het weinige gas dat ze op deze manier verbruikt, zal ze thuis tanken uit de H₂-kuip waarin de apparaatjes van Jan en Geert het gezuiverde, opgevangen regenwater elektrolyseren en de voorraad op peil houden. Het heeft wat investeringsgeld gekost om platina plaatjes aan te schaffen voor de katalysator, maar dan heb je ook wat.

 

Ze heeft de laatste tijd twee petten op. Spreekbuis voor de klimaatgroeperingen en vertegenwoordiger van WBCG. Dat levert soms frikties op. Klimaatjongeren beschouwen autorijden net zoiets als voor een afstand van Eindhoven naar Amsterdam een privé-jet nemen. En ja, ook met deze dienstwagen produceert ze fijnstof. Via wrijving van de banden op het wegdek bijvoorbeeld. Toch vindt ze het belangrijk persoonlijk aanwezig te zijn bij besprekingen in plaats van via teleconferencing. Ze kijkt liever iemand diep in de ogen bij belangrijke onderwerpen. Er is een extreem goede pokerspeler nodig om verborgen agenda's uit haar zicht te houden, als ze op de aanwijzingen let die Femke haar heeft uitgeduidt.

 

Ze werpt een vlugge blik in de spiegel naar de twee Doornroosjes op de achterbank en het verkeer achter haar. Verbeeldt ze zich dat die grijze SUV al enige tijd op honderd tot tweehonderd meter blijft hangen? Ze is een BRRV, een bewust rustig rijdende vrouw. Er zijn meer BRRV'n en BRRM'n, dat weet ze, maar het is wel toevallig dat er een achter haar auto kleeft. Ze zet de cruise-control een tandje terug, waardoor de snelheid afneemt tot net boven de negentig. En ja hoor, de grijze auto mindert ook wat vaart.

 

Ze zegt: “Joris.” De telefoonchip vindt het nummer en zoekt verbinding met zijn telefoonchip langs een pad van telecommasten. De zoemtoon roert zich twee keer.

 

“Zeg het eens, Carolien.”

 

“Ik ben bijna voorbij Delft. Er zit een grijze wagen achter me. De chauffeur past zijn snelheid aan aan die van mij. Al een tijdje.”

 

“Zie je het nummerbord?”

 

“Nee, hij blijft te ver achter.”

 

“Misschien een andere milieufanaat? Of een angsthaas die niet durft inhalen. Ik zoek het uit.”

 

“Dank je.”

 

Langeveld hoort een klik, zucht en zegt: “Jan, kun je op de A4 kijken?”

 

Jan Koenen zit wazig voor zich uit te kijken. Zijn gedachten zijn bij een wiskundige component van een elektronisch vraagstuk. Hij keert terug op aarde en zegt: “Ja hoor.” Hij rammelt op een stel toetsen waarna op het linkerscherm van de batterij monitoren een vogelperspectief van de omgeving van Delft wordt getoond. Hij frunnikt aan een kleine joystick. Het beeld verplaatst zich en zoomt in op de snelweg. De rijstroken richting Rijswijk en Den Haag. Hij heeft toch meegeluisterd, denk Joris.

 

In Afghanistan waren ook digitale tovenaars geweest. Vooral Amerikanen. Wat ze allemaal deden had hij nooit begrepen, maar er kwam goede intel, informatie, die hen meermaals het leven had gered en de verblijfplaats van Taliban leiders in afgelegen gebieden had getoond. Koenen had hem en Lydia bijgepraat toen hun aanstelling als hoofd en subhoofd veiligheid bij WBCG rond was. Blijkbaar was er een link, verbinding, tussen computers van grote universiteiten, die de backbone, ruggengraat, vormde van het digitale web dat de wereld omspande, waarlangs door zwaar beveiligde routers ontelbare, opgedeelde en opnieuw samengevoegde informatiepakketjes flitsten. Het was ooit ontstaan uit afzonderlijke ARPA- en Milnetten, die door CERN werden samengevoegd tot het Unix internet met multi-user domains, hackerssites, relay chatrooms, bulletin boards, nieuwsgroepen en het gebruiksvriendelijker, commerciële klik en aanwijs World Wide Web. Koenen had eerst en vooral een anonymizer script voor hem aangemaakt, zodat hij verborgen bleef op het internet en in andermans computer.

 

Jan's snuffelsoftware bot maakt via een stenanografische interface verbinding met de Nederlandse routers die datapakketjes van verkeerscamera's, politiehelicopters en webcams met elkaar uitwisselen. De bot stuurt pakketjes die aan de zoekopdracht voldoen door naar Jan's router, die ze weer tot een samengesteld geheel transformeert. Vandaar het beeld van de A4 op de monitor. Zover snapt Joris het.

 

Na enig turen, zien ze de WBCG dienstwagen over de rechterbaan tsjoeken, op enige afstand gevolgd door een grijze auto met ongeveer dezelfde snelheid. Als die onder een verkeersbord passeert, schiet er een venster open en zien ze de nummerplaat. Er hangt vast een webcam, denkt Joris. Binnen enkele minuten staat een lange lijst met gegevens ernaast: eigenaar, verzekering, jaar van toelating, brandstofsoort, onderhoudsschema, laatste tankbeurt, snelheid, gemiddeld verbruik en nog enkele gegevens uit de boordcomputer. Hoe hij dat voor elkaar krijgt, gaat de verbeelding van Joris te boven.

 

Hij belt Carolien terug. “Het is een dienstwagen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Je wordt geschaduwd. Wacht even.” Op een tweede monitor verschijnt een transcriptie van een gesprek tussen een sub-hoofd en een uitvoerend agent van de BV. Hij schudt zijn hoofd. Onbegrijpelijk hoe Koenen dit flikt. Zijn ogen glijden over de woorden en hij vat de belangrijkste stukken voor haar samen. “Blijkbaar is er een verhoogd risico voor de minister van landbouw. Ontvoeringsdreiging. Jij hebt straks een afspraak met haar. Ze willen geen risico lopen.”

 

“Ok. Geen probleem. Dank je.”

 

“Dank Jan.”

 

“Dank je wel, lief.” roept ze. Snel gluurt ze in haar spiegel. De kids slapen rustig verder. Gelukkig.

 

Dus de hoge ambtenaar is de minister zelf. Het kan niet over zomaar een doorsnee milieu-onderwerp gaan, peinst ze. In de nieuwsberichten was afgelopen dagen niets bijzonders verschenen. Gek hoor. Ze haalt onwillekeurig haar schouders op. Haar blik in de spiegel glijdt over de slapende M&M en blijft hangen bij de schaduwende auto. Binnenlandse veiligheidsdienst dus. Ze voelt zich niet echt zekerder. Geen risico, hè?

 

Ze parkeert haar wagen, laadt M&M in een duo-buggy en wandelt het gebouw binnen. Ze voelt ogen op zich, maar ziet geen agenten met automatische wapens, zoals in de landen waar ze met haar klimaatvrienden protesten had bijgewoond. Discreet. Een schijnveiligheid, want ze had de beelden gezien van Nederlands militair binnenlands ingrijpen na een of andere dreiging lang geleden alweer. Tanks in tunnels, afgezette snelwegen. Duidelijke aanwezigheid op straat. Het is een sluimerende bescherming.

 

Een receptioniste begeleidt haar naar een openstaande deur waar wel een man met een oortje naast staat. Hij neemt haar van krullen tot witte stappers op, glimlacht bij het zien van de geeuwende kids (heeft ook kinderen?) en wuift haar door. “De minister wacht op u.”

 

De geijkte begroeting. “Goedemorgen, mevrouw Jagersma.” Een hand (het virus is tenslotte niet langer levenbedreigend), een kriebelende vinger onder de kinnen van Marieke en Manneke en dan toont ze haar rug om neer te ploffen op een stoel aan de lange tafel. Carolien zet de kinderen op de vloer waar ze nog verdoofd door het ontwaken uit een diepe slaap in een onbekende ruimte wat zitten rondkijken.

 

De vrouw lijkt vermoeid. Carolien vraagt zich af hoe zij zich zou voelen als ze hele dagen moest opboksen tegen protesterende boeren (die FU is echt verschrikkelijk), elkaar verantwoordelijkheid doorschuivende ambtenaren en Europese beperkende regelgeving. Het is nodig natuurlijk, die voorschriften. Sommige mensen zoeken nu eenmaal altijd de grenzen op, gedreven door een zucht naar meer, ingegeven door de snelle reclamejongens en -meisjes en financiers. Schulden zijn ook een fantastische drijfveer. Frans en Charlotte zijn tegenwoordig een stuk relaxter dan toen de bank de boerderij vrijwel bezat.

 

“U vraagt zich vast af, waarom ik u zelf te woord wil staan.”

 

“Hm. Het zal best belangrijk zijn.”

 

“Ja, dat is het zeker.”

 

Marieke wil op schoot en Carolien pakt haar op. Dan wil Manneke ook. Even later staren drie paar ogen de minister aan.

 

“U bent bekend met genetische manipulatie?”

 

“Ik weet wat genen zijn. Ik dacht dat dit Landbouw was, niet Gezondheid?”

 

Onverstoorbaar gaat de minister door. “Er is me verteld dat een gen een aaneengesloten reeks basenparen is, ATGC, die codeert voor een veelvoud van eiwitten, of die andere segmenten aan- of uitschakelt, of die wordt geactiveerd door specifieke omgevingsprikkels, of die actief is tijdens een bepaald ontwikkelingsstadium en daarna nooit meer, of die zich tijdens iemands leven voortdurend in- en uitschakelt.”

 

“Het eerste stuk wist ik al. Dat in- en uitschakelen niet.”

 

“Er wordt een hoop broodje-aap verhalen de wereld ingeslingerd door de media. Een gen voor lengte bijvoorbeeld is zo'n broodje-aap verhaal. De omgeving heeft een veel groter effect op groei. Betere prenatale zorg, voeding, gezondheidszorg. Het is niet één gen dat gedrag beïnvloedt. De relatie tussen genen en leefomstandigheden is uiterst ingewikkeld.”

 

De kinderen beginnen te friemelen en willen weer neergezet worden. Carolien laat ze langzaam naar de grond glijden. Ze beginnen kruipend, elkaar volgend, de kamer te verkennen. Ze bromt dat ze de uitleg nog steeds volgt. “Dat is niet wat de populaire wetenschap verkondigt.”

 

“Nee. Dat is waar. Professor Doctor Lukassen, hij heeft nog wat titels uit Amerika erbij, is in Wageningen aan het experimenteren om betere gewassen te kweken. Hij heeft een stel doctoraal studenten rondlopen en vraagt om een hogere rijksbijdrage. Op het punt van een doorbraak, beweert hij.”

 

“Goed voor hem.”

 

“Publiekelijk rept hij niet over genmodificatie. Maar daar komt zijn onderzoek wel op neer.”

 

“Terwijl de relatie tussen genen en kweekomstandigheden niet eenduidig vaststaat?”

 

“Juistem. Je hebt 't begrepen.”

 

“En waarom komt u bij mij?”

 

De minister zwijgt een moment, zucht dan en zegt: “Jullie experiment bij WBCG. Daar komt geen gepruts met genen bij kijken, toch?”

 

“Nee. Frans en Rowdy doen het op de ouderwetse manier.”

 

Een glimlach tekent de lippen van de bewindsvrouw. “Dat siert ze.”

 

De kinderen willen weer op schoot en Carolien hijst ze een voor een op haar dijbenen. “We hebben natuurlijk onze overkappingen met klimaatbeheersing en een kas voor speciale planten. De bewoners telen voor eigen gebruik, niet voor export.”

 

“En de resultaten zijn bevredigend?”

 

“We eten er smakelijk van. Charlotte doet voortreffelijk aan voorraadbeheer. Niet alle productie is de hele tijd beschikbaar.”

 

“Dan komen we nu aan het belangrijkste punt van deze voorbespreking.”

 

Een zacht rumoer bereikt hen door de dikke deur heen. Er is wat gaande op de gang buiten de vergaderruimte. Ze kijken alle vier in die richting. Dan plant Carolien M&M in de buggy en terwijl ze de laatste riempjes vastmaakt, zwaait de deur open en twee mannen met bivakmutsen op en dreigende bewegingen makend met automatische wapens stappen binnen. Door de deuropening heen ziet Carolien een derde man, eveneens getooid in bivakmuts, die een wapen richt op de beveiliger.

 

Een kwartier later zit de minister op een stoel voor het raam. Carolien heeft toestemming om de kinderen zoet te houden. Een van de mannen heeft een telefoonbericht gestuurd naar de landelijke pers. Hij heeft een foto van de geknevelde vrouw meegestuurd. “Zo kunnen ze mooie plaatjes schieten.” legt hij uit, terwijl hij de stoel zo draait dat ze frontaal naar de lucht buiten kan kijken. Hij verklaart dat hij hoort bij Farmers United en dat ze de stikstofmaatregelen geen goede zaak vinden en dat de regering niet naar de boeren wil luisteren. “Dan maar op deze onsympathieke manier.”

 

Ze vragen niet naar haar naam en naar de reden dat ze hier in deze kamer met de minister aan het overleggen was. Ze gaan er waarschijnlijk van uit dat ze een ambtenaar is en dat ze gebriefd werd over een interne aangelegenheid. Dat is de invloed van Jan, denkt Carolien. Ik redeneer steeds statistieker. De woordvoerder van de binnenvallers beantwoordt vragen aan de telefoon. De tweede man komt bij Carolien en de kinderen op de vloer zitten.

 

“Leuke kids.” zegt hij. “Hoe oud zijn ze?”

 

“Bijna twee en ietsje ouder dan een.”

 

“Allebei van jou?”

 

“Het is ingewikkeld.”

 

“Ze zijn van jou of ze zijn niet van jou.”

 

“Het is niet zo simpel.”

 

“Adoptie?”

 

Ze schudt nee.

 

“Nou, leg uit dan.” Hij wordt ongeduldig. En hij heeft een wapen.

 

Carolien haalt haar schouders op. “Deze (ze wijst op Marieke) is 100% van mij en deze (idem Manneke) is gedoneerd, zal ik maar zeggen.”

 

“Hoe bedoel je gedoneerd?” Hij kijkt verbijsterd en legt zijn geweer over zijn knieën om zijn handen vrij te maken en over Manneke's hoofdje te aaien. Die kijkt hem schuins aan met een afwachtende blik.

 

“Ik heb een bijdrage geleverd. Mijn vriend ook. Maar hij is gebaard door zijn moeder.”

 

De man aarzelt even. Dan grinnikt hij. “Spermadonatie. En een eitje. Moeder is onvruchtbaar?”

 

Carolien knikt ja. “Dat hebben we soms met koeien ook. Zijn alleen maar goed voor vlees of melk. Geen kalfjes.” Hij peinst even. “Wel een goed idee, eigenlijk. Je bevrucht een eitje van een andere koe met sperma en stopt het in de onvruchtbare koe. Ja, nuttig.” Hij staat op, loopt naar de man aan de telefoon toe. “Hé Jimmy, moet je horen.” En hij begint het hem te vertellen.

 

“Jagersma.” De man aangesproken met Jimmy roept haar. Met veel moeite raapt ze de tegenstribbelende M&M op en kuiert in zijn richting.

 

“Zeg het eens.”

 

“Jij bent de klimaatactiviste van WBCG? Waar Frans de Groot voor werkt?”

 

“Natuurliefhebster. Ja en ja.”

 

“Wat doe je hier? En nog wel met die kinderen?”

 

“Uitgenodigd. Oppasdag.”

 

“Wat hebben jullie te bespreken? Moeten we allemaal ons vee en land verkopen en in dorpen gaan wonen? En onze kinderen dan, mogen die geen boer meer worden?”

 

Carolien staat voor hem met op iedere arm een kind dat de man met bivakmuts aanstaart. “Frans heeft verteld dat hij lid was van FU. Hij heeft ook dingen over jou gezegd, Jimmy. Hij is niet trots op de blokkades en brandende hooibalen en asbest op de snelweg en mest voor de kamer en bedreigingen van bewindsmensen voor hun privé woningen. En dan nu dit (ze draait haar hoofd even in de richting van de geboeid luisterende minister). Waar ben je mee bezig, man?”

 

“Jij doet ook mee aan protestacties voor het milieu. Jij moet het toch begrijpen? Ze luisteren niet als je gewoon met ze praat.”

 

“Klimaatvrienden doen het niet voor zichzelf. Wel uit eigenbelang. Als we de klimaatverandering te snel doen toenemen, dan kunnen we ons niet vlug genoeg aanpassen om te overleven. Wij moeten ons aanpassen, Jimmy. We kunnen niet blijven hangen in een situatie waarin we uiteindelijk het onderspit zullen delven.”

 

Hij trekt de bivakmuts van zijn hoofd. De kinderen schateren. “Ga jij nou maar verder spelen met je kinderen.” Hij pakt de rinkelende mobiele telefoon weer op en begint eisen op te sommen.

 

De tweede man ontdoet zich ook van zijn bivakmuts. Hij blijkt een hoekig boerenmeisje te zijn. Ze gaat bij het trio op de grond zitten en kijkt af en toe op het scherm van haar mobiel om nieuws over de kidnap te volgen. Er blijkt nog al wat volk op de been buiten het ministerie.

 

In een bedrijfsruimte er tegenover overleggen hogere politiemensen met Van Haaren en Elspeet, De Groot, Langeveld en Dubrovi. Frans dringt er op aan onderhandelaar te zijn met de ontvoerders. “Ik ken die gasten van FU.”

 

Lydia stelt voor de mannen een voor een uit te schakelen. “Duurt te lang.” zegt Joris. “Je weet niet wat de anderen zullen doen, als ze het merken. Misschien zijn ze zo gek als een ui.”

 

“Dan moeten we het ongemerkt doen.”

 

“Te riskant.” zegt Femke. “Carolien is binnen met Manneke en Marieke.”

 

“Zoals Charlotte zou zeggen: een beetje van alles. Ik onderhandel. Jimmy en ik gaan al lang mee samen. Hij wil heus wel met me praten. Joris, Lydia en een SWAT-team kunnen de lui die ik gepasseerd ben uitschakelen.”

 

Binnen tien minuten is het karwei geklaard. Er blijken maar zes FU fanatiekelingen in het gebouw aanwezig. Achter de receptiebalie zit een van hen. Als hij de mannen en vrouwen in zwart en camoeflagekleding de deur ziet binnenkomen, steekt hij direct zijn armen hoog in de lucht. Lydia neemt de tweede voor haar rekening. Hij staat opzij van de lift, een beetje verdekt opgesteld, op zijn mobiele telefoon de nieuwsuitzending over hun escapade te bekijken, als zij hem sluipend van achteren nadert, een arm om zijn schouders slaat en een mes op zijn keel zet. Zijn telefoon klettert uit zijn handen op de betegelde vloer. De derde gaat voor gaas, als hij net Frans wil afleveren bij Jimmy. Het SWAT-team heeft haast en richt alle wapens op de deurwacht, die het zijne laat vallen op het tapijt en roerloos met geheven handen stopt met het bedreigen van de bewaker.

 

Frans gaat de kamer in, ziet Jimmy naast de minister bij het raam staan en Carolien met de kinderen en een jonge vrouw op de grond zitten. “Volgens mij ben je deze keer echt te ver gegaan, Jimmy.” zegt hij.

 

“Hé, Frans. Leuk dat je langskomt.”

 

“Ik heb wat mensen meegebracht. Ze staan nu nog buiten op de gang. Stop met deze onzin, dan kan het misschien goed aflopen.”

 

“Onzin? Onzin? Weet je wat onzin is?”

 

“Zeg het eens. Ik begrijp niet waarom je zoiets zou doen.”

 

“Als het aan de regering en die verdomde milieubeweging ligt, dan zouden boeren weer met paard en ploeg en handschoffel op het veld werken. Toen er in Nederland drie miljoen mensen leefden kon dat. Er zijn er nu meer dan zeventien miljoen afhankelijk van ons. Akkerland en weiden zijn niet meegegroeid. Het moet met machines en enorme stallen. Willen alle Nederlanders kunnen eten, dan moeten boeren intensiever te keer gaan. Hoe meer mensen er komen, hoe erger het wordt. ”

 

“En de plaag die mensen vormen wil van twee walletjes eten?”

 

“Ja. Plannen van dit kabinet zijn broddelwerk. Er zit geen lijn in. Ze hangen de huiken naar elke wind die waait. Er zijn er veel in dit kikkerland. Natuurbescherming, ok. Voedselvoorziening, ok. Reislust, ok. Stadsmensen die denken dat melk uit de supermarkt komt, ok. Sommige dingen zijn niet onderling verenigbaar. Er moet iets tegen gedaan worden. Er moeten oplossingen komen en niet de putten dempen waar verdronken kalveren in zitten. Als het niet goedschiks kan, dan maar op deze manier.”

 

Een zwaar met camoeflagestrepen gekleurde Lydia verschijnt in de deuropening. Jimmy begint zijn wapen op te zwaaien.

 

“Doe het niet, Jimmy.” probeert Frans nog, maar het automatische wapen blijft omhoog gaan tot het in haar richting wijst. Langzaam steekt ze haar handen de lucht in en laat het mes vallen. Jimmy grijnst en wordt op zijn achterhoofd geraakt met een stoel.

 

“Hij kan geen maat houden.” verklaart de jonge boerin en ze zet de stoel netjes terug onder de tafel.

 

13.

De minister zit met een stevige borrel aan de vergadertafel. De veiligheidsmedewerkers van WBCG hebben de kinderen naar Femke gebracht. Frans wordt gedebriefd door een politiechef. De FU activisten zijn ingerekend en in een geblindeerde bus meegenomen naar een cel.

 

Ze legt Jagersma een voorlopige uitwerking voor van een plan, opgesteld door experts van diverse disciplines. Carolien belooft haar het te bespreken met de verantwoordelijken van de Groep.

 

14.

De koepel overspant nu het hele gebied. Het huis, de apartementen, de drie dorpen om de voormalige boerderij van De Groot en de centrale kantoortoren. Het aangrenzende natuurgebied loopt hier en daar door onder de dikke gelegeerde platen. Op verschillende plaatsen reguleren apparaten het binnenklimaat. Als het te warm is, wordt er gekoeld. Als het te droog is, valt er 's nachts een verfrissende nevel.

 

Femke overziet alles dat onder de overspanning gebeurt in haar kantoor op de bovenverdieping. Manneke en Marieke zitten aan een tafel met kleurpotloden vrijwel binnen de lijntjes een enorme kleurplaat te vullen met primaire en secundaire tinten. Manneke heeft zijn tong tussen de lippen. Marieke strijkt telkens een weerbarstige lok weg naar achter haar oor. De kantoortoren is gebouwd door de bewoners zelf. Uiteraard heeft niet iedereen mortel staan mengen, beton staan storten of op de steiger bakstenen staan metselen. Maar allemaal hebben ze hun persoonlijke steentje bijgedragen.

 

Ze heeft haar huis gedoneerd aan het COA voor tijdelijke opvang van statushouders in afwachting van een eigen woonruimte. Samen met Manneke woont ze nu in een van de bungalows van dorp drie op het terrein van WBCG. In het kantoorpand huizen een schooltje, twee vergaderruimtes, een ehbo annex spreekkamer voor dokter Michael en het kantoor van Van Haaren dataresearch. De bewoners hadden tijdens een gezamenlijke bespreking de klacht geuit, dat de chef van het spul maar twee dagen aanwezig was op het complex. Ze zouden graag zien dat ze permanent beschikbaar was en dan niet via haar telefoon. Als WBCG niet was waar Femke moest werken, dan verplaatsten ze Femke's werk naar WBCG. Ze hadden een toren gebouwd waar haar kantoor sindsdien gevestigd is. Op een stevige fundering hadden ze een mengeling van hout, steen, kunststof, glas en plantengroen gebruikt om een fraai drielaags gebouwtje neer te zetten. In die zin is het een toren: hoger dan alle andere gebouwen onder de koepel.

 

Vandaag komt er hoog bezoek. Het is tijd om over een prolongatie van de oorspronkelijke opdracht van de minister van Landbouw te onderhandelen. Omdat het initiële plan diverse disciplines raakt, zullen er vertegenwoordigers van verschillende ministeries aanschuiven. Joris en Lydia hebben zich op de kop gekrabd en hun zorgen geuit over de risico's die dat met zich meebrengt. Elektronisch zal de beveiliging geen probleem vormen, daar zorgt Koenen voor. Maar er kunnen altijd mensen langskomen die bereid zijn hun persoonlijke vrijheid op te offeren voor een ideëel doel, zoals een tijdje terug die van Farmers United. Samen met Gregor hebben ze een handelingsplan uitgedacht en aan Van Haaren en Elspeet voorgelegd. “Wat denk je zelf?” had ze geantwoord en ze hebben voldoende extra beveiligers geregeld voor deze dag.

 

Het thema van het vernieuwde plan is water, energie en veiligheid (of kortweg WEEV). Oorspronkelijk hadden de experts van de diverse disciplines een samengeraapt zooitje aan ideeën opgesomd in het plan dat de minister na haar kidnap had voorgelegd aan Carolien. De groep had er in zitten strepen en ieder had aanvullingen gedaan om onderdelen op elkaar te doen aansluiten en het enigszins uitvoerbaar te maken. Het kostenplaatje zou astronomisch worden. Maar alleen in de beginfase. Daarna zouden de besparingen vanzelf terugkomen op de leeggetrokken plaatsen.

 

Het weerbericht voorspelt niets goeds. De orkaan die Florida enkele weken eerder heeft geteisterd, is in aantocht en er worden windsnelheden tot tegen de honderd kilometer per uur en volop neerslag verwacht. Het belooft een stevige test te worden voor de koepelconstructie. De berekeningen van Jan Koenen tonen aan dat er geen problemen zouden mogen ontstaan, maar je weet nooit. Peinzend staart Femke uit haar raam naar de naderende donkere wolken boven de doorschijnende dakdelen. “Kom kinders,” zegt ze. Ze staat op, buigt zich over de kleurplaat en complimenteert M&M met hun kinderarbeid. “We gaan jullie naar de oppas brengen.” Manneke zucht. Marieke zucht. Femke lacht. “Jullie vinden Alya toch lief?” Ze knikken allebei en leggen gelaten hun kleurpotloden terug in de doos.

 

Eenmaal buiten kuiert Femke met aan iedere hand een kind langs de moestuinen van dorp één. Verschillende bewoners zijn aan het harken, verplanten of oogsten. Ze groet iedereen en iedereen groet haar terug. De kinderen nemen alles met interesse in zich op. Alya staat al te wachten en neemt M&M van haar over. Ze loopt terug naar de kantoortoren, waar Pushtin bezig is met het klaarzetten van hapjes en drankjes in een van de vergaderruimtes. “Lekker.” zegt ze en proeft van een van zijn heerlijke soesjes. Dan komt Carolien binnen met de minister en haar gevolg.

 

Na het voorstellen gaan ze zitten om de ruime tafel. Ze wacht tot de gladekker die zichzelf bij het handenschudden Terry had genoemd, eindelijk zijn vlotte babbel beeindigt en in haar richting kijkt. Hij is van de oppositie en heeft niet zoveel op met gangbare gedragsnormen. Niet iemand die ze bij WBCG zouden willen hebben. De minister zit tegenover haar. “Welkom mevrouw. Welkom iedereen.” Ze kijkt ze een voor een aan. Het verst van haar verwijderd zit een jongere man met een kuifje. Hij kijkt haar recht in de ogen terug en er ontstaan de trekken van een licht glimlachje rond zijn mond. Hij was rustig achteraan de deur door gewandeld en had direct bewust voor zijn huidige zitplaats gekozen. Iemand die weet wat hij wil, denkt ze.

 

Het gesprek komt moeizaam op gang, mede door het voortdurende interpelleren van Terry van de oppositie, die met veel smakelijk smakken geniet van de door Gregor neergezette hapjes, proppen maakt van de servetten na zijn vingers en mond ermee te hebben afgeveegd en deze over zijn schouder richting afvalbak werpt, wat hem geërgerde blikken oplevert van de minister. Kuifje laat niets los en blijft haar over de tafel aankijken, zijn handen losje voor zich. Geen ring, ziet ze.

 

Eenmaal bladerend in het papieren voorstel dat ieder heeft ontvangen bij aankomst, ziet ze dat vrijwel elke aanwezige de aandacht richt op het herziene plan. Terry schenkt zich nog een keer in en morst op zijn papieren zonder een blijk van verontschuldiging. Hij denkt dat hij kan doen wat hij wil, veronderstelt ze. Ze verbeeldt zich dat hij met opgetrokken broekspijpen over de vers geploegde akker van De Groot stapt en grinnikt. Hij verstart een moment en giet dan het laatste restje uit de wijnfles. Het klotst over de rand van zijn glas en spat daarbij over zijn papieren. Net symbolische bloedvlekken als zijn bevinding van hun voorstel.

 

Na een uurtje vind ze het genoeg. De politici lullen maar wat om de hete brei en geven af op de kosten in plaats van naar de langere termijn te kijken. Ze besluit een afsluitend rondje te maken. Ze is benieuwd naar wat de overige twee aanwezigen hebben te zeggen. De minister vindt het een goed plan, maar wil het nog laten doorrekenen. Terry uit zich negatief en vindt dat het geld beter aan huidige problemen besteedt kan worden. Welke dat volgens hem zijn, zegt hij er niet bij. De oudere vrouw aan de linkerzijde van de minister blijkt van haar eigen partij. Ze zal het een en ander aankaarten in een nieuw te vormen werkgroep in de eerste kamer. Dan is Kuifje aan de beurt. Hij heeft alleen ogen voor haar als hij spreekt.

 

“Zou schaalvergroting hetzelfde resultaat opleveren, vraag ik me af. U heeft hier een diverse groep mensen bijeen gebracht, maar ze zijn handpickt, zorgvuldig gescreend, alvorens ze toe te laten tot uw project. En het lijkt democratisch met inbreng van alle bewoners, maar uiteindelijk is het alleen uw stem die toestemming geeft.”

 

Er klinkt een zacht zingerige toon in de klanken van zijn woorden. Het is prettig naar hem te luisteren, merkt ze. En zijn gezicht verlevendigt terwijl hij tegen haar praat. Alleen tegen haar, lijkt het wel.

 

“Ik stel me deze opzet voor in een stad als bijvoorbeeld Antwerpen of Rotterdam. Een multiculturele omgeving waar elke groepering iets voor zichzelf wil. Waar criminaliteit, drugsgebruik, naijver, pesterijen, kortom het hele scala aan menselijke negativiteit aanwezig is. Iets dat hier in uw project ontbreekt. Laten we het dan nog maar niet over rotte politieke appels hebben. (onwillekeurig gaat ieders blik richting de wijnmorser) Ik vind het een intrigerend experiment in een gecontroleerde situatie, volgens een computer gesimuleerd scenario. Ik weet dat voldoende ratten in een te kleine kooi stoppen rotzooi oplevert. Er is ruimte nodig om van individuele vrijheid te kunnen genieten. U biedt mensen die ruimte. In een stad is dat onmogelijk. U beweert dat micro landbouw de oplossing biedt. Ik vraag me af of boeren dat ook vinden en hun land ter beschikking willen stellen aan voormalige stadsbewoners. Ik vraag me af of mensen die hun hele leven in een betonnen doos zijn opgegroeid vrijwillig naar het platteland willen verhuizen. En ik vraag me af of iedereen blij zal zijn met een permanent dak boven het hoofd. Maar we zullen zien. Naarmate WBCG groeit, zal het meer en meer terrein en mensen opslokken. Wie weet zijn mensen toch sociaal genoeg om deel uit te maken van een betere toekomst.”

 

Zelfs Carolien is onder de indruk, ziet Femke. “Dank voor jullie reacties. We gaan dit intern nabespreken en u hoort nog van ons.” Ze neemt afscheid van de minister en haar gevolg. Kuifje houdt haar hand even langer vast.

 

“Het was me een genoegen.”

 

“Dank u voor uw inbreng. Zien we u binnen niet al te lange tijd nog eens terug?”

 

Hij grijnst. “Zou u dat willen?”

 

“We kunnen externe genuanceerde inbreng altijd gebruiken.”

 

“Ah, ik dacht dat u mij wilde terugzien.”

 

Ze bloost, merkt ze. “Dat ook, ja.”

 

“Ik zal met alle liefde en plezier een gaatje voor u openen in mijn agenda.”

 

“Ok. Ik bedoel, graag.”

 

“Ik heet Hans.”

 

“Dag Hans, tot spoedig.”

 

Het is buiten duister geworden. De storm trekt over en doordrenkt het exterieur van de koepel met hoosbuien. Door de dubbele beplating merken ze zelfs van het geroffel van de regen en het geknetter en gedreun van de bliksem nauwelijks iets. De bezoekers kijken voortdurend benauwd omhoog.

 

“Al eerder zo'n beproeving meegemaakt?” vraagt Hans. Femke schudt nee.

 

De chauffeurs van de bus waarmee de groep is vervoerd van Den Haag naar WBCG weigeren om in dit weer de oversteek naar hoofdstedelijk gebied te maken en Carolien stelt voor om een afscheidsdrankje te nemen op het terras van dorp één. De bewoners komen zich ongedwongen voorstellen en vertellen over hun ervaringen met het woonproject. De tijd verstrijkt zonder dat iemand zich verveeld, zelf Terry niet die in een geanimeerde discussie is geraakt met de ex-Rus over zijn Sovjet-tijd. “Laten we nog even blijven.” vraagt hij als de lucht lichter wordt en men aanstalten maakt te vertrekken. Niemand gunt hem dat en binnen vijf minuten heeft iedereen in de bus plaatsgenomen en vrolijk zwaaiend naar de achterblijvers verdwijnen ze richting civilisatie.

 

“Leuke vent.” merkt Carolien op tegen Femke.

 

“Ja.” Ze is blijven staan nadat de bus uit zicht is verdwenen. “Ja, leuke vent.”

 

15.

Als het laatste contract wordt getekend zal WBCG eigenaar zijn van alle grond tussen Roosendaal en Bergen op Zoom en kunnen bijna veertig afzonderlijke koepeldorpen aaneen geregen worden onder één grote overspanning.

 

Hans en Femke zullen gaan samenwonen. Zijn scherpe intellect zal een grote bijdrage leveren aan de gestage uitbreiding. Manneke en Marieke zullen samen met de andere kinderen naar de door bewoners vrijwillig gerunde school gaan. Het nieuwe Bravis wordt gebouwd op grond die nu in het bezit is. Medisch geschoolde dorpsbewoners zullen het overgrote deel van het personeel uitmaken en stadsbewoners kunnen kennismaken met de vriendelijke en behulpzame doktoren en verplegenden.

 

In een voortdurende uitwisseling van kennis en producten zullen WBCG en de omliggende steden een poel van innovatie vormen, waar andere plaatsen van meeprofiteren. Voormalige boeren uit het geannexeerde gebied worden verenigd in een samenwerkingsverband geleid door Frans de Groot als vraagbaak voor alle dingen die met voedselproductie te maken hebben en zullen zich afvragen waarom ze niet eerder zijn gestopt.

Impressum

Texte: Yuoan Brasseur
Cover: Yuoan Brasseur
Tag der Veröffentlichung: 01.05.2023

Alle Rechte vorbehalten

Nächste Seite
Seite 1 /